De Gids. Jaargang 147(1984)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 440] [p. 440] Huub Beurskens Vier gedichten Vallende man in steeds hogere flats worden we gehaald. mijn moeder was van streek niet omdat ik geen vleugels had bleek maar ik liep blauw aan toen smoorde iets haar kreet: er viel een man neer langs ons raam. zijn hel verlichte flat was een brand. even hield hij nog een hemel in de hand toen liet hij ook zijn engel gaan om met beide handen door de grond te kunnen gaan en daarna met de benen. de gordijnen werden dichtgedaan. toen was er de sirene. ik had zolang met ademen gewacht. kijk, zei mijn moeder, hij lacht. maar ik dacht roeiers op alle etages met open oren en uit alle macht [pagina 441] [p. 441] Waar het spoor de zee verlaat het gedwongen afscheid is van alle tijden wel het treurigste feest. waar het spoor de zee verlaat staat nog het stootblok voor het gat dat haar nachtboot trok. uiteindelijk zou een ieder een dood gaan maar zij kon nog op een rede voor anker gaan. hij daarentegen werd als een beest landin gedaan waar hij zijn eigen vooruitzicht moest binnengaan. daar werden zijn schoenen op bergen schoenen gedaan en moest hij tussen ongetelde sterren gaan staan die werden in dertig minuten gedoofd daar waar nu de berken tussen de sporen staan [pagina 442] [p. 442] Twee figuren men klampt zich aan vlees als was dat meer houvast dan de bloedeigen jas. ‘engel.’ ‘o, houd me vast.’ zijn zijn vleugels dan van was? hoe ze ook onderling bewegen nooit komen ze van de matras ze duren tot diep vallen ze verast. afzonderlijk valt ieder in een groot wit laken stil. niemand zag de kringen niemand hoorde gillen omdat allen zich het vliegen zelf eigen maken. willen [pagina 443] [p. 443] Afgrond een ieder loopt zolang met zich rond tot hij naast de aarde stapt ieders aardbol blijkt uiteindelijk plat, maar geen verdriet men valt gewoon in het niet en uit is het lied dus vallen bestaat er helemaal niet, maar erg is dit: als iemand midden op de aarde een afgrond schiep waar hij je in stiet: dieper vallen dan in de bodem kon je niet. er steken overal voeten uit de grond. van de dood? nee van verdriet Vorige Volgende