De Gids. Jaargang 147
(1984)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 357]
| |
CorrespondentieIsrael
| |
[pagina 358]
| |
mensen als Evenhuis opvallend hoe weinig gewicht getuigenissen van slachtoffers in de schaal leggen. Nu blijft het moeilijk om ‘verdrijving’ te definiëren. Het is, neem ik aan, Evenhuis echter ook bekend dat - onder leiding van de latere Israëlische premier Menachem Begin - door de ‘Irgun’ (een militante zionistische deelorganisatie) ruim een maand voor dat de staat werd uitgeroepen, op 9 april 1948 een overval is gepleegd op het dorp Deir Yassin, waarbij tweehonderdvierenvijftig ongewapende burgers werden vermoord.Ga naar eindnoot1. Deir Yassin lag in een door het verdeelplan van de Verenigde Naties als Arabisch deel van Palestina aangewezen gebied! Er was na dit incident weinig zionistisch militair vertoon nodig om te bereiken dat Arabische dorpelingen in paniek vluchtten. Dat de Palestijnen, omdat Israël in de jaren erop volgend joodse vluchtelingen uit Arabische landen heeft geabsorbeerd, zich nergens meer op zouden kunnen beroepen, ben ik bepaald oneens met Evenhuis. Afgezien van het feit dat Israël, vanwege de conceptie van een joodse staat, uiteraard maar wat graag zijn bevolking met deze Arabische joden aanvulde, heb ik bezwaar tegen de suggestie dat onrecht tegen onrecht weggestreept zou kunnen worden. Een andere mythe die Evenhuis oprakelt is dat Palestina een land zonder volk zou zijn (voor een volk zonder land). Hij heeft weliswaar gelijk als hij constateert dat in de negentiende eeuw Palestina ruimschoots plaats bood aan nieuwe immigranten. Er was dan ook gedurende de eerste veertig jaar tegen de joodse immigratie geen noemenswaardig verzet. Tot de tijd van de Balfour-Declaration zag men in deze joden namelijk immigranten en geen kolonialen. Maar toen in 1917 de Engelse regering zich uitsprak voor een ‘Joods Nationaal Tehuis in Palestina’ en Engeland vervolgens enige tijd later het mandaat over Palestina kreeg toegewezen, begon men anders aan te kijken tegen de voortdurende immigratiestroom. Op het moment van de Balfour-Declaration maakten joden tien procent uit van de bevolking van Palestina. Van de Arabische bevolking leefde tachtig procent van landbouw, veelal in hechte, vrij autarkische dorpsgemeenschappen.Ga naar eindnoot2. Er waren een aantal steden. Howard Sachar noemt Jeruzalem, Jaffa, Haifa en Hebron als steden waar de eerste joodse immigrantenstroom (vanaf 1882) een bestaan trachtte op te bouwen.Ga naar eindnoot3. Produkten die zij daar op de markten zullen hebben aangetroffen, waren citrusvruchten uit Gaza, wijn uit Latrun en Bethlehem, olijven uit Nabloes, evenals olijfzeep, hetgeen ook geëxporteerd werd, walnoten uit Jenin, graan uit Hebron en Beersheva, sesam uit Haifa, amandelen uit Ramle, bananen uit Jaffa en glaswerk uit Hebron. In die tijd startte de aanleg van een spoorwegverbinding tussen Jaffa, Jeruzalem en Haifa, nadat het wegennet rond 1870 was gemoderniseerd.Ga naar eindnoot4. Dat alles in een volgens Evenhuis leeg land. Het door Evenhuis herhaalde vooroordeel van Europeanen in de negentiende eeuw als zouden Arabieren in Palestina in hoofdzaak als bedoeïenen leven, op een paar liefst absenteïstische grootgrondbezitters na, is eenvoudig in strijd met de feiten. Met name de Palestijnse boeren, die het overgrote deel van de bevolking vormden, werden maar al te vaak doodgezwegen. Deze boeren waren zeer verknocht aan hun dorpen en aan de door hen bewerkte grond, zoals elke boer op de hele wereld meteen zal kunnen begrijpen. De angst om hiervan verdreven te worden heeft bij de boeren het nationalistisch besef gevoed. De zienswijze van Evenhuis ‘dat een volk zonder land zich ontfermde (!) over een land zonder volk [...]’, is afkomstig uit een tijd toen de bevolking van de landen, die niet tot de westerse wereld behoorden, werd beschouwd als een deel van het landschap waar geen rekening mee gehouden hoefde te worden. Over dat soort zaken oordelen de meesten van ons nu anders. Dat is geen reden om de geschiedenis alleen nog maar met onze huidige maatstaven te beoordelen. Maar voor de oplossing van conflicten is het wenselijk dat na zoveel jaar het | |
[pagina 359]
| |
oordeel niet langer wordt vertroebeld door - om met Evenhuis' eigen woorden te spreken - idylles en nachtmerries. |
|