grammetjes weed aan. Die Chinezen (Turken, Perzen et cetera) zouden, zo meende men, best hun eigen beperkte zaakjes in de hand kunnen houden. Alsof een dealer behoefte heeft aan een beperkte klantenkring!
Nederland is niet alleen de traagste staat op aarde geweest die het hard drug-probleem wilde aanpakken, hij is eeuwenlang de grootste dealer op deze wereld geweest. De Koninklijke Nederlandsch Oostindische Begroting dreef voor het belangrijkste gedeelte op de inkomsten uit de opiumhandel, de zogenaamde opiumregie. Nederland is dan ook het land geweest dat zich zo lang mogelijk bleef verzetten tegen het verbod op de papaverteelt, de opiumhandel en het gebruik van de verslavende produkten. Ons voormalig Nederlands-Indië is tot ver in de huidige eeuw de grootste producent en doorvoerhaven van opiumprodukten geweest.
Nu huilt ons land krokodilletranen. Burgemeester Van Thijn weet van gekkigheid niet meer hoeveel drugcongressen hij moet organiseren of hoeveel adviezen hij moet inwinnen. Van Thijn moet eens de bibliotheek induiken. Dan zal hij zien hoe het Britse experiment van de vrije heroïne mislukt is.
Een persoonlijke noot. Prik. Op 29 oktober 1977 publiceerde Vrij Nederland een bijlage van Ton Hegeraad met als titel De (Nederlandse) staat als opiumpusher. Daarvoor en daarna heb ikzelf een rijkdom aan wetenschappelijke artikelen gepubliceerd over dit vraagstuk. Het hielp niets. Ik besloot uit armoede tenslotte maar journalist, dichter en geval te worden. Ik meende dat het niet langer zin had te betogen dat vooral Nederland - geschiedkundig beschouwd - de grootste schuldige is aan de hard drug-addictie.
Werkelijk, ik bleef ongelezen. Zelfs mijn uitvoerige ‘Druggebruik in de Nederlandse literatuur van Bilderdijk tot Vinkenoog’ (1978) als mijn ‘De geopiaceerde wereld van Willem Bilderdijk’ (1982) bleef een literair-historische anekdote.
Ik schreef een lang stuk in Het Parool - ergens in 1982 - over de geschiedenis van de heroïne en hoe het alles zo tragisch gebeurde. Weer niks.
Het was dan ook in het jaar 1982 dat ik mijn plan definitief opgaf om op een historisch drugonderwerp te promoveren. Ik had er geen zin meer in om te betogen dat ons eigen land zo heel lang opiumverpachter is geweest en zeker geen opiumjager. De politie werkt immers niet met historische voorbeelden en modellen. De politie denkt, zo is mijn ervaring, dat de heroïnehandel is uitgevonden in 1970 of daaromtrent. Betreffende de heroïnebestrijding denkt zij hetzelfde.
Als Sjaalman/Multatuli had kunnen schrijven over de opiumpacht in Indië, dan had hij aangetoond dat Nederland het meest verantwoordelijk zou worden voor een heroïneterreur in Amsterdam die anno 1984 brave burgers af en toe ziek van woede maakt. Dat Multatuli een zachte dood zou sterven onder invloed van morfine, toonde ik elders aan. Dat ik vrees dat de heroïne niet eerder uit onze samenleving verdwenen zal zijn totdat er een nog hardere drug op de markt zal verschijnen, is een eenvoudige wet van de addictionele geschiedschrijving.
Vroeger gingen de mensen dood aan de pest. Nu aan de heroïne of de kanker. Over dertig jaar aan nucleaire giften of een zwaarder soort alcohol. Wie herinnert zich nog de thee-, koffieen bilzekruidverslaving (aan dat laatste was Goethe verslingerd, dit terzijde)? Over drie decennia is heroïne ouderwets. Het feit dat Nederland de grootste pusher van deze heerlijke rommel is geweest, zal als een paal boven ons polderwater blijven staan.
Blijft de vraag over of de jacht (in plaats van de pacht) op (i.p.v.) opium/heroïnehandelaren ons koninkrijk nu meer oplevert dan toen. Ik meen van niet. De verslaving is gebleven. Met dit onderscheid: vroeger konden wij er onze staathuishouding voor een belangrijk deel van bekostigen. Nu gaat het geld naar louche particulieren. Ik weet niet wat Sjaalman geschreven zou hebben maar ik zou, als ik hem was, dit schrijven: ‘Heroïne in handen van de staat, net