klaren uit angst en onzekerheid en uit cultureel bepaalde onwennigheid. Wij schijnen soms meer dan we zelf beseffen bevangen te zijn door onzekerheid over het uiterlijk en de potentie van het eigen lichaam, hetgeen zich manifesteert in angst om zulks in anderen te ervaren. Zo ontstaat een schemerachtige gevoelsuitwisseling over wat ik voel, dat anderen voelen dat ik voel, tot aan gevoelens van verleiding toe, die men het liefst geneigd is af te dekken. Wellicht komt de handhaving van het taboe in een aantal opzichten zelfs meer tegemoet aan onze intiemere wensen en begeerten dan een algehele verlating daarvan: niets is zo prikkelend en tevens zo veilig als de eigen fantasie, al moet deze natuurlijk wel gevoed worden.
Hoeveel broekjes, hoeveel bikini's en hoeveel andere kledingstukken zijn in de loop van de tijd niet heimelijk weggedacht? Hoeveel voluptueuze lichaamswelvingen zijn niet uit de textiel gefantaseerd en opgeblazen tot schier onmenselijke proporties? Vanuit deze ogenschijnlijk tegengestelde belevingswereld bezien, wordt door de openstelling van naaktstranden en door het toelaten van pornografie in zekere zin onrecht gedaan aan een belangrijk aspect van de gecompliceerde menselijke lustbeleving: de zelflust, het ‘zich steeds toeëigenen’ van lusten, zonder dat deze - objectief gesproken - worden opgedrongen. Dit vormt mijns inziens het meest vitale levenselixer van de mens, waar waarschijnlijk geen enkele blote presentatie tegenop kan. Het laatste is zeker niet onbelangrijk: naast prikkeling bestaat ook gezonde nieuwsgierigheid, welke evenzeer bevrediging behoeft. De prikkeling is doorgaans groter bij een staat van bijna gehele ontkleding dan bij een van algehele ontkleding: dit wijzen ook nudistische ervaringen uit. De angst van veel mannen om op het naaktstrand een erectie te krijgen, blijkt meestal misplaatst te zijn. Of dit ook onverkort voor de geklede voyeurs geldt, zou ik niet weten; zij participeren niet zelf. Vrijgeving van pornografie draagt zeker bij tot zelfbevrediging en tot bevrediging van de primaire nieuwsgierigheid, hetgeen zonder twijfel veel frustraties zal voorkomen of mitigeren.
De strafbaarheid van openbare schennis van de eerbaarheid en van pornografie is intussen verre van werkelijk verklaard. Hier lijkt veeleer als motief te gelden een motto als: ‘Wat u graag wilt dat u geschiedt, gunt dat vooral een ander niet’. Het getuige (moeten) zijn van eens anders lustbeleving wekt immense jaloezie, tegen welk gevoel wij ons blijkbaar willen indekken. Het is de vraag of dit een geldig motief voor strafwaardigheid is. Ontegenzeggelijk kan doorbreking van een dergelijk taboe, met alle onderliggende menselijke roerselen vandien, niet worden geforceerd, maar het gaat aan de andere kant wel ver, wanneer het strafrecht dit taboe, dat over de gehele linie evident in omvang is afgenomen, zou blijven ondersteunen. Hypocrisie en preutsheid beschermen mensen ontegenzeggelijk tegen hun eigen ingewikkelde gevoelens, maar behoeven niet rechtens te worden gesanctioneerd.
Ondanks een actuele herwaardering door de Adviescommissie-zedelijkheidswetgeving, de commissie-Melai, van de zedendelicten, zoals deze in 1911 door de zedenmeester minister Regout werden geformeerd ter sauvering van de burgermoraal, lijkt een algehele ‘decriminalisering’ op het terrein van de publieke zedelijkheid voorlopig nog niet rondborstig te worden geaccepteerd; toch schijnt het parlement de pornografie uit het wetboek van strafrecht te willen schrappen. De vrouwenbeweging benadrukt sterk het misbruik van de vrouw, dat in dit verband zou worden gehonoreerd, terwijl recentelijk ook meer bekend geworden is over het misbruik van minderjarigen, soms zéér jeugdigen, in het kader van de keiharde ‘pornoindustrie’. Dit maakt het probleem er inderdaad niet eenvoudiger op. Het is echter de vraag of dergelijk misbruik, vaak gepaard met geweld, door de strafbaarheid van pornografie zal worden voorkomen. Daartoe dienen andere (soms strafrechtelijke) wegen te worden bewandeld. Daarnaast bestaat er veel ‘softe’ pornografie. Deze verbieden stimuleert zowel het taboe als de dubbelmoraal. Om nog een keer