Wat bij voorbeeld, als vanaf het tv-eiland ongebreideld aan politieke propaganda zou worden gedaan? Hoe zou, als de Nederlandse wet niet van toepassing zou kunnen worden gebracht, men zich kunnen verweren tegen aanvallen op personen en instellingen? Stel dat agitatoren zich van de zender zouden meester maken?
Mogelijk waren er onder de voorstanders van de rem wel mensen die deze bezwaren onder de ogen zagen; zij zullen echter meer gewicht hebben gehecht aan de overweging dat de onderneming tenminste ‘iets losmaakte’ in het al te solide en ontoegankelijke Nederlandse omroepbestel. Met andere woorden: de rem zou nuttig werk kunnen doen als wig; de omroepverenigingen zouden gedwongen kunnen worden hun monopoliepositie in de ether aan een kritisch onderzoek te onderwerpen.
Eén van de ‘zuilen’, de vara, leek daartoe geneigd, al kan men eraan twijfelen dat dit iets met de rem uitstaande had. Meer leek het erop dat het gezond verstand bier de doorslag gaf. Maar verder dan een neiging, misschien beter: een poging, kon het voorlopig niet komen. De andere omroepverenigingen hielden onverkort vast aan hun verworven en vermeende rechten, daarmee de goodwill die velen toch nog wel voor hen konden opbrengen, grondig ondergravend. Een en ander deed zich voor toen een functionaris van de Nederlandse Televisie Stichting, het coördinerend orgaan in Hilversum, ging pleiten voor meer zelfstandigheid van de Stichting bij het exploiteren van het zogenaamde tweede net. Het merendeel van de omroepverenigingen verzette zich hevig tegen deze gedachte, waardoor zij hun autonomie zagen aangetast; de ontwerper van het denkbeeld ging heen. Het was eigenlijk een miniatuurgebeurtenisje; maar het was tekenend voor het klimaat, waarin ongezonde ondernemingen als de rem konden bloeien.
Ook zo'n stukje miniatuur-historie, van veel onschuldiger aard overigens, beleefden we rond de vijfde augustus, de verjaardag van prinses Irene. De vraag werd gesteld: moet er, na alles wat er gebeurd is, gevlagd worden? En, hoe kon het anders, het land verdeelde zich in kampen. Er waren rooms-katholieke gelovigen die, gelukkig gestemd door de bekering van de prinses, er voor waren de kleuren te laten wapperen. Daartegenover stelden zich fervente anti-vlaggers op, onder andere een flink aantal gemeenteraden. De regering hield wijselijk de middenweg; zij redeneerde: prinses Irene is lid van het koninklijk gezin, en dus vlaggen de rijksgebouwen. Men zal in Den Haag ook hebben gedacht: niet-vlaggen is moeilijk