De Gids. Jaargang 147
(1984)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 548]
| |
Buitenlandse literatuur
| |
[pagina 549]
| |
de mens en de wereld zijn verwoord, is in zijn poëzie te vinden. Octavio Paz is als dichter zelf een overtuigend voorbeeld van de maatschappelijke en intellectuele rol die een dichter volgens zijn poëzietheorie zou kunnen en moeten vervullen: de ware dichter is immers niet iemand die alleen maar fraaie woordcombinaties fabriceert, maar hij is zowel een uomo universale als een schatbewaarder van het meest specifieke menselijke attribuut: de taal en het door de taal bestuurde denkproces. Paz analiseert de geschiedenis van de mensheid en van de huidige samenlevingen met behulp van de poëzie en de plaats die de poëzie in de samenleving inneemt; hij beschouwt de poëzie als het superieure tekensysteem van de menselijke beschaving, en in dat verband is een verwijzing naar de opvattingen van Lévi-Strauss interessant. Lévi-Strauss noemde de antropologie een onderdeel van de linguïstiek, dit in tegenstelling tot bepaalde Amerikaanse antropologen die de linguïstiek juist als een hulpwetenschap van de antropologie beschouwden. Daarbij maakte Paz de kanttekening dat het juister zou zijn om niet te spreken van ‘linguïstiek’ maar van de ‘wetenschap der tekens’; in een toekomstige semiologische wetenschap, die de basis zal zijn van alle menswetenschappen, is zowel de linguïstiek als de poëzie besloten. De dichter is, in Paz' conceptie, de kenner en beheerser der tekens in taalvorm; hij beschikt zodoende bij uitnemendheid over het krachtigste beginsel van het beschavingsproces. De dichter geeft uiting aan wat het uniekst is in hemzelf, maar hij doet dat via tekens die door de gemeenschap begrepen kunnen worden. De poëzie maakt het ‘andere’ van elk individu zichtbaar; zij maakt het verschil en het gemeenschappelijke tussen de mensen duidelijk. De beelden en de verbeeldingskracht van de poëzie zijn erop gericht dat aan anderen iets wordt verklaard, zodat zij kunnen worden beïnvloed en veranderd. Een gemeenschap van verschillende individuen kan alleen bestaan dank zij veranderingsprocessen; elk beschavingsproces is een veranderingsproces, en de meest superieure vorm waarin de ‘andersheid’ en de verandering tot hun recht komen is de poëzie. Door de poëzie te hanteren als het beschavingsprincipe bij uitstek, neemt Paz het op tegen de suprematie van een aantal andere veranderingsfactoren zoals de technologie, de economie, de technocratie en de politiek.Ga naar eindnoot4. Hij bestrijdt in tal van essays en studies - en ook in gedichten - het autoritaire geweld, de infantilisering en de mutilatie van het menselijke, die door de niet-poëtische veranderingsfactoren teweeg worden gebracht of beoogd. De poëzie roept op tot rebellie tegen die maatschappelijke grootmachten die geen menselijke maat bezitten; Paz ontwikkelt in een tijdvak van toenemende specialisatie en abstractie een universele humanistische visie. Zijn principiële individualisme en idealisme contrasteren met de meeste maatschappelijke opvattingen die nu opgeld doen.Ga naar eindnoot5. De poëtische filosofie van Octavio Paz, die meer is dan een filosofie, want ze is zowel levensvisie als wereldbeschouwing, is in feite de voltooiing, correctie en vervolmaking van de surrealistische theorie zoals die door André Breton, Benjamin Péret, Herbert Read, Karel Teige, Roger Caillois, Nicolas Calas en anderen is ontwikkeld. In het werk van Paz wordt het begrip surrealisme overigens voornamelijk in historische zin gebruikt: zijn werk geeft vaak kritiek op historische aspecten van de surrealistische theorie, maar deze kritiek duidt niet op een wezenlijke controverse. Hij vergrootte met zijn kritische aanvullingen de innerlijke samenhang van een theorie die in bepaalde opzichten te esoterisch en te abstract dreigde te worden. Het vroege surrealisme manifesteerde zich, zoals bekend, als een revolutionaire beweging. De grondleggers van deze theorie waren bezield door een vertrouwen in de vrijwel onbegrensde mogelijkheden tot vernieuwing en verandering van de samenleving; zij waren in dat opzicht kinderen van hun tijd. Het surrealisme ging niet in de eerste plaats uit van een revolutie tegen de sociale, politieke, economische en militaire structuren - maar dat die structuren | |
[pagina 550]
| |
zouden moeten verdwijnen was voor de surrealisten een impliciet uitgangspunt; de grootste prioriteit werd gegeven aan de rehabilitatie van het denken of, zoals het in het Manifest van het surrealisme staat, aan het ‘werkelijk functioneren van het denken’, dat door het rationalisme, door de moraal en de esthetische opvattingen was geremd en verminkt. Literatuur en kunst werden beschouwd als de effectiefste middelen om de rehabilitatie van het denken tot stand te brengen, en zodoende de aanzet te geven tot een fundamentele verandering van het leven en van de wereld. In de surrealistische theorie werden literatuur en kunst volstrekt losgemaakt van de esthetiek: in het Manifest van 1924 wordt dan ook niet over het scheppen van literatuur of kunst gesproken, maar over ‘het werkelijk functioneren van het denken tot uitdrukking brengen, hetzij verbaal, hetzij schriftelijk of op welke andere wijze dan ook’. De kunst werd ondergeschikt gemaakt aan de psychische activiteit. Volgens de grondleggers van het surrealisme zou welke maatschappelijke revolutie dan ook niet kunnen leiden tot een volledige rehabilitatie en emancipatie van de mens, zonder een dergelijke psychische heroriëntering. Meer dan andere revolutionairen van het begin van deze eeuw, hebben de surrealisten willens en wetens utopistische idealen gekoesterd. Hun revolutie heeft wellicht daarom nooit plaatsgevonden in de sociale werkelijkheid; de beweging werd gaandeweg vooral een wereldbeschouwelijke filosofie. Of de politieke en economische revoluties die wel plaatsvonden in onze eeuw zo veel meer hebben verwezenlijkt van hun oorspronkelijke humanitaire doelstellingen en idealen, valt trouwens te betwijfelen; de sociale en staatkundige gevolgen van die revoluties zijn in de meeste gevallen met zo veel bloed besmet dat het vrijwel onmogelijk is om ze te noemen zonder er onpasselijk van te worden.Ga naar eindnoot6. In de jaren zeventig is door een aantal surrealisten de balans opgemaakt van een halve eeuw activiteiten en theorievorming. Daarin schreef Robert Lebel: ‘Een surrealistische civilisatie, daar zijn wij altijd in blijven geloven, maar laten we eens en voor al aanvaarden dat zij clandestien en prachtig alleen zal blijven met haar dromen, haar raadsels, haar respectloosheid, haar ononderworpenheid, haar veeleisendheid en haar verachting.’Ga naar eindnoot7. Tegenover de semi-clandestiene en daardoor onvermijdelijk esoterische toekomst van het surrealisme, zoals Lebel, Bounoure, Effenberber en anderen zich die voorstelden, heeft Octavio Paz vanuit dezelfde denkbeelden een theorie ontwikkeld voor de homo poeticus en voor een door het poëtisch inzicht kritisch gevolgde samenleving.Ga naar eindnoot8. Paz heeft zich in de loop der jaren steeds meer gedistantieerd van overhaaste revolutionaire oplossingen, al acht hij veranderingsprocessen essentieel voor iedere menselijke samenleving. Door samen te leven veranderen mensen elkaar en zichzelf; veranderingen behoren tot het leven zelf; en juist daarom is het mogelijk om de veranderingen met een bezielend poëtisch inzicht te beïnvloeden. Het denken van Octavio Paz behoort tot dezelfde anti-nihilistische traditie waartoe de filosofen van de Renaissance en de Verlichting gerekend kunnen worden. Zijn visie op de mens en zijn toekomst is ook verwant aan die van Bertrand Russell en Claude Lévi-Strauss, die een even universele en verlichte wereldbeschouwing hebben geformuleerd. De originaliteit van Paz' theorie ligt onder andere in het feit dat hij bepaalde tegenstellingen met elkaar weet te verzoenen, zoals die tussen individu en samenleving, natuur en cultuur, waarheid en poëzie, vrijheid en afhankelijkheid, het zinloze en het zinvolle, en dat hij de continuïteit van leven en dood aannemelijk weet te maken.Ga naar eindnoot9. Hij overbrugt daarmee ook de kloof tussen het westerse denken en de levensleren van het Oosten; in vele essays onderzoekt Paz de overeenkomsten en verschillen tussen Oost en West, op zoek naar hun verbondenheid en samenhang. Daarom constateerde hij ook met zo veel instemming hoe Claude Lévi-Strauss, die zichzelf een marxist noemde, in | |
[pagina 551]
| |
zijn boek Tristes tropiques een verzoening tot stand brengt tussen de verschillende wegen ter bevrijding van het menselijk bestaan: de weg die het marxisme aangeeft en de methode die in het boeddhisme wordt geleerd. Paz typeert de beschouwingen van Lévi-Strauss als ‘het marxisme gecorrigeerd door het boeddhisme’.Ga naar eindnoot10. De poëtische levensleer van Octavio Paz is een van de meest universele wereldbeschouwingen die thans bestaat. Hij heeft zowel de Romantiek als Zen ‘gecorrigeerd’, en de surrealistische theorie omgesmeed tot een inspirerend filosofisch beginsel dat gericht is op een meer poëtische toekomst. |
|