| |
| |
| |
A.L. Constandse | Buitenlandse kroniek
Karel de Grote of de... Kale
Op 20 september verliet generaal Charles de Gaulle zijn vaderland om tien Zuidamerikaanse landen te bezoeken. Het werd ‘de langste en meest ambitieuze reis, ooit door een Franse president ondernomen’, en daarbij uiterst vermoeiend voor een zeer bejaard man, die een afmattende operatie achter de rug had. Maar hij wilde demonstreren ‘wat het nieuwe Frankrijk betekent nu men het atomische tijdvak binnentreedt’, en meer nog, dat zijn land onafhankelijk was van welke mogendheid ook. Volgens de New York Times erkenden ‘Franse bronnen’ dat ‘de generaal hoopte er zijn gastheren van te overtuigen dat er een andere weg voor hen openstaat dan afhankelijkheid van de Verenigde Staten’. Maar, zo schreef op de dag van het vertrek van de president uit Parijs de correspondent Drew Middleton: ‘Officiële woordvoerders erkenden dat de positie van de generaal en van Frankrijk drastisch veranderd is sinds tot de reis was besloten in het begin van dit jaar. Toen nam men aan dat de Gaulle in Zuid-Amerika zou verschijnen als de woordvoerder van een Europa dat op weg zou zijn naar politieke eenheid, geïnspireerd door Franse plannen.‘ Intussen was gebleken, dat de president slechts namens zijn eigen land kon spreken, niet alleen omdat het niet boterde met die politieke eenheid, maar vooral ook omdat Frankrijk en Duitsland ‘niet in staat waren geweest het eens te worden over een gezamenlijke economische politiek jegens Latijns-Amerika’. De financiële hulp die de Gaulle zou bieden, kon derhalve maar zeer beperkt zijn. De New York Times herinnerde eraan, dat Frankrijk slechts 4,2% van zijn totale export in Latijns-Amerika verkocht, niet meer dan de helft van hetgeen het aan Algerije levert. Hij had kunnen wijzen op een feit, dat in dit verband van nog grotere betekenis is: het Duitse volk kan per jaar twee maal zoveel sparen en investeren als het Franse. Indien kanselier Erhard
bereid zou zijn geweest, samen met de Gaulle een campagne
te voeren in Latijns-Amerika om dit
| |
| |
minder afhankelijk te maken van de Verenigde Staten, zou de kans op succes drie maal zo groot zijn geweest als thans!
Men weet dat juist een der oorzaken van de falende Frans-Duitse samenwerking het feit is, dat de Fransen min of meer (en dan in overeenstemming met hun zwakke krachten op bescheiden wijze) de Verenigde Staten uitdagen. Die opvatting verkondigde ook het Chinese persbureau Hsinhua, dat het volgende commentaar gaf: ‘Het Franse einddoel, op lange termijn, is Latijns-Amerika toe te trekken naar Europa, in het bijzonder naar Frankrijk, en aldus een invloedssfeer te scheppen gevormd door West-Europa en Latijns-Amerika, geleid door Frankrijk.’ Het is een overspannen oogmerk, weinig in overeenstemming met de economische vermogens van Frankrijk. En de Duitsers, die dit zeer wel weten, zijn daarom weinig geneigd aan de Fransen de financiële middelen te verschaffen opdat zij kunnen domineren. Nu is het wel waar dat president de Gaulle hoog opgeeft van het bezit van atoombommen, die aan al zijn partners bescherming bieden. Wat dit aangaat zou het niet nodig zijn, onder de paraplu te kruipen van de Verenigde Staten. Maar Le Monde heeft op 23 juli nog eens uitgesproken, wat ieder wel kon weten. In een hoofdartikel wordt gewezen op een passage in een redevoering van de Gaulle, die aldus luidt: ‘Frankrijk streeft met zijn eigen middelen een politiek na, die Europees kan en moet worden genoemd.’ Daaruit zou voortvloeien dat elke staat die een vereend Europa wil, zich bij Frankrijk moet aansluiten. Maar welke bescherming kan dit bieden? In Parijs zegt men dat de Amerikanen niet zullen vechten voor West-Europa, omdat zulks de vernietiging van de Verenigde Staten zou betekenen. Maar zal Frankrijk dan wel vechten voor Duitsland, tegen de Sowjet-Unie en met de zekerheid van de aardbodem te worden weggevaagd? En Le Monde vervolgt: ‘Als het waar is - de hypothese kan tenminste onder het oog worden geziendat de atoombom de doodsklok luidt over de bondgenootschappen en dat de bewapening van de Verenigde Staten aan hun geallieerden geen
bescherming biedt... waarom zouden de Franse bommen dan onzebuurlanden veiligheid bieden? Waarom zouden die Europese landen op ons vertrouwen en op onze zwakke krachten in plaats van op die van de Verenigde Staten? Nogmaals: de argumentatie van generaal de Gaulle keert zich tegen hem zelf en vernietigt zijn eigen oogmerken.’
Inzake Latijns-Amerika komt in elk geval de algemene weige- | |
| |
ring van de Westduitsers tot uiting, de leiding te aanvaarden van Frankrijk. En alle gedoe en gedokter om de politieke eenheid te smeden van de zes landen der economische gemeenschappen (of nu Erhard beweert naar een compromis te zoeken, of Spaak zich ijverig opwerpt als bemiddelaar) kan slechts leiden tot het oprichten van een bedrieglijke façade. Men is nog niet zo ver verwijderd van de persconferentie en de vertogen van de Gaulle van 23 juli. En daarin heeft hij, op een wijze waarvan de duidelijkheid is onderschat, maar die niet valt mis te verstaan, de mislukking geopenbaard van de Frans-Duitse samenwerking. Op vrijwel alle denkbare terreinen heeft deze volgens de generaal tot weinig of niets geleid. Hij zei er bij: ‘tot nu toe’. Maar de Bondsrepubliek weigerde dan toch maar te geloven aan ‘een Europese en onafhankelijke politiek’. De Franse president troostte zich nog met de gedachte, dat er ‘geen echte tegenstellingen waren’, doch hij moest toegeven dat er ook geen sprake was van ‘een gemeenschappelijke gedragslijn’. Er bestond ‘geen daadwerkelijke solidariteit’ inzake de volgende punten: de defensie; de reorganisatie van de Atlantische Verdragsorganisatie; de houding die men moet aannemen en de actie welke men moet uitvoeren jegens Oost-Europa; de kwestie der grenzen en nationaliteiten in Midden- en Oost-Europa; de erkenning van China; de vrede in Azië, met name in Indo-China; de hulp aan minder ontwikkelde landen; de agrarische politiek. Eigenlijk bestaan dus de meningsverschillen op alle terreinen van betekenis, en het valt moeilijk aan te nemen, dat door de schijn van politieke samenwerking de verlangde eenstemmigheid zou worden bereikt. De Gaulle zou bij voorbeeld de banden met Oost-Europa willen verstevigen, en de Oder-Neisse-lijn tussen Duitsland en Polen willen doen aanvaarden door
Bonn. Hij zou een neutralisering wensen van Indo-China en zijnminister Couve de Murville heeft tot verbolgenheid van de Amerikanen verklaard, dat de generaal wel had voorspeld dat het beleid der Verenigde Staten in Vietnam moest uitlopen op een nederlaag. De Fransen wensen ook dat de Duitse hulp aan technisch achtergebleven gebieden veel ruimer zal worden verschaft, en vooral aan die landen waarmee Frankrijk bijzondere banden heeft of graag zou hebben. Op al die terreinen echter ontbrak eenstemmigheid.
In het lijstje van de Gaulle wordt niet gerept van onenigheid over Latijns-Amerika. Weliswaar zijn beide landen begerig in dit deel der wereld invloed te verwerven en het nauwer aan Europa
| |
| |
te binden. Wat Frankrijk heeft aan te bieden, buiten het gebied der culturele samenwerking, is echter niet duidelijk. De factor van de vermeende militaire bescherming kan hier buiten beschouwing blijven. Voorop staat in de belangstelling de mogelijkheid tot vergroting van de economische produktie en - voor de vooruitstrevende politici - de hervorming der sociale verhoudingen met liquidatie van het feodalisme. De belangstelling van de Gaulle voor zulke onderwerpen is niet ongewoon groot en nog geringer is zijn vermogen in dit opzicht veel te beloven. Hij is er geconfronteerd met ambitieuze verlangens. De president van Colombia vroeg Franse hulp voor de aanleg van een tweede kanaal (naast dat van Panama) dat de Atlantische en de Grote Oceaan met elkaar zou verbinden, en dat door zijn land zou lopen. Natuurlijk moest de generaal zich wat dit betreft op de vlakte houden. Hij sprak over ‘samenwerking bij onze wetenschappelijke, technische en materiële ontwikkeling, in de mate van onze mogelijkheden en uw verlangens’. Hij wees echter op de onmisbare voorwaarde voor ‘diepe’ coöperatie: een ‘fundamentele politieke harmonie’.
Vreemd genoeg werd de Gaulle toegejuicht door massa's, die meer in hem zagen dan hij is. Zij begroetten hem als de voornaamste tegenspeler van de Verenigde Staten, die in Midden- en Zuid-Amerika niet geliefd zijn. Zijn ‘latijnse’ aard en afkeer van Angelsaksische hegemonie waren factoren in zijn voordeel. Maar deze menigten opponeren ook tegen de feodale kasten, de speculatieve ondernemers en de militaire bevelhebbers, die zich van de Amerikaanse hulp bedienen om zichzelf te handhaven. En de Gaulle is niet bepaald een symbool van sociaal-revolutionaire gezindheid. Hij was verstandig genoeg zich neer te leggen bij enige voldongen feiten en aldus diplomatieke betrekkingen te onderhouden met landen als China, Algerije en Cuba. Maar in zijn eigen land is hij een conservatief politicus.
De Gaulle verkeerde in Zuid-Amerika in een dus nog al tweeslachtige positie, moge zijn reis als ‘vlagvertoon’ dan ook wel in Parijs als geslaagd zijn beschouwd. Hij moet zich vooral hebben gerealiseerd dat hij in dit gebied de Duitsers niet aantrof als gewillige medewerkers, maar als oude concurrenten. Men weet dat Duitse immigranten in alle landen van Latijns-Amerika kolonies vormen die hun afkomst niet verloochenen. Zij zijn sterk beïnvloed geworden door de nationaal-socialistische leiders en hebben na de oorlog een wijkplaats geboden aan gevluchte nazi's. Het geval- | |
| |
Eichmann heeft de aandacht gevestigd op Argentinië, de zaak-Mengele op Paraguay, maar nationalistisch gezinde Duitsers vindt men overal, in groten getale bij voorbeeld in Brazilië en Chili. Wat Paraguay en Chili aangaat bood het weekblad Der Spiegel van 16 en 23 september belangwekkende gegevens. In Paraguay oefent generaal Stroessner, kleinzoon van een Beierse cavaleriekapitein, sinds 1954 een meedogenloze dictatuur uit. Hij onderhoudt uitnemende betrekkingen met de 30 000 Duitsers in zijn land, die daar een kleine minderheid vormen, maar een sterke economische positie hebben verworven: hun ondernemingen produceren een vierde deel van alle exportprodukten des lands. Zij hadden Mengele, evenals Eichmann beschuldigd van het organiseren van de liquidatie der joden, in hun midden opgenomen. Stroessner houdt de voorvaderlijke zeden hoog en zijn lijfwacht van kerels, die minstens één meter tachtig lang moeten zijn en de Pruisische paradepas grondig beheersen, bestaat grotendeels uit Duitsers. Zijn minister van buitenlandse zaken kwam in 1963 uit Bonn terug met een krediet van twaalf miljoen mark en de grootste Duitse firma's zijn in Paraguay vertegenwoordigd door vrienden van de dictator.
Anders van aard was de Duitse inmenging in Chili. Bij de daar in het begin van september gehouden verkiezingen heeft de christen-democraat Frei het gewonnen van de kandidaat van het volksfront, Allende. Men moet de programma's van deze partijen en haar benamingen niet al te ernstig nemen. Maar indien Allende met grote meerderheid zou zijn gekozen, en als het leger dan niet zou hebben ingegrepen, zouden enkele grote Amerikaanse basisbedrijven gevaar hebben gelopen te worden genationaliseerd. De verkiezing van Frei heeft dus in de Verenigde Staten ongewone vreugde gewekt. De nieuwe president wil sociale hervormingen doorvoeren zonder aantasting van de economische structuur. Der Spiegel heeft echter onthuld in welke mate de Duitse partij der christen-democraten de heer Frei (van Duitse afkomst) heeft geholpen, de overwinning te behalen. In 1960 stichtte de c.d.u. van Adenauer een ‘instituut voor internationale solidariteit’, vooral om steun te bieden aan katholieke partijen in Latijns-Amerika. Deze bijstand leverde in Venezuela reeds onmiddellijk successen op. In Chili werd de heer Frei voorzien van een fonds van miljoenen marken en een staf van raadgevers. Zij zorgden ervoor dat alle linkse tegenstanders werden gedoodverfd als communisten, en dat
| |
| |
van het communisme zulk een gruwelijk beeld werd gegeven dat juist de Chileense analfabeten vervuld werden van afschuw voor het volksfront. Aangezien de miljoenen marken van het bedoelde instituut nog niet voldoende waren om dit doel te bereiken, kregen de Chileense katholieken een behoorlijk deel van een collecte ‘ter bestrijding van honger en ziekte in de wereld’. Konrad Adenauer heeft een uitnodiging aanvaard, om op 4 november de plechtige installatie bij te wonen van president Frei, als eregast. Hoewel de gewezen kanselier een der beste vrienden van de Gaulle wordt genoemd, heeft hij in dit geval de hoogste lof geoogst van de zijde der Noordamerikanen. En het schijnt dat de Duitse staatslieden en ondernemers in verscheidene delen van de wereld een activiteit ontwikkelen, die aanvankelijk door Amerikaanse concurrenten met schele ogen is aangezien, maar weldra als zegenrijk is begunstigd. In het algemeen is dit ook in Azië en Afrika het geval. Enigszins pikant is de werkzaamheid der Duitsers in de Arabische wereld, die niet van vandaag of gisteren dateert. De Duitse kolonies die zich hier hebben gevestigd, onder andere in Egypte, vervullen een enigszins ongewone functie. Aangezien de Bondsrepubliek nog steeds met de staat Israël géén diplomatieke betrekkingen onderhoudt, en vele ex-nazi's zich in Egypte hebben genesteld, wordt aangenomen dat de Duitsers niet bepaald vrienden zijn van Israël. Dit laatste land is tot nu toe, zij het op steeds voorzichtiger wijze, gesteund door Fransen en Amerikanen. Die hebben dus nogal moeite populair te worden. De economische belangen die zij hebben te verdedigen, onder andere bij de oliewinning, maken hen ook al niet geliefd. Vandaar dat met name in Washington de Duitse invloed in het naburige Oosten en Noord-Afrika heilzaam wordt geacht als tegenwicht tegen communistische infiltratie.
De persconferentie die de Gaulle op 23 juli heeft gehouden hield de pijnlijke erkenning in van de mislukking van zijn streven, de Duitsers te betrekken bij een politiek, die de grootheid van Frankrijk moest bevorderen. Men heeft de vraag gesteld of de generaal nu in het vervolg zou streven naar vriendschap met Oost-Europa en de Sowjet-Unie. Dit echter zou een breuk met West-Duitsland betekenen en het prijsgeven van het Karolingische ideaal. Men herinnert zich dat vrij kort na de oorlog Adenauer, de Gasperi en Schuman de grondslag wilden leggen voor een overwegend katholiek klein-Europa, en dat reeds omstreeks 1949 de Fransen hoopten een leidende rol te kunnen spelen in een gebied dat overeenkwam
| |
| |
met het rijk van Karel de Grote. Men weet tevens dat in 843 bedoeld Karolingisch staatsverband werd uiteengerukt en dat het westelijke deel ervan ongeveer samenviel met het latere Frankrijk. De koning over dit veel kleinere rijk heette niet meer Karel de Grote, maar Karel de Kale. En het moet voor Charles de Gaulle niet aantrekkelijk zijn, te berusten in het feit dat hij geen andere mogelijkheid heeft dan de rol te spelen van deze kale nakomeling van een groot keizer. Hij zal dus zo lang mogelijk vasthouden aan het Karolingische ideaal, ook al zijn de perspectieven daarvoor weinig gunstig.
|
|