Jan Juffermans
Over besproeiing van gemene velden
Wie heeft nog meegemaakt dat Gods water over Gods akker liep. Wanneer zijn we begonnen ons hemelwater te bevuilen? Zeker is dat ons internationaal besproeiingssysteem met de enorme energiecentrales, de auto voor alledag en de gekooide kippen pas goed is bedorven. Nu komt er niet alleen zegen maar ook zuur van boven.
We lieten het niet alleen van boven komen, we gingen ook zelf sproeien en spuiten, voor en tegen van alles en nog wat. De boer deedt het op een tractor met gespreide vleugels en de hele familie deed het met de spuitbus.
Naast het hemelwater moest zo ook het grondwater eraan geloven. En veel daar tussen.
Hoeveel Clubs van Rome, Global Reports to the President, Schumachers en Ehrlichs zullen we nog nodig hebben om het roer van deze kleine aarde een ruk de andere kant op te krijgen? Hoelang verblindt het enge vooruitgangsgeloof nog politici en wetenschappers? Wie schudt de werkers nog wakker voor zaken die niet heel direct in hun portemonnee merkbaar zijn? Als ontembare geldwolven blijven we achter de produktie aan hollen. Groei! Export! Onder het hollen is het lastig denken.
Over de bijverschijnselen worden fraaie rapporten geschreven en mooie woorden op de symposia gesproken. ‘Ja, we hebben wel wat probleempjes, maar daar vinden we ongetwijfeld wel wat op!’ Zullen we het nog mee mogen maken dat een gereïncarneerde Wagner zegt: ‘We zitten op het verkeerde spoor. Die zure regen, de 100.000 hongerdoden per jaar, het radioactief afval, het uitsterven van zoveel planten en dieren, de melkplassen en vleesbergen, het gif in moedermelk en onder woonwijken, het zijn allemaal signalen dat we een verkeerde koers varen. We moeten niet meer bijsturen, maar een andere koers uitzetten.’
We rotzooien in feite nog steeds maar wat aan en maken onszelf wijs dat het een hele kunst is. Want het gebeurt wel steeds wetenschappelijker: geautomatiseerd, gecomputeriseerd, gedigitaliseerd, geïnternationaliseerd, geraffineerd. Maar intussen hebben we een boterberg op het hoofd. Tolstoi heeft de huidige situatie treffend onder woorden gebracht: ‘Ik zit op iemands rug, doe hem naar adem snakken en laat mij door hem dragen. En toch blijf ik tegen mezelf en anderen zeggen dat ik medelijden met hem heb en zijn last zou willen verlichten door te doen wat ik kan, behalve door van zijn rug af te gaan.’
Dat moet dus gebeuren; van die rug af. Op eigen benen leren lopen. Zelfbewust door het leven. Voor politiek beleid zou je dat in een streven naar regionale autarkie kunnen omzetten. We hoeven niet op politici en wetenschappers te wachten. Velen voelden het al lang aan en gingen weer klompen dragen. Ze verkopen en eten onbespoten groenten, experimenteren met zonneënergie, maakten werk van hergebruik, reduceerden hun vlees- en energiegebruik, hebben de auto aan de kant gezet, bouwden windmolens, beoefenen ecologische landbouw of gaan op een andere wijze creatief om met de consequenties van de nieuwe informatie, die signalen; ze gingen op zoek naar een andere leef- en werkwijze. Dat is wel iets anders dan doemdenken.
Zou het nu enige zin hebben zoiets voor De Gids op papier te zetten?