roemde toneelstuk, en dichtte:
‘Will ich die Blumen des frühen, die Früchte des späteren Jahres,
Will ich, was reizt und entzückt, will ich, was sättigt und nährt,
Will ich den Himmel, die Erde, mit einem Namen begreifen,
Nenn' ich, Sakontala, dich, und so ist alles gesagt.’
Literatoren als de gebroeders Schlegel en Friedrich Rückert lieten zich inspireren door de Sanskrit literatuur. In Nederland verschenen vertalingen uit het Sanskrit van de hand van P.A.S. van Limburg Brouwer in De Gids (1867), nr. 1, 6, 12; 1868, nr. 8, 1869, nr. 7).
De studie van de taal zelf en zijn verwantschap met de Europese talen had een degelijke basis gekregen toen in 1816 Franz Bopp zijn vergelijking het licht deed zien van het verbuigingssysteem van het Sanskrit met dat van het Grieks, het Latijn, het Perzisch, en het Germaans. Alom in Europa werden leerstoelen voor de nieuwe wetenschap ingesteld. Nederland was aan de beurt in 1865. De jonge geleerde Hendrik Kern die in Benares het Sanskrit onderwees aan Britse ambtenaren in opleiding, werd teruggeroepen om te Leiden als eerste hoogleraar in het Sanskrit aangesteld te worden. Het begin van een bloeiende wetenschapsbeoefening die nu, na 120 jaar, met wijs beleid drastisch wordt teruggesnoeid.
Dan kan men zich tenslotte verbazen over de volgende coïncidentie:
1. Hendrik Kern maakte deel uit van de Multatuli-commissie die de schrijver een toelage wilde bezorgen. Hij wist daarbij Douwes Dekkers ergernis te wekken door te verklaren dat het niet de bedoeling was dat deze zou gaan luieren.
2. In de loop van de negentiende eeuw kwam men tot de conclusie dat het Sanskrit helemaal niet kan gelden als moeder van de taalfamilie. Integendeel, in sommige opzichten vertegenwoordigt het een later taalstadium dan bijvoorbeeld het Grieks.
3. Uit Multatuli's werk is niet op te maken dat hij van dit veranderd inzicht op de hoogte was. Het Sanskrit bleef hem fascineren, blijkbaar zonder dat hij zich er werkelijk in verdiepte.
Ach, als hij zich eens luisterend aan Kerns voeten had gezet!