het licht: 34,4% van het Westduitse bos was toen, in verschillende gradaties, aangetast. Rekening wordt nu gehouden met het volledig verlies van de helft van het bos in dat land. Als er geen ommekeer komt in het milieubeleid is het afsterven van de Scandinavische bossen, na de meeste meren, een kwestie van tijd. De eerste berichten over de gevreesde symptomen in Zuid-Zweden zijn al binnen. In Nederland lijden vrijwel alle bomen onder de verzuring van lucht en bodem. Volgens de normen die men in de Bondsrepubliek hanteert is meer dan 90% van ons bos aangetast. Steeds meer bomen worden, volgens recente mededelingen van Staatsbosbeheer, aangetast door de schimmel Lotsnot. Deze schimmel, die vroeger geen kwaad deed, vreet nu op grote schaal de haarwortels aan. Met als snotlottig gevolg dat de aangevreten bomen op den duur sterven.
Over de toekomst van de bomen praten leidt dus snel tot minder vrolijke gesprekken. Toen ik, begin dit jaar, voor een tijdje benoemd werd tot redacteur van het bomentijdschrift Global Forest werd ik geconfronteerd met de vraag hoe zo'n tijdschrift niet te laten vervallen tot een blad voor overlijdensadvertenties en ziektebeschrijvingen van bomen. De hoofdredacteur, die al langer met dat bijltje hakte, drukte me al de eerste dag op het hart dat niet in elk nummer de ramp van de ontbossing in z'n volle omvang geschilderd kon worden. Dat zou het blad onleesbaar maken. Nee, elk nummer moest hoe dan ook opwekkende artikelen bevatten over herbebossingsprojecten. Een verstandig redactiebeleid, maar het tekent de toestand: waarin bosdeskundigen zichzelf uit wanhoop verplichten tot optimisme.
Houthandelaren, al in de middeleeuwen importeerde u hout in de lage landen. Al de paal waarmee de poort van Den Briel gebeukt is, is naar alle waarschijnlijkheid door uw voorgangers uit Zweden aangesleept. Maar nog nimmer in de geschiedenis is uw produkt zó in gevaar geweest als nu. Geen zeerovers of bosbranden kunnen ook maar in de verte het gevaar van de verzuring benaderen.
Natuurlijk worden er pogingen in het werk gesteld om het kwaad te bestrijden. Niet alleen door Greenpeace en andere groenen. Ook de regeringen - degenen dus onder wier verantwoordelijkheid steeds meer olie en kolen worden verbrand, steeds meer vee op steeds kleinere oppervlakten hun ontlasting doen - zoeken in de vestibules naar een geschikte paraplu.
Onze eigen minister Winsemius wil jaarlijks 800 miljoen gulden uitgeven om aan het eind van deze eeuw de uitstoot van zwaveldioxyde (draagt vijftig procent bij aan de verzuring), stikstofoxyde (twintig procent) en ammoniak (dertig procent, afkomstig van de bio-industrie) gehalveerd te hebben. Dat is te weinig, zeggen milieuspecialisten zoals die van de Stichting Natuur en Milieu, om het bossterven te doen ophouden. En ook in verhouding tot het programma van de regering in Bonn is het een slap opzetje. Bonn wil over 10 jaar vijf maal zo scherpe normen in werking hebben als Den Haag. Maar of het plan-Winsemius uitgevoerd zal worden, is zelfs nog de vraag. De werkgeversorganisaties vno en ncw (bij wie de houthandel blijkbaar geen eerste viool speelt) maken er heftig bezwaar tegen. Zij voeren aan dat het beleid van Winsemius in werkelijkheid meer zal gaan kosten, ‘wel twee miljard gulden per jaar’. En wie zal dat betalen? Mij lijkt dat dat volgens het principe de-vervuiler-betaalt gefinancierd zou moeten worden, door middel van een heffingenstelsel. Maar daartegen wordt al bij voorbaat door de genoemde werkgeversclubs geageerd. Een langdurig en kortzichtig gevecht, waarvan nu al vaststaat dat onze gebladerde vrienden er de verliezers van zullen zijn.
Een lastige omstandigheid - die door de grote verzuurders in ons land niet ongaarne wordt benadrukt - is dat driekwart van de zwaveldioxyde die in ons land neerslaat, uit het buitenland afkomstig is. Geen reden om dan maar de Nederlandse raffinaderijen te ontzien, zoals Winsemius doet, maar een reden te meer om tot een krachtig Europees beleid tegen de zure regen te komen. Dat is ook de mening van een