tot mens ontwikkeld. De Chichimecs, die zich al spoedig Azteken, Tolteken, Tiahuanaco's, Maya's en Inca's gingen noemen. Omdat het Paradijs hun niet bekend was, laat staan dat ze eruit waren verjaagd, ontplooiden ze zich in een heel andere richting dan Adam en Eva. Voor hen de vrijheid zonder zonde. Ze aanbaden dan ook volstrekt schaamteloos hun eigen ego: de Kukulcan oftewel de gevederde slang. Of - zoals de Azteken hem noemden - de Quatzalcoatl, de eerste gespleten persoonlijkheid bekend: een adelaar met een slang in de bek gezeten op een cactus. Volgens de ene historicus omdat er geen boom in de buurt was; volgens de andere vanwege een neiging tot masochisme. Hoe dan ook, pijn schenen ze niet te kennen. Ze zagen er dan ook geen been in jonge mannen en vrouwen te offeren aan de goden door ze levend te villen. Verder vonden ze het basketballspel uit en vestigden hiermee de grondslag van de Amerikaanse beschaving. De Maya's droegen eveneens hun steentje bij: de badkamer.
Terwijl de Aschkenazi en de Sefardim bleven waar ze waren, trokken de Tiahuanaco's het Panamakanaal over en streken neer in het Andesgebergte. Ze temden de lama, gebruikten hun wol om prachtige truien te breien; bouwden tempels en huizen, teelden bonen, pompoenen en Spaanse pepers. Eeuwenlang werkten ze zich uit de naad totdat ze er genoeg van kregen. Ze richtten een Frederik van Eedenbeweging op, aten wat binnen bereik was en rookten tevreden een pijpje cocaïne. Totdat ze een paar honderd jaar later bezoek kregen van een man met een gouden staf, de Sapa-Inca. Deze had de gewoonte met zijn staf in de aarde te prikken onder de uitroep: ‘Dit is van ons.’ Let wel, ‘van ons!’ en niet ‘van mij!’ Met hem begon in Zuid-Amerika het communisme, een leer die negentienhonderd jaar later zou worden overgenomen door Karl Marx en door de Christenen als ‘duivels’ zou worden betiteld.
Ondertussen hadden de Aschkenazi een bijzondere ontdekking gedaan: door een reeks plaatjes snel te bewegen kon men die schijnbaar tot leven wekken. Alweer protesteerde de rabbijn: dieren of planten mochten ze afbeelden, maar niet de naar God geschapen mens. Meteen werd er een handige advocaat in dienst genomen: nergens stond er in de bijbel dat men geen bewégende mens mocht afbeelden. Om toch maar elk risico uit te sluiten werd besloten om voor de bewegende plaatjes hun buren, de sjabbesgojs, te gebruiken. Ze drukten hen een gevederde pruik op het hoofd, beschilderden hun gezichten, gaven ze pijl en boog in de hand en zetten hen op paarden.
Er ontstond een verbluffend resultaat dat door ene Sam Goldfisch uitgroeide tot een lucratief handeltje. Want Sam zond zijn produkten naar de oostkust waar ze met een erbij geleverde zogenaamde Toverlantaarn werden vertoond in de tehuizen van ouden van dagen. Een hele afleiding voor mensen die zich al eeuwenlang rot verveelden.
Zoals bekend, arriveerden in de zestiende eeuw vanuit Europa de Barbaren om de Nieuwe Wereld het Christendom te brengen. Door een comité van ontvangst werden ze onmiddellijk uitgenodigd voor een avondje Toverlantaarn. Waarop ze na afloop uitriepen: ‘Eureka! Indianen!! Toch Indië!!!’
Om pas na eeuwen te ontdekken dat dit werelddeel Amerika heette.