gever niet geoorloofd, verkeerd begrepen te worden’ (Idee 339). ‘Is 't geen schande, dat men middel heeft gevonden om 't uitleggen van de wet te maken tot een winstgevend beroep? (...) Wat zou er worden (...) van de advokaten, als we wetgevers hadden die in staat waren hun gedachten duidelyk uittedrukken?’ (Idee 340, 341).
Het ziek zit in ‘de rechten’. ‘Reeds de meervoudige vorm verraadt een onzedelyke beteekenis.’ Want we hebben de Romeinen niet nodig ‘om te weten: wat Recht is?’ En hetzelfde geldt voor ‘de gewoonten, sprookjes, wanbegrippen en vooroordeelen (uit) de donkerste dagen der middeleeuwen’ waarop ‘onze wetten, en vooral de omslachtige rechtspraktyk (...) nog altijd gegrond’ zijn of waaruit die althans zijn voortgevloeid (Over specialiteiten, blz. 161, 163). De rechtenstudie is een ‘studie in algemeene onbekwaamheid. (...) Wie slechts advokaat is, is 'n slecht advokaat’ (idem blz. 159). Ook rechters behoren gewoonlijk - ‘grootendeels juist ten-gevolge van hun akademische (op)leiding’ - tot ‘het verstandelyk en zedelyk minst-ontwikkeld gedeelte van de menigte (idem, blz. 153).
‘Debatteerkunstjes’ zouden voor advocaten geen waarde hebben, ‘indien zoo'n praat-specialiteit iemand tegenover zich had, die met eenvoudig gezond verstand en ongekreukt rechtsgevoel begaafd was.’ Maar als specialisten ‘van wat die heeren “de Rechten” gelieven te noemen, doorliepen zy denzelfden akademischen kursus van verstands- en gemoedsbederf...’ (idem, blz. 151, 152).
Ziehier de betekenissen van ‘het recht’ en van ‘de rechten’ bij Multatuli. Recht is een zaak van eenvoudig gezond verstand en ongekreukt rechtsgevoel; maar die worden bedorven door de studie in de rechten.
4. Het gezonde verstand, daarop komt het voor Multatuli aan. ‘Ik ben jurist (...). Ik slaap, leef en sterf met codices en de H. Boeken van 't corpus juris, nec non met 'n beetje toevoegsel van hedendaagsche parlementery./ Best, opperbest! Maar meen niet dat die specialiteit u vrystelt van eerbied voor gezond verstand.’ (Over specialiteiten, blz. 36). Welsprekendheid moeten we ‘aan goochelaars, geestelyken en biologen overlaten. By 't nuchter behandelen van zaken - en dit is (...) voor de balie (...) een vereischte - komt het aan op de zaken-zelf, en niet op de manier waarop deze of gene praatspecialiteit die zaken weet voortestellen.’ (idem, blz. 119).
Maar ‘... wie zal beslissen welk verstand voor gezond mag worden gehouden? Wat is gezond verstand?’ (idem, blz. 175). Voor Multatuli is 't streven naar kennis onze roeping. Het geloven op gezag strookt niet met het gezonde verstand; toch kunnen we het niet zonder deskundigen stellen, maar ons gezond verstand stelt ons gelukkig in staat die kritisch te volgen. Dat geldt ook ten aanzien van juristen ‘wier rechtgevoel tot in 't monsterachtige werd verwrongen door zeer speciale studien in ongerymdheid’ (idem, blz. 184). Dientengevolge ‘heeft de fachmässige beoefening van “de Rechten” ten-allen-tyde en overal schade gedaan aan het Recht’.
Multatuli weet wat er moet gebeuren om daaraan een eind te maken. Men moet in de plaats van de rechten ‘eerbied voor billykheid en gezond verstand (...) verheffen tot... 'n “regel in rechten” en tot den grondslag der “Jurisprudentie” in 'n beschaafde maatschappy’ (idem, blz. 164).
5. Ons recht, onze rechtsbedeling zijn sedert Multatuli's tijd sterk veranderd. Tal van de die veranderingen liggen buiten het bereik van zijn denken en kritiek. Zo hebben wet, bestuur en rechtspraak in onze sociale verzorgingsstaat functies gekregen, waarvan hij nooit heeft kunnen dromen. Andere veranderingen, zoals die in het rechtsonderwijs, hebben Multatuli's kritiek achterhaald. In ‘de rechten’ horen wij geen meervoud meer; we denken niet meer in termen van Romeins, canoniek, oud-Nederlands recht.
Niet alleen de stijl van onze tegenwoordige rechtsgeleerdheid, ook die van onze rechtsbedeling - onze wetgeving, ons bestuur, onze