Maarten 't Hart
Over witte mieren
De naam ‘witte mieren’ is afkomstig van een Letlandse onderzoeker, J.G. König, die jarenlang in India woonde en die de eerste was die een verhandeling schreef over deze insekten. Deze verhandeling werd in 1779 gepubliceerd. Twee jaar later schreef, onafhankelijk van König, Henry Smeathman vanuit Afrika een brief aan de Royal Society in Londen, over het verbijsterende sociale leven van de ‘witte mieren’.
Witte mieren, thans termieten genoemd, zijn geen mieren, maar veel primitiever insekten die verwant zijn aan de kakkerlakken. Ze prefereren een hoge temperatuur en grote vochtigheid zodat ze op onze breedtegraad niet voorkomen. Grootvader uit de ‘Losse bladen uit het dagboek van een oud man’ van Multatuli had zich dus niet hoeven afvragen of er ‘geene “witte mieren” in het tuinhuis waren’ tenzij dit verhaal in Indonesië speelt. Of in Zuid-Europa, want twee soorten termieten komen daar voor.
In tegenstelling tot de mieren kennen de termieten slechts een onvolledige gedaanteverwisseling, dat wil zeggen dat de dieren die uit het ei komen dadelijk al op het volwassen stadium lijken. Na een aantal vervellingen groeien de termieten uit tot of dieren met geslachtsorganen en vleugels, of tot soldaten dan wel arbeiders. De arbeiders zijn klein, ze hebben geen ogen, hun kop is rond en licht van kleur. Door de huid heen zijn de darmen te zien. Vandaar de naam ‘witte mieren’. Dit alles geldt ook voor de soldaten, maar die hebben een kop die helemaal is omgevormd tot bijtorgaan.
Anders dan bij andere sociaal levende insekten zoals bijen en mieren, hebben de termieten zowel een koningin als een koning. Na een bruidsvlucht waarbij de bevruchting gewoonlijk nog niet plaatsvindt, graven koning en koningin samen een holletje waarin de paring geschiedt. Bij bijen en mieren vinden we altijd alleen maar één koningin aan het hoofd van een mierenstaat dan wel bijenkolonie.
De termieten kunnen geweldig grote staten vormen, met reusachtige meters hoge hopen. Hun hoofdvoedsel is cellulose dat ze evenwel, net als de kakkerlakken, niet zelf kunnen verteren. Daartoe behoeven ze de aanwezigheid van zweepdiertjes die in de endeldarm leven. De termieten geven elkaar de zweepdiertjes over, onder andere via het eten van elkaars uitwerpselen. Waarschijnlijk moet daarin ook de oorsprong van de sociale levenswijze gezocht worden: een garantie voor de aanwezigheid van zweepdiertjes. Bij sommige termietensoorten verteren schimmels de cellulose. Ja, er zijn soorten die hele schimmelcultures aanleggen.
Omdat termieten van cellulose leven, houden ze uiteraard ook van papier. Het is daarom