| |
| |
| |
Ed. Hoornik
Het water
Derde bedrijf
Dezelfde kamer. Namiddag. Als het doek opgaat, zit Mieke aan tafel. De deur naar de gang staat open. Men hoort Josien afscheid nemen van enkele vrouwen, die even later, allen in het zwart gekleed, voorbij het raam komen; hun rokken waaien op in de wind.
Ik dacht dat ik ze nooit meer weg zou krijgen. Ze zaten maar. En groen van jaloezie dat hier de boel al zover opgeknapt is... Ineens veel zachter. Met Maartens vrouw heb ik wel erg te doen... 't Is net of ze veel kleiner is geworden. 't Is óók verschrikkelijk... Drie kinderen...
Ze keek de hele tijd of ze iets zocht.
Gelukkig dat ze er niet over praatte; 'k had niet geweten wat ik zeggen moest.
Soms leek het net of ze nog bij haar waren... Een paar keer heb ik haar zien glimlachen...
Die kleine Willem is toch nog eens hier geweest. Zo'n rossig ventje...
En niemand kan haar helpen.
Josien terwijl ze schoenen uitdoet en pantoffels aantrekt
Het slijt, kind, heus. Een dag en weer een dag. Dan is het al een maand en dan een jaar. Zo ging het mij ook met je eigen vader. Jij was toen nog te klein; jij weet dat niet. Ik wou niet langer leven... Je ziet het... Híj haalde mij eruit. Het leek zo mooi. Dit huis. Wij allebei bezorgd... Met een zucht. Ja... ja...
Stilte; stormgeluiden om het huis.
| |
| |
Het gaat steeds harder waaien.
Ik had gedacht dat het me niets zou doen vanmiddag. Maar toen de dominee al die dingen zei en al die mensen... En Sander die niet op zijn benen staan kon. De stommeling. Dat moet hij nodig doen!... En toen nog hier. De kamer zat ineens vol volk... Jij bent heel flink geweest. Ik dacht nog even dat je...
Voorbij? Het is nu pas begonnen.
Weet je dat hij geen cent heeft nagelaten? Alles is van de jonker. Hij heeft dat niet voor niets hier laten doen. 't Is allemaal van hem.
Hij heeft gevraagd of ik met hem wil trouwen.
En heb je hem niet uitgelachen?... Je hebt toch zeker niet...?
Hij zei dat hij geduld had en dat hij van me houdt.
Hij van je houden!... Die egoïst. Hij weet niet wat het is. Zijn leven lang heeft hij niet willen trouwen. Meneer kreeg het ook zo wel... met zijn geld. Maar 'k hoef je niet te zeggen wát voor vrouwen. Je stiefvader en hij... wat dat betreft was er niet veel verschil.
Hij is verlegen als hij met me praat... Toen ik nog klein was, was ik bang van hem, vooral als hij op jacht geweest was en in de gang die dode vogels lagen.
En nu wil jij zo'n vogel worden...
| |
| |
Van u heeft hij niet echt gehouden. En u ook niet van hem.
Waar haal je dat vandaan?... Wat is er toch met jou? Je bent zo vreemd. Ik ken mijn eigen kind niet meer... Je denkt toch niet dat ik het goed zal vinden?... Mieke, ben je gek?... En Jan dan? Laat je die zo maar lopen?... Ik zal wel naar hem toe gaan en hem zeggen dat ik het helemaal alleen gedaan heb. Dat weet hij trouwens wel, natuurlijk weet hij dat; hij is alleen maar weggegaan, omdat hij niet verdragen kon dat jij zo praatte... Dat was het waar ik op het kerkhof bang voor was. Dat je daar weer zo vreemd zou doen... Hij had je om je oren moeten slaan. Dat had je ook gewild, hè, dat hij je om je oren sloeg. Schudt aan Mieke. Of heb je dat soms niet gewild?
Hij had me in zijn armen moeten nemen.
Dat is hetzelfde... Maar hij komt terug. Ik weet het zeker. Want zelfs al zou hij... Hij houdt toch van je.
Wat is er dan? Wat heb je dan toch, kind?
U dóet alleen of u niet bang bent, maar u weet het net zo goed. Het is nog niet voorbij.
Jij hebt de laatste dagen te veel meegemaakt. Dat is het, kind. En nu die storm weer... Luistert. Hoor toch eens... Maar denk je dat ze ons hier zouden laten wonen, als het niet veilig was... Doe 't licht maar aan... Terwijl ze de gordijnen dichtschuift en Mieke licht maakt. Ga nu vanavond maar eens vroeg naar bed. Dat doe ik ook... Ik heb je wel gehoord vannacht... We konden geen van tweeën slapen... Zo... Zo merk je er veel minder van...
Wat doet u met oom Sander? Als ze nu blijven zeggen dat hij het gedaan heeft?
Dat is in orde. Ik heb al lang met hem gepraat. Voorlopig blijft hij bij de jonker werken. Dan kan hem niets gebeuren... Zal ik met Jan gaan praten?
| |
| |
U hoeft niet bang te zijn dat ik ooit met de jonker... Ik wil alleen maar aardig voor hem zijn.
Het gaat om jou... Jij hoort bij Jan... Als hij hier weggaat, ga jij mee.
Alleen... De meeste mensen zijn alleen.
Niet zo als u. Wanneer ze horen wat hier is gebeurd, zal iedereen u uit de weg gaan, zoals ze nu al met oom Sander doen.
Ze zullen het nooit horen.
Ze zullen blijven vragen. Straks nog. Die vrouwen.
En zijn ze soms wat aan de weet gekomen?
Je hele leven liegen... nee.
Dat leer je wel als je wat ouder bent.
En als ik het niet leren wil?
Het gaat vanzelf... En zeker als je hier blijft. Kijk maar gerust. Je vindt me slecht, hè? Dat ben ik ook. Maar niet veel slechter dan de rest. Ga mee met Jan. Zolang als je gelukkig bent, kùn je niet slecht zijn...
Houdt u nog van de jonker?
Je kunt maar één keer echt van iemand houden...
| |
| |
Hij kon precies zo kijken als jij net keek.
Waarom bent u toen weer getrouwd?
Ik weet het niet. Het leek me toen een uitweg.
Hebt u het niet voor mij gedaan?
O, kind... Het is zo lang geleden...
Dat is wat anders. Dat kun jij niet begrijpen.
Er wordt gebeld.
Laat mij maar gaan. Of denk je dat het Jan is?
Dat weet je zelf het beste.
Josien af; even later Josien en de jonker op.
Je hele haar zit in de war... Wat zeg je van die storm?
De dijkwacht is gewaarschuwd... De huizen die al half verwoest zijn, gaan er nu natuurlijk helemaal aan.
| |
| |
Het kan toch geen gevaar?
't Is vloed. Als het gevaarlijk wordt, gaan de sirenes.
Je hoeft niet bang te zijn. Zo iets gebeurt geen tweede keer. Ik ga nog wel eens kijken straks.
Zo heel gerust ben je dus ook niet? Stilte; stormvlagen om het huis. Nou?
Weet je, vlak na de ramp, de eerste weken, toen het water hier vrij in en uit kon stromen, dan hoorde je, zodra het eb werd, een gebrul of een troep wolven over het eiland ging. Ik wist precies wanneer het weer ging komen en waardoor: het was gewoon het water dat naar de kreken teruggezogen werd. Maar ik werd er iedere keer opnieuw benauwd van. Ook toen de dijk al dagen dicht was, dacht ik het soms nog te horen. Verbeelding. Net als daarnet... Stilte; windvlagen. Is Sander nog geweest?
Na wat vanmiddag is gebeurd, komt die er niet meer in.
Als ik het hier gemerkt had, was hij heus niet meegegaan. Hoe kan die man zo stom zijn? En vlak vooraan, dat iedereen het zien kon.
| |
| |
Om alles... Zijn hele leven. Altijd narigheid. En altijd onverdiend. Ik heb daar vroeger nooit bij stilgestaan, maar nu ik hem wat beter ken... Er heeft er één een steen naar hem gegooid.
Vanmiddag toen hij van het kerkhof kwam.
Hij is toch niet geraakt?
Ik was al weg. Ik heb het niet gezien. Ik heb hem overal gezocht, thuis, bij de dijkwacht, in ‘De Korenbeurs’. Hij was er wel geweest. Ze wilden hem niet schenken. Niet omdat hij dronken was, ze dachten aan hun ruiten.
Wie heeft die steen gegooid?
Je had ze moeten horen... Net goed... Hij heeft erom gevraagd... Ze haalden oude dingen op. Die vechtpartij met Theo. Hoe lang is dat al niet geleden? Dat hij hem toen al bijna had vermoord.
Heb jij ze daar soms aan herinnerd?
Gelukkig zijn ze zo niet allemaal.
Waar denkt u dat oom Sander nu is?
| |
| |
Ik had gehoopt dat hij bij jullie zijn zou.
Als hij maar niet gewond is.
Die is wel thúis. Hij heeft je niet gehoord. Hij slaapt natuurlijk... met al die drank.
Was er maar iemand die hem helpen kon. Loopt naar het raam, houdt het gordijn even opzij, kijkt in het donker en gaat even later de kamer uit.
Waarom gaat hij niet weg? Een timmerman heeft overal zijn brood.
Als ik met stenen werd gegooid. Natuurlijk!
Maar hij heeft niets gedaan. Dat zou toch zijn, alsof hij schuld bekent.
Als jíj nu eens heel duidelijk liet merken, dat je van al die praatjes niets gelooft en dat je helemaal aan Sanders kant staat.
Ten slotte ben je Theo's vrouw geweest. Als hij door Sanders schuld verdronken was, zou jij wel met de anderen meedoen, maar als je dat níet doet, integendeel, heel hartelijk bent... Nog beter weet ik het: je haalt hem hier; je laat hem hier een tijdje wonen.
Bedenk je dat nu net of...?
Nee, niets. Het is jouw huis.
Je moet het hem natuurlijk vragen.
| |
| |
Begrijp je dat dan niet? Hij weet te veel.
Hij zal je niet verraden. Zo is hij niet.
Ik zou geen rustig uur meer hebben.
Dat zal je toch niet veel meer hebben.
Zo, denk je dat. Dat heb je dan toch mis. 'k Heb negen jaar een man gehad, voor wie ik niet bestond. Alleen wanneer hij opgejut was door de drank en door zijn paarden, dan zag hij me. Negen jaar lang. Nu is hij dood. Ik ben eraf. Dat is het eerste wat ik denk wanneer ik 's morgens wakker word en 't laatste als ik slapen ga. Vrij, eindelijk vrij... Ik adem, ik doe niets dan ademhalen... In geesten heb ik nooit geloofd.
Al zou je 't maar voor een paar maanden doen...
Hij doet me aldoor aan hem denken.
Ik dacht dat jij niet bang voor geesten was.
O Max, begrijp het toch. Of zit je me opzettelijk te tergen? Ik zal voortdurend op mijn hoede moeten zijn. Hij zal er altijd weer over beginnen.
Niet als ik met hem praat.
En als hij dronken is? Ik weet waar dronken mannen toe in staat zijn. Men hoort een deur dichtslaan; Josien schrikt. Was dat de voordeur? Mieke
| |
| |
zal toch niet... Loopt naar de deur en roept. Mieke! Gaat de gang in. Mieke! Komt in de kamer terug. Waar moet ze heen? En in dit weer nog wel?
Jonker loopt haastig de kamer uit.
Blijf hier. Begrijp je niet naar wie ze toe is? Ik wil niet dat je je belachelijk maakt.
Natuurlijk weet ik het. Ze heeft het me gezegd. Ze wil het weer in orde maken. Ze houdt nu eenmaal van die jongen. Ik heb het straks misschien wat scherp gezegd, maar alles kwam ook bij elkaar. Ze is je helemaal niet waard. Ik zeg dat heus niet om mezelf. Ik weet dat dat voorbij is. Ik wou dat je gehoord had wat ze zei, daarnet nog, voor je kwam.
Nou ja... Wat geeft dat nou of je het weet. Ik heb je nota bene nog verdedigd.
Dat ook. Maar dat kwam op de tweede plaats.
Je hebt niet in een zak gelopen al die jaren.
Ik hoefde niets te zeggen, Max, ze wéét het. Ze heeft je hier in huis toch meegemaakt. Theo en jij, al die verhalen... Ik kon haar toch niet eeuwig wegsturen... Ze was als de dood voor je en nòg.
| |
| |
Word nou niet kwaad. Het zijn haar eigen woorden. Ik zal het je bewijzen als je wilt. Ze vroeg, of ik me nog herinneren kon dat in de gang, als jij op jacht geweest was, al die vogels lagen en hoe bang ze dan geweest was. Dat je haar dan had uitgelachen. En dat ze iedere keer als jij zegt ‘vogeltje’ aan al die dode beesten denken moet... Zo iets kan ik toch niet verzinnen...
Ze zat ineens te schateren van het lachen en deed je na: Maar vogeltje, ik heb geduld. - Jij kent haar niet... Wanneer je me bezweert dat je je mond houdt, zal ik je iets zeggen waarvan je raar zult kijken.
Ik houd van haar. De rest kan me niets schelen.
Ze heeft het wèl geweten.
Van Theo... Ze haatte hem nog meer dan ik. Ìk heb nog geprobeerd of ik hem wakker krijgen kon en toen zei zij: laat hem toch liggen.
Wat ben jij voor een vrouw? Je eigen kind... Nu weet ik dat je alles hebt gelogen. Je eigen kind, het mooiste wat er is, dat moet jij vuil en lelijk maken, vuil als je zelf bent... Dat jíj bent blijven leven! Gaat weg, draait zich bij de deur om. Eén ding nog. Ik ga Mieke zoeken. Maar denk niet dat zij ooit nog bij je terugkomt. Als je één poot uitsteekt om haar terug te halen, geef ik je aan. Pakt zijn jas en slaat voordeur hard achter zich dicht; Josien, in een laatste poging hem terug te houden, loopt naar het raam, tikt op de ruit en roept.
Max!... Max!... Het is nietwaar. Kom terug, Max... Als de jonker niet terugkomt, gaat ze aan tafel zitten; windvlagen; ze hoort iets in de keuken. Ben jij het, Mieke? Als er geen antwoord komt, staat ze, nu werkelijk bang, op, kijkt om zich heen, ziet de stok van Theo liggen en grijpt die; als er voetstappen naderbij komen, heft ze de stok op; Sander, die door de keuken is binnengekomen, verschijnt in de deur; hij is dronken; Josien schrikt hevig.
| |
| |
Ik dacht dat er een rat was.
Het stikt hier van de ratten.
Leg nu die stok maar weg.
Als hij je nog wil hebben na vanmiddag.
Ik ken een ander die hij niet meer hebben wil. Heb je geen borrel?
Zal ik eens zoeken? Wankelt naar het kastje.
Heeft hij jou wat gezegd?
En mondje dicht... Weet je nog wel, Josien?
Het is wel aangekomen, hè, die steen?
Je moet je jongens beter uitzoeken. En dan geen steen. Je weet toch hoe het moet.
Ik heb niets met die steen te maken.
| |
| |
Als eerst het water maar weer komt. Geen haan die ernaar kraait...
Wat is er? Is er iets gebeurd? De dijk?
Als eerst het water maar weer komt... Even denkend, dan alsof hij een spelletje uitlegt. We zaten hier te drinken... De jonker ook... Dan gaat de jonker weg... Dan breng je me naar boven...
Sander de stok pakkend en hem door de lucht zwaaiend
Je weet het toch...
Waarom ga je niet weg? Weg van het eiland.
Dat gaan we allemaal... Je kunt het voelen... Voel maar... 't Beweegt... Onder je voeten...
Probeer het dan... Probeer eens of je staan kunt.
Mij maak je toch niet bang.
Mij wel... Mij maakt het bang, het water. Ik droom ervan. Ze komen bij me spoken. Ze zien er allemaal hetzelfde uit. Allemaal grote opgezwollen hoofden. Allemaal grote opgezwollen vissen...
Er wordt gebeld.
Josien gaat opendoen. De jonker stapt naar binnen en duwt Josien zwijgend opzij.
Ik wist niet wat ik zei daarstraks... O Max, ik kan het niet verdragen dat je...
Zit jij niet in de dijkwacht? Kom, schiet op! Ze zijn er allemaal. Je hoeft
| |
| |
niet bang te zijn. Ze hebben nu waarachtig wel wat anders aan hun hoofd. De dijk laat water door.
De dijk... De nieuwe dijk... Dat kan toch niet.
Laat zien dat je een vent bent.
Hoe weet je het? Je kan toch nu niet op de dijk geweest zijn?
Van Jan. Hij was op weg hierheen. Ik heb gezegd dat ìk hier wel zou waarschuwen.
Wat wil dat zeggen? Dat we straks...? Ik wil het weten.
En als het net gaat als de vorige keer, als er geen tijd meer is?
Wat is jou dan gebeurd? Jij bènt er nog.
En Mieke dan? Wat moet er dan met Mieke? Had Jan haar niet gezien?
Nee... Denk nou eens na. Weet je nu echt niet waar ze zijn kan?
Ik wou dat ik het wist... Wacht eens. Heb jij vanmiddag niet gezegd dat ze moest helpen? Er was van alles aangekomen. Zou ze dáár niet...
Die zijn toch bij de dijk.
Allemaal grote opgezwollen vissen...
| |
| |
Jonker Sander overeind trekkend
Vooruit. Ga mee. Je knapt wel op wanneer je buiten komt.
Josien terwijl Sander naar de trapdeur wankelt
Ik blijf hier niet alleen!
Jij blijft hier wel. Jij wacht op Mieke.
Ik ben wèl bang. Dat heb ik maar gezegd daarstraks, dat ik niet bang ben. Al die tijd al ben ik bang. Ik durf niet eens naar boven. Een gil slakend, wijzend op Sander. Hij stond precies zo, Theo... Als Sander een paar treden opgaat. Nee... Niet naar boven... Tot de jonker. Wat gaat hij doen?... Max, doe wat. Doe toch wat.
Sander! Wat moet je boven?
Gefluit van sirene.
Sander tot de werkelijkheid terugkerend
Jezus... De dijk...
Jonker als Sander naar buiten wil lopen
Blijf hier! Als de sirene is opgehouden. Eén keer. Alleen een waarschuwing.
Zo kun je niet. Je bent te dronken.
Hij laat me heus wel gaan.
Je weet niet hoe het buiten is. Ik kon er zelf niet tegenop. Laat staan dat jij...
Dat hebben ze me meer gezegd.
| |
| |
Weet jij wat er gebeurt? We moeten er nu eerder bij zijn.
Ben je die steen ineens vergeten?
Josien als ze ziet dat de jonker ook weggaat
Ik zal met Mieke praten. Misschien als ìk het zeg, dat zij dan wel... Maar ga niet weg... Als de jonker in de gang is. Dan ga ik óók weg.
De voordeur slaat achter de mannen dicht; Josien sluit de trapdeur; loopt onrustig heen en weer, gaat de kamer even uit en komt terug met een paar rubberlaarsjes, die ze aantrekt; opnieuw gaat ze de kamer uit, trekt haar mantel aan en komt terug.
Mijn sjaal... Boven... Aarzelt aan de trap, durft niet naar boven, voelt zich door iedereen verlaten, en gaat, niet wetend wat te doen, de handen onder het hoofd, aan tafel zitten; haastige stappen in de gang; Mieke komt opgewonden binnen.
Wist u daarvan? Als ze geen antwoord krijgt en haar moeder als een totaal veranderde vrouw ziet zitten. Wat is er? Bent u bang? Stilte; een stap naar voren doende. Het was alleen een waarschuwing. De dijk is sterk. Hij zal het vast wel houden. Naar haar toe gaande. Wat hebt u koude handen.
Josien verbaasd opkijkend
Jij ook.
Maar mijn gezicht niet. Voel maar... Van de wind.
Ik dacht dat je niet terug zou komen.
Hoe komt u daar nu bij? Ik was oom Sander zoeken... U wist het niet, hè?
Ze hebben al zijn ruiten ingegooid... Als ik maar wist waar ik hem vinden kon.
Hij is op de dijk. Ze zijn er allemaal. Jan ook.
| |
| |
De jonker zei het. Ze hebben allebei naar je gezocht.
Is Jan hier zelf geweest?
De jonker kwam hem tegen. Jan wou ons komen waarschuwen.
Dacht je dat hij voor mij hierheen kwam?... De jonker komt hier ook niet meer.
Hij heeft genoeg van me. Ik heb de ergste dingen over jou verteld. Ik wou hem vasthouden. Hij haat me nu. Hij wil niet dat je hier nog langer blijft. Hij dreigt dat hij me aan zal geven.
Als je dat zelf niet weet...
Ik ben geen mens die zulke dingen zegt.
Het komt weer goed met Jan.
Ook als je niet zou willen, ga je toch. Als je van iemand houdt... Al zou je moeten kruipen.
| |
| |
Dat is het enige wat ik niet kan.
Mieke Josiens handen strelend
Ze worden al weer warm... Doet haar mantel uit, luistert naar de storm. Het lijkt of 't minder wordt.
Het water moet al zakken.
Ik weet niet meer wat daar gehangen heeft.
Ik wou dat ik het nooit geweten had.
Ik weet het echt niet meer.
Je hebt het me wel honderd keer zien doen. Het eerste wat ik 's morgens deed als ik beneden kwam. Ik zette de jenever in de kast en scheurde van dat ding een blaadje af. En dan begon het weer... Er wordt gebeld. O God...
Mieke springt op en holt de kamer uit; ze doet de voordeur open.
Mieke klemt zich aan hem vast, dan schrikkend
Wat is er met de dijk?
Goed... Er is niets gebeurd. Als het nog tien keer erger was geweest, had hij het nog gehouden.
Nu schep je op... Wat ben je nat... Wacht... Terwijl zij langs de kamer loopt, op weg naar de keuken. De dijk heeft het gehouden!
Jan gaat de kamer in.
| |
| |
Ze is een handdoek halen... Even verlegen, terwijl ze naar haar mantel kijkt. Ik had mijn jas al aan...
De dijk heeft even water doorgelaten. Dat is normaal. Maar ja, de storm, de vloed...
Mieke met handdoek op.
Dank je. Zich afdrogend. We hebben toch maar de sirenes laten gaan. Alles was klaar voor als er iets gebeuren zou, maar niemand heeft iets hoeven doen.
Je zult wel trek in koffie hebben.
Ik kwam alleen maar even zeggen dat... Tot Mieke. Ik dacht dat je misschien geschrokken was van de sirenes.
Kun je niet even meegaan? Ik moet je spreken.
De koffie komt direct. Josien af; Mieke verlegen, stilte.
Waarom heb je het niet gezegd?
Je moeder zit er zeker achter.
Dacht je nu werkelijk dat ik dat geloofd heb wat je vanmiddag zei? Ik ben alleen maar weggegaan, omdat ik het niet langer aan kon zien hoe jij jezelf... En waarom? Dat is me nu wel duidelijk. Je moest me kwijt. Ik moest een afschuw van je krijgen, weggaan. Is het niet zo?
| |
| |
Toch niet omdat... Ik houd van je... Mieke, jij ook, jij houdt van mij. Denk je dat ik ooit toe zal laten, dat jij gaat trouwen met de jonker?
Is het dan niet waar? Toe Mieke, zeg toch wat. Je houdt niet van hem. Als je niet van hem houdt, kun je toch ook niet met hem trouwen... Of word je soms gedwongen? Wie...? Wie dwingt je dan? Je moeder?
Heeft hij het zelf gezegd?
Hier op de weg. Een uur geleden... Is het waar? Mieke, in hevige tweestrijd, knikt. Zeg dan toch wat!
Jan als Mieke geen antwoord geeft, naar de deur lopend
Als jij 't niet zegt, zal ik het aan je moeder...
Ze weet het nog niet eens.
Zíj is het... Ik voel dat zij het is.
Houd je dan van hem? Als Mieke geen antwoord geeft, naar haar toe gaande. Mieke, geef antwoord... Mieke. Als ze blijft zwijgen, haar vastpakkend. Je hoeft alleen maar ja of nee te zeggen.
| |
| |
Niet doen, Jan... O, was je maar niet teruggekomen.
Nee, kijk me aan. Zó. Houd je van hem?
Jan haar loslatend, na een stilte
Als ik je maar geloven kon... Ik voel dat het niet waar is... Je houdt van mij... Ik zie het toch. Daarnet nog, bij de deur. Ik heb gezien dat je van mij houdt. Wat ga je doen? Je maakt iets in je dood. Maar 't lukt je niet. Hoe meer je je verzet, hoe sterker 't wordt.
Als je het weet, als je opeens heel zeker weet dat je van iemand houdt, dan word je blij. Dat was ik, Mieke, radeloos van blijheid. Ik wist niet wat ik doen moest. Alles trilde. Dan komt de jonker en die zegt dat hij met jou... Ik loop weer naar de dijk. Ik loop steeds harder. De dijk en jij. 't Is allebei hetzelfde. Ik loop en loop en als ik boven kom en 't water op de dijk zie breken en zie dat hij het houdt... Wil Mieke kussen.
| |
| |
Ik wil de waarheid weten. Wie? Wie zijn het?... Mieke!
Josien op met koffieblad.
Het stormt nog flink. Hier hoor je het zo niet, maar in de keuken... Wat is er, kind?... Jij ook... Wat hebben jullie? Stilte; tot Jan. Geloof je het nu nog? Ze wist van niets. Ik heb het helemaal alleen gedaan.
Mieke gaat met de jonker trouwen.
't Is waar. Ik had het u nog niet gezegd, omdat ik bang was dat u het niet goed zou vinden.
U weet toch dat hij mij gevraagd heeft.
Maar niet dat je 't zou doen. 't Gebeurt ook niet. Zolang ik wat te zeggen heb, gebeurt het niet. Je houdt niet van die man. Je kunt niet van hem houden.
Ik zie het toch! Je houdt van hèm.
Het is het beste, Moeder.
Het beste!... Praat niet zo dom. Je hebt het hier toch meegemaakt. Je stiefvader en ik... Het beste!... Wat wil je daarmee zeggen?
Om alles... Voor allebei... We blijven bij elkaar en hier in huis. Ik wil niet weg. Dat hoeft ook niet, als ik met hem... U ook niet... als ik het vraag...
Dàt is het dus. Je denkt dat je het móet. Omdat hij heeft gedreigd me aan te geven. Dat doet hij niet, dat doet hij heus niet. Ik ken hem toch.
| |
| |
Mal kind. Dat ben ik toch niet waard. Dat jij voor mij... Hoe kon je dat nu doen? Je hele leven...
Mieke huilt; Jan legt zijn arm om haar heen.
Ik dien mijn tijd wel uit... Tot Jan. Nu zie je wat voor vrouw jij krijgt. Daar zou een steen nog week van worden.
Wat vraag je mij?... Jan aankijkend. Wanneer? Meteen al?
Ik weet het niet... 't Hoeft toch niet dadelijk...
Je hoeft hier niet voor mij te blijven.
Maar Sander... Het wordt steeds erger voor hem. Er wordt gebeld. Het kan voor mij zijn. Ze weten dat ik hier ben. Gaat opendoen.
Is ze al terug? Loopt Jan voorbij, blijft op de drempel van de kamerdeur staan, tot Mieke. Waar zat je toch? Ik heb je overal gezocht... Gaat naar binnen, gevolgd door Jan en Sander.
Ik ben maar even weg geweest. Ik was bij u, oom Sander.
Bij mij? En in dit weer? Maar ik was op de dijk.
| |
| |
't Heeft flink gespookt bij jou daar in die hoek. Je ruiten zijn kapotgewaaid.
Dat is heel aardig van je, maar ik weet het al... Het waren jongens, net als vanmiddag... Als je jong bent, denk je niet zo na.
De ene sleept de andre mee. Als er maar wat gebeurt. Daar gaat het om.
En op de dijk? Daar waren ze toch ook.
't Was net als met de ramp. Als je daar met z'n allen staat, dan is er maar één ding: het water...
En nu het weer voorbij is...?
Ze hebben me bij Harms gevraagd voor koffie. Daar zijn ze allemaal.
Dan gaan we met je mee. Jij ook, hè, Mieke? Mieke knikt en pakt haar mantel. Zullen we dan meteen maar gaan?
Goed... Tot Josien en de jonker. Tot morgen dan... Tot de jonker Of komt u ook nog?
Mieke, Jan en Sander af; Josien ziet dat Mieke haar sjaal heeft laten liggen, pakt deze, loopt naar de deur en roept.
O nee, het is juist heerlijk zo... Dag...
Josien doet de deur dicht en legt de sjaal op tafel; de buitendeur valt in het slot; stilte.
Je hebt het zeker wel gezien... Als ze geen antwoord krijgt. Het kon niet anders.
| |
| |
Ze houdt nu eenmaal van die jongen.
Het is je weer gelukt, hè. Dat ook... Goed, ga je gang. Ik ben er ook nog. Maakt de deur open en wil weggaan.
Max!... Doe wat je wilt. Ik zal niet eens ontkennen. Maar laat die twee met rust. Wacht tot ze weg zijn... Ze was zo blij, Max. Laat haar met rust. Ze houdt niet van je.
Moest dat dan nu ineens?... Ze kent me niet. Ik had geduld gehad. Neemt de sjaal van tafel en houdt die in zijn hand. Ik heb het allemaal gezien. 't Is overal hetzelfde. 't Stinkt. Maar in de vuiligheid van al die jaren was zíj er... Niet eens bewust... Ik heb het nooit geloofd dat het bestond. Ik wist het pas toen zij hier weg was. De dijk moest dicht. Er moesten huizen komen. Voor haar. 't Was allemaal voor haar.
Zo iets kun je niet dwingen.
Ze zou me beter leren kennen. Ze hoefde niet meteen van me te houden. Maar nee. Ze kon niet wachten.
Je moet het toch doen... die huizen... Haar hand op zijn arm. Toe Max...
Jonker haar wild beetpakkend
Mieke... Waarom ben jij Mieke niet?
Josien hem van zich afstotend
Ga weg...
De jonker loopt bijna wezenloos weg; de kamerdeur blijft open; de buitendeur slaat dicht; Josien begint haar schoenen uit te doen; als ze één schoen uit heeft, hoort Ze iets in de keuken; bang kijkt ze om zich heen, staat op, pakt de stok en loopt naar de deur, waar ze blijft luisteren; als ze niets meer hoort, loopt ze terug naar de tafel, gaat zitten en legt de stok voor zich neer.
doek
|
|