Maarten 't Hart
Over de wapenen der zwakkere diersoorten
Welke zijn de zwakkere diersoorten? Dat is betrekkelijk moeilijk uit te maken, daar we bij elke zwakke diersoort altijd wel een nog veel zwakkere andere diersoort kunnen vinden. Gaat het dan om de zwakste diersoorten? Maar wie zijn dat? De eencelligen? De pantoffeldiertjes en amoeben en zweephaardiertjes? Maar zijn die wel zo zwak? Zeker, wapens hebben ze niet, maar ze veroorzaken wel verschrikkingen als amoebendysenterie, malaria, slaapziekte, en honderden andere akelige kwalen. Zij vallen dus buiten de classificatie. Gaan we wat hogerop in het dierenrijk, dan komen we bij de sponzen. Zwakke diersoorten, zeker, en bovendien zonder wapenen tegen vijanden. Maar ja, die hebben ze dan ook nauwelijks nodig, als er al eens een ‘hoger’ dier is dat een stuk wegbijt uit een spons dan regenereert dat ogenblikkelijk. Je zou kunnen zeggen dat het verbluffende regeneratievermogen, dat we door het hele dierenrijk heen vinden, het krachtigste wapen is der zwakke diersoorten.
Echte wapens van zwakke diersoorten vinden we voor het eerst bij de holtedieren. Daartoe behoren de Neteldieren en de Ribkwallen. De neteldieren nu bezitten netelkapsels die in de opperhuid in grote aantallen aanwezig zijn. Ze ontstaan uit speciale cellen (cnidoblasten). Het zijn ovale blaasjes met een dubbele wand. Aan de ene kant is de binnenwand ingestulpt. Ze gaat over in een holle draad die kabelvormig is opgewonden. Als gevolg van de instulping ontstaat er een opening, afgesloten door een kapje, gevormd uit de buitenwand. Aan de buitenkant steekt nu een zintuiguitsteeksel uit (de cnidocil). Het kapsel, direct daarachter, bevat een giftige vloeistof. Bij aanraking van de cnidocil wordt er vuur gegeven. De kabelvormige draad wordt naar buiten geslingerd. Daarbij kan die draad, als ze aan het uiteinde een soort stiletto bezit, in de roofvijand binnendringen, of ze kan zich eromheen winden of ze kan, bezet met een kleverige vloeistof, zich aan de roofvijand vasthechten. De eerste soort cnidoblasten bevat ook nog weerhaken aan het uiteinde.
Met dit wapen kunnen deze ‘zwakke’ diersoorten zelfs kreeften te lijf gaan. De stiletto's aan het uiteinde van de kabel kunnen gemakkelijk door het harde pantser van een kreeft heen dringen. Ze veroorzaken bovendien tamelijk grote wonden, mede omdat er bij het exploderen van de netelcel een vloeistof vrijkomt die weefsel wegvreet. Behalve de holtedieren hebben ook de poliepen deze netelwapens. De zoetwaterpoliepen gebruiken dit wapen gemakshalve ook voor de voortbeweging.
Ook nog weer wat ‘hogere’ dieren als de zeeanemonen hebben dergelijke wapens tot hun beschikking. Toch helpen deze netelbatterijen bij de zeeanemonen blijkbaar niet erg, want allerlei roofvijanden als zeeslakken, zeesterren, zeespinnen en vissen trekken zich er niets van aan, maar ‘grazen’ de zeeanemonen rustig weg.
Weer wat hogerop in het dierenrijk, vinden we bij de snoerwormen een merkwaardig wapen, de proboscis genoemd. Het is een soort slurfje dat met slijmklieren bedekt is en naar buiten gestulpt wordt bij aanraking. Het slijm verlamt de vijand. Bij sommige soorten spoelwormen bevat de proboscis ook nog een soort steekwapen, of een aantal kleine steekwapentjes. Dat steekwapen is dan giftig.
Vele andere soorten wormen, vooral die in de groep der draadwormen, kan men moeilijk ‘zwakke’ diersoorten noemen, daar zij doorgaans in hoge mate gespecialiseerd zijn als parasieten (trichinen, aarsmaden). Dank zij hun parasitaire levenswijze hebben ze nauwelijks ‘wapenen’ nodig. Anders is dit voor de regenwormen die een felbegeerde prooi zijn voor vele diersoorten, maar die toch geen wapens hebben om zich te verdedigen. Hun rest voor hun behoud slechts de vlucht, diep de grond in.