eenheidsdenken. Het maakt het mogelijk een tegenstander te beschouwen als respectabel individu - in plaats van als domoor, duivel of dwaalgeest.
⋆
Stijl moet herkenbaar zijn, navolgbaar. Geheimtaal is stijlloos.
⋆
In de wereld van de stijl heeft iedereen recht van spreken. Men behoeft niet eerst gedoopt, gediplomeerd of benoemd te zijn voordat men een eigen stijl mag kiezen.
⋆
De Duitse filosoof Arthur Schopenhauer schreef enige jaren geleden, in Ueber Schriftstellerei und Stil: ‘De stijl is de fysionomie van de geest. Zij is onbedrieglijker dan die van het lichaam. Vreemde stijl nabootsen betekent een masker dragen.’
Bij deze opvatting van stijl - die dicht in de buurt komt van ‘gewoon jezelf zijn’ - past de hoge waarde die hij hecht aan eenvoud en naiviteit: ‘De wet van eenvoud en naïviteit (...) geldt voor alle schone kunsten.’ En later: ‘Daarom blijft de naïviteit het erekleed van het genie, zoals naaktheid dat van de schoonheid.’
Het is de vraag of de begrippen stijl en naïviteit zo mooi bij elkaar aansluiten als Schopenhauer zou willen. Hij pleit voor ‘een kuise stijl’, en in de combinatie van die twee woorden worden de problemen zichtbaar. Aan de ene kant: wanneer kuisheid geen kenmerk zou zijn dat tot de gelaatsuitdrukking van iemands geest behoorde, moet hij daar dan alsnog iets aan proberen te doen? Wordt dat geen nabootsing van anderen - een maskerade? Aan de andere kant: in het begrip kuisheid zit een element van bewuste afweer, van weigering. Dat past niet bij naïviteit. Een naïef mens gaat vrijuit het vreemde bos in. Hij stelt zich open voor wat hij ziet. Hij is niet van oordeel dat hij de wereld al kent. Een kuis mens daarentegen blijft thuis, in de zuivere kerk van het eigen geloof. Hij weet precies wat er allemaal voor slechtheid in de wereld te koop is en hij doet daar niet aan mee.
Van stijl is niet voor niets het woord ‘stileren’ afgeleid. De notie stijl houdt een vrij hoge graad van bewustheid in, en daarmee van kunstmatigheid. Stijl is ordening, weliswaar een persoonlijke (of groepsgewijze) ordening, met vervangbare regels, maar toch: een meer of minder overzichtelijk stramien van afspraken, of althans voornemens, over wat binnen die stijl wel is toegestaan en wat niet.
Stijl is niet de incidentele, verrassende vorm, maar de vaste, herhaalbare. In zoverre brengt iedere cultus van stijl het gevaar met zich mee van bevriezing, fixatie, van een masker dat al te vast is komen te zitten op het gezicht van de geest (en daarmee bijvoorbeeld op de manier van spreken, de omgang, de inrichting van een huis). Naïviteit is dan het antidotum, het herstel van de schone lei der onwetendheid, de vijand van iedere vaste stijl.
⋆
Kunstwerken komen voort uit een botsing tussen de behoefte aan stilering en de trouw aan naïviteit. Wat per tijdvak, per land, per kunstenaar, per keer het resultaat zal zijn van de botsing laat zich niet van tevoren vaststellen. Kunst is, per definitie, onvoorspelbaar. In dat kenmerk ligt de voornaamste maatschappelijke functie van kunst. Nu in onze eeuw de invloed van staat en wetenschap steeds groter wordt, wordt ook de pressie groter om alleen voorspelbaar gedrag te honoreren. Het ambtelijk denken is, net als het wetenschappelijk denken, gebrand op controleerbaarheid - en daarmee op kenbaarheid en voorspelbaarheid.
Kunst legitimeert de spaak in het wiel. Kunst ontregelt, is in dat opzicht stijlloos, maar vervangt ook altijd weer de ene ordening door de andere.
⋆
Stijl luistert nauw. Vrijheid is afwezigheid van stijl. De kunstenaar ziet zich voor de opgave