klassieke komedie voorziet Morrison het echtpaar op een tweede niveau van een bediendenpaar, waarvan Von Hofmannsthal nog iets had kunnen leren. Niet alleen becommentariëren ze de gebeurtenissen van uit hun eigen originele visie, maar ze zijn in wezen natuurlijk ook veel beschaafder. Vooral Sidney, de zwarte butler, beschikt over manieren waartegen die van de vrouw des huizes lelijk afsteken. Ik moet toegeven dat ik liever bij hen voor een dinertje zou worden uitgenodigd dan bij hun werkgevers, die lang zo lekkere gerechten niet voorgezet krijgen als zij zelf in hun souterrain-keuken verorberen.
Afwijkend van klassieke regels verschaft Morrison deze bedienden op hun beurt een subaltern bediendenechtpaar, waarmee ze weer een volgend vertelpad inslaat. Ze dienen slechts gedeeltelijk wat voor de hand zou liggen als the niggers nigger, maar ze zijn beiden dragers van een subplot dat op zichzelf voldoende inhoud heeft om twee complete romans te vullen. De man is een tot zijn roots teruggekeerde Amerikaanse immigrant en diens vrouw vertegenwoordigt de volgens de legende bij het aanschouwen van Dominique blind geworden uit Afrika aangevoerde slaven, die zo veel meer zien dan de zienden.
Het eerstgenoemde echtpaar droeg de zorg voor een verweesd nichtje, maar het kapitalistenechtpaar ontfermde zich met zulk een inzet over haar dat ze aan de Sorbonne promoveerde en tegelijk als fotomodel op de cover van Elle prijkte. De jongedame zit natuurlijk tussen twee stoelen. Ze is solidair met de black power, maar tegelijk een dochter van de westerse beschaving. De beschrijving van haar afschuwelijke crisis is het geslaagdste element van Tar Baby, en je zou willen dat de schrijfster zich daartoe had beperkt.
Maar nee, de voor haar zo kwellende, tot dusver latent gebleven vraag tot welke cultuur ze behoort, wordt op overdramatische wijze actueel door de komst van de hiervoor beschreven engerd, die ook alweer voorzien is van een uitgebreid eigen levensverhaal: hij is natuurlijk Vietnamveteraan, houdt van pianospelen maar ook is hij een fugitive of law die enkele jaren daarvoor met zijn auto zijn slaapkamer is ingereden waar zijn vrouw juist met een jochie van dertien de bijslaap bedreef. Zijn tank explodeert, hij tracht nog zijn vrouw uit de vlammenzee te redden, maar alleen het minnaartje, singed bald, but nothing more, ontsnapt aan de dood.
Jade, zo heet het geleerde fotomodel, wordt uiteraard op onweerstaanbare wijze bevangen door laaiende passie voor de kwalijk riekende en ongecultiveerde indringer en daarmee op een voor haar existentiële problematiek teruggeworpen. De naamsymboliek blijft trouwens intrigeren, zonder zinnig resultaat overigens: waarom de Chinese meisjesnaam Jade, waarom heet de vrouw van de Butler Ondine, ze is aquafoob, waarom de heer des huizes Valerian, afgeleid van valere, terwijl hij juist ziekelijk is. Kennelijk grappig bedoeld.
Bijzonder irritant bij alle geschakel is Morrisons gewoonte in haar verhaalstroom niet te vertellen wie er aan het denken is. Daardoor moet je soms pagina's opnieuw lezen om erachter te komen met wiens gedachten je op een gegeven moment te maken hebt. Deze vervreemdingstechniek kan natuurlijk zeer functioneel als literair middel worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld Uwe Johnson dat deed. Maar in dit geval blijft er alleen een vervelende nasmaak van buitenissigheid over. Hetzelfde geldt voor het voortdurende gepeuter aan voeten. Het is voor de indringer het meest begeerde lichaamsdeel van Jade, maar ook de andere personages peuteren er duchtig op los. Onmiskenbaar een bizar voortborduren op een fetisjistisch gegeven in de Japanse roman.
Ondanks dit alles vormt Jades tragische dilemma het sterkste deel, maar tegelijk vormt haar wedervaren opnieuw een bron van frustratie. Steeds weer terugkerend in Jades identiteitscrisis is een belevenis in een Parijse supermarkt, die mij wil voorkomen als gebaseerd op een authentieke ervaring van plaatsvervangende schaamte van Morrison zelf. Daar koopt een