De Gids. Jaargang 147(1984)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 242] [p. 242] Gerrit Kouwenaar Vier gedichten Zo helder is het werkelijk zelden, men ziet het riet wit voor de verte staan iemand klopt aan, vraagt water, het is een verdwaalde jager het antwoord is drinkbaar, zijn kromme weg uitlegbaar in taal in zijn weitas een bloedplas, het water verspreekt zich al pratend in wijn kijk, zegt hij, omstreeks het riet wijzend bij wijze van afscheid, dit is een rouwmantel later staat zijn glas daar nog, men ziet het riet en eet wat - ● Het tijdstip dat de stilte zich uitvindt voorgoed zich insluit, er altijd geweest is dus meer dan stilte een inhoud die ophoudt een kelder zo zwart als het ei waar men uitbrak of zo loos als het brood dat bedierf het gat dat men stilte heet, niet alleen bij gebrek aan leven, maar om de alleruiterste meter nadat zelfs de echo zich opat, het op heeft gegeven - [pagina 243] [p. 243] Er zit iets radeloos in de struiken, geluid of eten zijn bloedeigen mes slijpt terwijl de rivier voorbij gaat, het oog blijft stilstaan, de oever aarzelt haast al een herinnerde reis, hoe men verdwaald in een kinderbed achterblijft hoe nu het alles verschonende licht de zegels verbreekt en verbaasd in het doolhof vervuilt - ● Anderhalve meter, zo diep meet het inzicht steen voor steen, eter na eter, warnet van haar wortels, zuurdesem, speeksel steeds schoner drupt het vlees in de beker de hemel loopt leeg, het oog van de meester zon is al niet meer te spreken, steeds meer verzwijgen van minder, gedurig voedzamer druppen, grond op de lippen - Vorige Volgende