Architectuur
Rudy Kousbroek
Economie van middelen en stijl
Aan de redactie van De Gids:
Het spijt mij dat het artikel ‘Deugd en ondeugd van moderne architectuur’ van Hugh Gallacher in uw maart/aprilnummer werd afgedrukt zonder de reactie die ik de heer Gallacher ongeveer een jaar geleden heb doen toekomen. De door u afgedrukte tekst is nagenoeg gelijkluidend aan een door Hugh Gallacher op 16 mei 1983 verstuurde ingezonden brief aan NRC Handelsblad, waarin op 6 mei het artikel van mijn hand was verschenen dat de heer Gallacher aanleiding gaf te reageren. Deze ingezonden brief is door de redactie van NRC Handelsblad niet geplaatst, maar ik heb de heer Gallacher toen wel een brief geschreven waarvan u hierbij een doorslag aantreft.
Het zou de heer Gallacher gesierd hebben als hij, nu hij zijn ingezonden brief alsnog wilde publiceren, ook mijn antwoord had laten afdrukken, of ten minste de moeite had genomen om in te gaan op enkele van de daarin vervatte argumenten. Hij zou dat, zelfs als hij mij om een of andere reden niet om toestemming wilde vragen mijn antwoord te publiceren, ook hebben kunnen doen door te verwijzen naar mijn artikel getiteld ‘Weermiddelen tegen de Tijd’ in NRC Handelsblad van 3 juni 1983, want daarin kwamen ongeveer dezelfde argumenten voor, terwijl er ook duidelijk uit bleek in welke context ik het vraagstuk plaatste: niet in zoiets als het Hofburg-complex in Wenen, maar ‘... zulke verschrikkingen als dat gebouw hoek Koninginnegracht-Nieuwe Uitleg [in Den Haag], het Mariott Hotel aan het Leidseplein. En de lijst is eindeloos voort te zetten: in welk land zou ooit toestemming zijn gegeven voor die twee abominaties die in Scheveningen vlak voor het Kurhaus zijn gebouwd? Wie zou zoiets ontzettends als het nieuwe Universiteitsgebouw aan het Singel in Amsterdam durven neerzetten op een gracht in Venetië i.p.v. een gracht in Amsterdam? Enz. enz...’
Ik vatte de kwestie bij die gelegenheid samen als: ‘Dezelfde geest die niet weet te bewaren wat mooi is, is niet in staat tot vernieuwing, zoals iemand die niet kan lezen nu eenmaal ook niet kan schrijven.’ Misschien dat Hugh Gallacher daarop bij gelegenheid nog eens wil ingaan.
Parijs, 8 mei 1984
Geachte heer Gallacher,
De redactie van NRC Handelsblad heeft mij een kopie gestuurd van uw reactie op mijn artikel van 6 mei j.l. Er waren er nog vier of vijf andere en op dit moment is mij nog niet bekend welke daarvan zullen worden geplaatst (de beslissing daarover berust niet bij mij). Maar in mijn antwoord in de krant zal ik in ieder geval ook ingaan op de strekking van wat u schrijft.
Hierover intussen meer in het bijzonder het volgende: net als alle andere briefschrijvers