Kroniek & kritiek
Poëtisch leven
Wiel Kusters
Kip tussen de vogels
In zijn kroniek over de dichter Hans Vlek (De Gids 1986/7) citeerde Remco Ekkers onder meer deze regels uit het gedicht ‘Geranium’ (1968):
Geranium, prachtige bloem
tussen de vogels, sieraad
van alles wat arm en goedkoop is.
‘Kip tussen de vogels’ - om die metafoor gaat het mij nu eventjes. De geranium wordt op treffende wijze niet met andere planten of bloemen vergeleken, maar met vogels. En meer in het bijzonder nog met de kip, die wel een heel speciale vogel is. Zij kan niet vliegen en niet zingen; in vergelijking met andere gevleugelden heeft zij iets ontroerend onhandigs. Daarbij komt nog dat ze nuttig is, wat haar verhindert alleen maar ‘mooi’ te zijn. Wie, zoals Vlek hier doet, de geranium met de kip vergelijkt, levert een metafoor in het kwadraat. Met in dit geval een bijzonder mooi effect.
Ooit, in 1954, werd Gerrit Achterberg door J.B. Charles aangesproken als ‘Giraf onder de dichters’, in een gelijknamig gedicht. Daarmee werden de andere dichters als vanzelf tot ‘de dieren van het vers’. Boven hen allen uit steekt Achterberg, als giraf en als fabeldier, ‘het niet te temmen zwaluwpaard’. Charles' metafoor lijkt op die van Vlek, maar de kwadratuur ontbreekt. In wezen is deze vergelijking veel alledaagser; ook in de spreektaal is ze aan te treffen. Ik herinner mij dat Jan Hanlo zijn Vincent-motor ‘de Rolls Royce onder de motorfietsen’ noemde.
Hoe zit dan de volgende vergelijking in elkaar? Chr. J. van Geel schreef in zijn gedicht ‘Urtica’ (ik las het in De Revisor van november 1975) over de brandnetel en noemde haar daar ‘de vlieg onder de planten’. Het is, naar haar structuur geoordeeld, een zelfde vergelijking als die van Charles. Maar inhoudelijk is er iets merkwaardigs aan de hand: de planten worden hier niet tot insecten, zoals de dichters in het tot Acherberg gerichte gedicht wél in dieren veranderden, expliciet zelfs. Blijkbaar is de overgang van plant naar insect in het algemeen te grof en zijn alleen afzonderlijke, zeer specifieke vergelijkingen als die van de geranium met de kip en die van de brandnetel met de vlieg acceptabel. De stap van mensen (dichters) naar dieren (‘de dieren van het vers’) is minder groot.
Wonderlijk is, dat hetzelfde nummer van De Revisor waarin ik het gedicht van Van Geel over de brandnetel las, ook een gedicht van J. Bernlef bevat met een soortgelijke metafoor: ‘Het wapen van de mus’. Daarin heet de mus: