Dolf Verspoor
Helder, klankrijk en overtuigend
Boosaardig idee, een dirigent vast te pinnen op een enkele van zijn componisten. Vergroeid met de barok zou ik een schets verkiezen over Shakespeare en Quevedo. Tijden her registreerde de jonge Edo de Waart twee symfonieën van Kurt Weill: wat wees toen op zijn latere ‘Ring des Niebelungen’ van Wagner? Mag een vertolker veelzijdig zijn? Mag hij switchen van zijn eigen periodes bleue et rose naar zijn Guernica? Gelijk de componist die hij vertolkt, gewapend met pen en prullenmand, wil hij wat de componist zelf veelal niet doet: de voor hele volksstammen dode letter of noot doen klinken. Hij daagt zich uit de notenbalken te vullen met een andere toonzetting, hem door zijn doeltaal gesuggereerd, helder, klankrijk en overtuigend. Maar hij mist, hautain, de nodige training via simpele versjes. Soms zal hij horen hoezeer formica-woorden als ‘echter’ en ‘slechts’ wanklanken geven. Wat hij echter nooit mag is onvrij vertalen. De vertaling moet zijn, naar Jiři Levý, een ‘Kunstgattung’ op zichzelf. Een goede vertaling veroudert niet: integendeel, Efim Etkind wijst op vele oudere en betere vertalingen in het Franse domein, waar intussen het dode woord en de dode syntaxis lang de valse toon hadden aangegeven.
Het verzoek van de redactie om mij te beperken tot Lorca is, als gezegd, lichtelijk malicieus. De ene kant: ik werd geprest tot vertolking van Lorca's poëzie (en toneel) door een apodictisch woord van Hendrik de Vries: Lorca is onvertaalbaar, gezegd in een tijd toen er