kan zich wel kiezen, op de abstracte gronden van een knap sluitend filosofisch systeem, als ‘homme d'action’; is men er echter niet voor geboren, mist men de juiste instincten ervoor, dan is die keuze gedoemd weinig opportuun en weinig vruchtbaar te zijn. Sartre werd dan ook pas marxist en revolutionair in de tijd van de gedepolitiseerde welvaartstaat, van de drooglegging van politieke hartstochten door de economie, in een tijd ook waarin revoluties alleen nog in onderontwikkelde gebieden aan de bekende historische noodwendigheid konden beantwoorden. Het weldoorvoede Europa van de welvaart kan zich de luxe veroorloven zijn verlate revolutionairen naar hun culturele verdiensten te waarderen en, vertegenwoordigd door de heren van de Zweedse Academie, kent het dan ook aan de revolutionair Sartre de Nobel-prijs toe; het heeft niet eens de behoefte hem door deze erkenning ongevaarlijk te maken, want hij was het al. De woorden die hij zich als wapen koos, en die hij ‘des pistolets chargés’ achtte, brachten slechts loze knallen voort die zonder abruptheid konden overgaan in de algemeen geapprecieerde letterkundige welluidendheid van Les mots.
Hij moet het voorwaar niet leuk gevonden hebben, dat men voornemens was zijn weerbarstig hoofd met de lauwerkrans van Nobel te versieren: het betekende het echec van de Sartre die hij wilde zijn, de strijder in een maatschappij die hem zou miskennen en verwerpen, zoals dat met Stendhal was geschied, met Baudelaire en Lautréamont, met alle groten, alsof dáár zelfs de bevestiging van hun grootheid zou liggen. Bekroond te worden, gelijk Sully Prudhomme en Mauriac, was misschien wel hetgeen hij het meest vreesde. In La force des choses onthult zijn vriendin dat hij met ongerustheid en een zekere wroeging reageerde op zijn groeiende beroemdheid. En zelf - met hoeveel ernst? - heeft hij gezegd: ‘Puisque j'ai perdu mes chances de mourir inconnu, je me flatte quelquefois de vivre méconnu.’ Miskend te willen zijn, is wel een vreemde wens.
Sartre is een buitengewoon begaafd mens: hij bezit een puissant brein, hij is een groot schrijver, een helder essayist en een van de grootste dramaturgen van na de oorlog. Bovendien is hij een eerlijk man die zich durft in te zetten. Maar juist daarom kijken we wat verbaasd en ook wel spijtig naar het schouwspel dat hij ten beste geeft: dat van een man die, in de illusie dat hij echt vrij zou zijn, hardnekkig blijft ontkennen dat hij is wie hij is.
Het lijkt me erg moeilijk om Sartre te zijn!