G. van Benthem van den Bergh
Over de nieuwe wyze van reven
De wind is een onbeheersbaar voortstuwingsmiddel. Bij het aanwakkeren van de wind moet een schip zeil minderen, uit noodzaak om niet te kapseizen of plat te gaan en de mast overeind te houden, maar ook al eerder om de hellingshoek te beperken, het roer niet te zwaar te belasten en zo de snelheid in het schip te houden. Reven is bij de meeste kleinere zeilschepen al nodig bij windkracht 5 op de schaal van Beaufort (17 knopen of 31,5 km per uur).
De wijze van reven is medebepalend voor de zeewaardigheid van een schip. Hoe sneller gereefd kan worden en hoe minder mankracht dit vereist, des te zeewaardiger een schip is. Vroegere wijzen van reven waren langzaam en zeer arbeidsintensief: een groot aantal matrozen moest de masten van een slingerend schip in om zeil te minderen of te zetten. Omdat stoomschepen niet gereefd hoefden te worden, konden zij het met een veel kleinere bemanning doen en leden zij minder vaak schipbreuk. Een nieuwe wijze van reven zou daarom zeilschepen weer rendabel kunnen maken.
Er bestonden en bestaan vele wijzen van reven. De eenvoudigste was het wegnemen van één of meer van een grotere hoeveelheid zeilen. Men begon ook zeilen gedeeltelijk langs een ra op te binden of op te trekken langs de mast, zoals dat nog steeds bij sommige platbodems gebeurt. Het gebruiken van meerdere fokken (kluiver, vlieger) komt ook nog wel voor, maar omdat het ten koste van de snelheid gaat is het hoe langer hoe minder populair. Men heeft wel geprobeerd de het grootzeil overlappende en snelheid verschaffende genua, reefbaar - opbindbaar - te maken, maar dat had geen succes. Om een moderne tuigage te reven moet men nog steeds van voorzeil wisselen.
Bij het grootzeil bleef opbinden wel de meest wijdverbreide manier van reven. Het ouderwetse bindrif - oogjes met knuttels in het zeil en een met de hand doorgetrokken smeerreep - is geperfectioneerd in de ‘slab-reefing’, een systeem waarbij de, meestal door de giek lopende, smeerreep met een lier wordt doorgezet en de gereefde ‘slab’ zeil niet meer hoeft te worden opgebonden. Die nieuwe wijze van reven gaat razendsnel en vervormt het zeil niet. Het oorspronkelijke rolrif, waarbij het zeil om de giek wordt gedraaid, doet dat wel. Tijdens het zeilen - en daar komt het op aan - was die methode bovendien langzamer dan ‘slab-reefing’.
Maar het rolprincipe werd wel bepalend voor de nieuwste wijze van reven. Eerst werd een rolgenua ontwikkeld. Die genua kan met behulp van een vanuit de kuip te bedienen liertje om de voorstag worden gewonden en iedere gewenste afmeting krijgen tot een miniem stormlapje toe. Voor toerschepen staat de gereefde rolgenua goed genoeg. Dit rolsysteem werd vervolgens elektro-hydraulisch gemaakt: het ‘druk-op-de-knop’ reven. En het rolprincipe werd tegelijkertijd ook op het grootzeil toegepast. Dat wordt nu niet meer om de giek, maar in de mast gerold. Daardoor blijft het grootzeil beter staan dan bij het oude rolrif. Mocht de elektro-hydraulische bediening haperen, dan kan ook mechanisch worden gereefd.
De nieuwe ‘druk-op-de-knop’ wijze van reven is te duur voor kleine zeilschepen, maar maakt grote zeilschepen mogelijk met een even kleine bemanning als motorschepen - en veel lagere energiekosten. De snelheid van moderne zeilschepen hoeft, behalve bij in de windse koersen, niet veel lager meer te zijn dan die van motorschepen. Bij veel wind zal een groot zeilschip zelfs sneller kunnen zijn, omdat het de golven veel beter kan nemen. Zeilschepen zijn stil, ze stampen niet en ze rollen nauwelijks. Is er een aangenamer en geciviliseerder manier van reizen denkbaar dan varen zonder motorgedruis en met de vloeiende beweging van een zeilschip? De nieuwe wijze van reven zou daarom het zeilend passagiersschip opnieuw tot bloei kunnen brengen.