Ellen L. Ombre
Over den afkeer der Maleiers van den Javaan
Wie een afkeer had van wie in het voormalig Nederlands-Indië, blijft onduidelijk. Maar als het zo was als in Suriname tussen Hindustanen en Creolen, dan was de afkeer wederzijds. Die volksgroepen vermeden het contact en ze wisten ook niet veel van elkanders levenswijze. Maar men was toch nieuwsgierig naar elkaar en speculeerde graag over elkanders eigenaardigheden. Zulke gesprekken waren niet voor kinderen bedoeld, maar je hoorde als kind van alles en nog wat, verstopt op een geheime plek onder de huiskamervloer, tussen de neuten waar het huis op stond:
‘Zij zal bloed huilen, die dochter van me. Ze moest toch zo nodig met een koelie in zee. En hoe vaak heb ik niet tegen haar gezegd, die mensen zijn niet te vertrouwen. Gierig zijn ze ook. Laatst geef ik Mai nog 2 1/2 cent. Wat denkt je dat ze vraagt? Of ik geen drie cent voor haar heb.
Nooit hebben ze geld. Maar als je het goud ziet wat ze om hun nek hebben hangen! Je zou zweren dat ze aandelen hebben aan de Lawarivier!’ (want daar werd goud gevonden).
‘Een Hindustaan is een gesloten boek. Niets kom je van die mensen te weten. Van hun gezicht kun je tenminste niet aflezen of ze nou kwaad zijn, treurig of wat dan ook voor gemoedstoestand. Schijnheilig! Ze drinken niet, maar laatst hoor ik toch dat er eentje zijn vrouw gekapt heeft in een vlaag van dronkenschap. En de kleuren die ze dragen: paars, roze, geel en rood, echt van die koelie-koelie kleuren. En ze zijn nog afgodisch ook. Weet jij wat voor beestekoppen begraven zijn onder die bamboestokken? Maar het is toch pure afgoderij. Ik als godvrezend mens, ik mag niet haten. Maar wat denk je dat mijn dochter tegen me komt zeggen, dat brutale nest? Dat Gopal zijn moeder