Buitenlandse literatuur
Fantastische literatuur in Duitsland
Klaus Siegel
Inleiding
Joachim von der Thüsen geeft in zijn essay een plausibele verklaring voor het verschijnsel fantastische literatuur. Zowel de ‘gothic novels’ als de produkten van de Duitse Romantiek ontstaan als een reactie op het gedachtengoed van de Verlichting. Deze sloot in haar optimistische visie op de mens haar ogen voor diens nachtzijden. Maar verdringing zoekt altijd een uitweg; in dit geval in op het eerste gezicht onschuldige en dartele regionen van de literatuur: sprookjes en fantastische vertellingen. Aan de hand van het romanlange sprookje van Der blonde Eckbert van Ludwig Tieck laat Joachim von der Thüsen ons zien hoe psychopathologische verdringing in de vorm van ‘het vergeten’ in taalkunstwerk gesublimeerd wordt.
Het essay van Sjaak Onderdelinden belicht de figuur van Gustav Meyrink op basis van diens Walpurgisnacht, waarbij heel andere aspecten naar voren worden gebracht dan waarmee hij meestal wordt afgedaan: een van die rare Pragenaren zoals Kafka die alleen maar opschreef wat je aan rare verschijnselen in die griezelige stad kon tegenkomen, zoals golems.
In het opstel dat Hans Henny Jahnns Die Nacht aus Blei tot onderwerp heeft tracht Paul van der Heijde aandacht te vragen voor een van de grootste schrijvers van de twintigste eeuw. Ooit bracht Athenaeum - Polak & Van Gennep een bundel verhalen van Jahnn in vertaling uit, maar er waren nauwelijks reacties. Die Nacht aus Blei is een fantastisch-surrealistisch meesterwerk, en ik hoop dat het spoedig in vertaling het grote publiek zal bereiken waar het recht op kan doen gelden. Aan een vertaling van Der Fluss ohne Ufer, een trilogie van 1200 pagina's, durf ik nog niet te denken.
De lijn naar onze tijd wordt doorgetrokken door Hans Ester in diens beschouwing over Das abenteuerliche Herz van Ernst Jünger, althans dat was de bedoeling. Deze roman wordt in Bohrers Die Ästhetik des Schreckens beschreven als het twintigste-eeuwse summum op het gebied van het fantastische. En toen sloeg het fantastische zelf toe: Ester las het boek en kon er, getuige zijn bijdrage, hooguit raakpunten met het fantastische in ontdekken. Zijn opstel toont aan dat we hier juist niet met fantastische literatuur te maken hebben! Achteraf bleek dat er twee totaal afwijkende versies van Jüngers roman bestaan, waarvan Ester de relatief ‘onschuldige’ had gelezen. Hij kondigt aan een tweede bijdrage te zullen schrijven, waarin hij dieper zal ingaan op de contrasten tussen de beide versies. Voor een eigentijdse fantastische roman verwijs ik naar een recent boek dat menigeen onder u gelezen zal hebben en geïrriteerd als een literair wanprodukt terzijde zal hebben gelegd: Patrick Süsskinds Das Parfüm. Misschien zal deze of gene het nog eens met de eerste bijdrage in zijn achterhoofd herlezen: we blijken dan niet te maken te hebben met een flauwe, zo nu en dan griezelige sprookjesroman zoals er zovele tijdens de Romantiek gewrocht werden, maar met een boek waarin een van de ergerlijkste verdringingen