De Gids. Jaargang 147(1984)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 444] [p. 444] Frans Budé Sneeuw. Geruimd Landschap Meanders. Zoveel wegen zonder naam. Een dood moment van wijdte, ver en wit het landschap in Zo lang geleden - Is dit een reis of gaandeweg een streek? Smerig zijn de paden, afgelegd in sneeuw, vastgevroren nagels, geknipt voor rouw De afgesloten ogen, geknepen tot een kier Voorgoed dezelfde trekt hij het duister in, onbewogen breekt men tak na tak de bomen uit zijn raam. [pagina 445] [p. 445] De vlucht Noordkant. Venen Uitgewoond als sneeuw Een vogel spreidt een schreeuw Vliegwerk. Hoe hij opgaat en nooit meer vallend in zijn schreeuw Korst van licht. Stroomgebied Kaal van wind waait gras ongemerkt voorbij Is 't wel een vogel? De plek wordt leeg, zwart en droog, de blik die in hem zit net op tijd omlaag. [pagina 446] [p. 446] Vindplaats 1 Ondenkbaar ver Gekkenlicht of schemer? 't Dondert niet in dit klimaat Haal de knopen uit zijn sneeuw Kruip vast bij hem in Klamme hengsels, gaten Die emmer draagt zijn bloed. 2 Snij zijn stappen uit het gras Een voet van roest ligt voor de hand Hier ging hij op het noorden aan Huilde, dacht al dat hij spoorloos was. [pagina 447] [p. 447] 3 Lang hing hij niet uit Een dood van niks Opgeknoopt en neergehaald - nog spijtig van het eten brak zijn lijf de warme sneeuw. [pagina 448] [p. 448] Mythe 1 Wachtend op de gepluimde veerman sneed hij touwen uit het licht dat in de bomen hing In het drassige land kwam hij verbeten thuis Vlammend revier Hij sloeg het vuur Niet op niet neer. 2 Als een god onvindbaar Veraf. Vluchtig, stralend in de sneeuw. [pagina 449] [p. 449] Liefste, ik leg mijn handen op het water, voor jou bega ik sneeuw, die naderhand gevlogen, snijdt tot op de huid, de riem van wind, aangetrokken en smal het bed van slakken, de natte voeten onderin, de lucht die warm en zwart, vol van ijzer, aanbreekt als weleer. Vorige Volgende