De Gids. Jaargang 147(1984)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 460] [p. 460] Toon Tellegen Vier gedichten Een binnenplaats Terugkerend na een vergeefse reis, leeg: de koets, glanzend zwart gelakt, staat stil op een binnenplaats, luiken voor de ramen, geraniums tegen de muren, stokrozen, en het is middag, warm, met schaduwen, in het meer springt de karper omhoog, schone dagen! verblindend! De zon verdwijnt, de koets vertrekt, wij komen door een deur de binnenplaats op, wij stappen in. Maar de koets is reeds vertrokken, zojuist! wij stappen in de lucht of op een wolk, hangen daar wat rond, zwevend, langdurig, en als wij willen: nauwelijks. De avond komt en een andere tijd en de maan en de avondlijke geur van rozen. [pagina 461] [p. 461] Een boek Wij lazen in een donker boek, wij lazen en vergaten dat wij elkaar kusten en dat één van ons niet meer bestond, wij reden langs een weg tussen grijze korenvelden. Het regende, het werd donker. De paarden stokten. Er was niets begaanbaars om ons heen. De voerman viel in slaap. Hoe zacht zuchtte de aarde daar. Wij sloegen het boek weer dicht en vergaten dat wij elkaar kusten, verdwenen toen uit het gezicht tussen de sterren. [pagina 462] [p. 462] Een reis Wij reden eens door de nacht in een zwarte koets. Wij deden alsof wij wisten waarheen wij gingen en hoe de dorpen heetten die wij passeerden, en alsof wij de voerman kenden en de nacht en wisten wie wij waren en waarom wij elkaar kusten, waarom wij van de weg af raakten. Zo reden wij daar door de nacht en reed de nacht door ons. wij hoorden zijn bevelen in de diepte onder ons, tussen ons. [pagina 463] [p. 463] Een vuur Langs de weg in de avond op een veld werd een vuur gestookt, de woede schoot uit de vlammen tevoorschijn, kwam op ons af. ‘Jullie daar!’ riep zij. Zij blies in haar handen, wachtte, blies, nam één stap en verdween in ons. Wij begonnen elkaar te slaan, daar, op die weg, sloegen elkaar dood, sleepten elkaar in de berm, bedekten elkaar met bladeren, takken met doornen, zand, klopten onze jassen af en reden toen verder, wij zagen het vuurtje uitgaan in de verte, wij reden verder door de nacht. Vorige Volgende