Rudy Kousbroek
Over het schynbaar overwicht der westerse beschaving
In het jaar 1655 werd door de voc een bezetting van acht Nederlandse soldaten (met hun vrouwen) achtergelaten op het eilandje Kissa, ten noordoosten van Timor, en vervolgens vergeten. Pas in het begin van de twintigste eeuw werden hun afstammelingen ontdekt.
J. Macmillan-Brown, die het eiland had bezocht, beschreef in The Dutch East (Londen, Kegan Paul, 1914) hoe deze afstammelingen bijna twee en een halve eeuw later hun identiteit nog hadden behouden. Ze hadden nog Nederlandse namen, beleden de protestantschristelijke godsdienst en benoemden nog steeds iemand uit hun midden om de kinderen te leren lezen, schrijven en rekenen.
Een indrukwekkende geschiedenis, maar kunnen er ook claims aan worden ontleend omtrent een overwicht van de ‘westerse beschaving’? Het is zeer zeker een bewijs voor de taaiheid en hardnekkigheid van iets, maar is dat iets ook meer dan alleen de godsdienst?
Hoeveel ‘beschaving’ ligt er in de (protestants-)christelijke godsdienst verankerd? Ik vermoed dat het Multatuli om deze vraag was begonnen en dat hij met dat schijnbare overwicht doelde op het aandeel van botheid en onverdraagzaamheid in dat onmiskenbare vermogen zich te handhaven en te overheersen. Niet alleen in de geschiedenis van de Nederlandse overheersing van ‘het zachtste volk der aarde’, maar in die van de hele westerse expansie in Azië vanaf de zestiende eeuw ontmoet men telkens getuigenissen over de tolerantie en de beschaving van de volken waarmee men in aanraking kwam, de wellevendheid van de kinderen ‘alsof zij aan het hof waren opgevoed’ (Valignano). In vergelijking daarmee zijn de Europeanen gemakkelijk te zien als ongemanierde, profijtbeluste godsdienstfanatici, wier overheersing niet berustte op ‘beschaving’.
Maar in de christelijke godsdienst bevond zich ook nog iets anders en dat was een manier van denken afkomstig van de Grieken, in wezen antagonistisch aan de religie zelf maar daarin doorgedrongen met de Renaissance.
Aan het feitelijke overwicht van het Westen kan geen twijfel bestaan; dat overwicht berustte en berust nog steeds op de westerse techniek.
Onze techniek is een rechtstreeks uitvloeisel van deze manier van denken, die beschreven