De Gids. Jaargang 120
(1957)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 374]
| |
Guillaume van der Graft
| |
[pagina 375]
| |
De wolken, de luchtkastelen
en de ruiters van de wind die de wereld brandschatten.
Hoe kan ik zo welgezind zijn jegens
de hemel? Zijn regens beoorlogen mij.
Ik ben minder menselijk dan kort tevoren,
ik moet meer dingen delen.
Eeuwig zal het zo gaan. Ik word koren,
kortgeschoren linden of wilgen, dat ligt aan
het huis van het lichaam waar ik voorsta,
of het water waar ik aanleg aan tafel,
de tijd gaat er mee heen.
De wolken, de luchtkastelen
en de ridders van de droevige wind.
Hier of overzee ben ik geboren,
verloren door handlangers, windvangers,
Angelen en Saksen op hun tochten,
hier moest ik terugkomen ten
laatste. Ik ben halverwege mijn leeftijd,
de wind weet er alles van en de bomen
glunderen als overleden strijdmakkers.
| |
[pagina 376]
| |
Groen is het land NodGa naar voetnoot1) en de groene fonteinen
die langs de rivier springen, Abraham
trekt door de hei van RadewijkGa naar voetnoot2) met zijn schapen.
Waar rook opstijgt is Izak geofferd
of vliegt er een engel door de schoorsteen
die een geboorte kwam brengen bij het fornuis
aan een vrouw die alleen thuis was.
Straks komt zij naar buiten, men ziet niets aan haar,
dat zij nu is als de hooiberg,
dat de molen zijn schaduw vierhandig
over haar heen heeft getekend,
de windstreken blijven verstandig,
er staan immers wegwijzers klaar met het aantal
duizenden meters, driemaal een voetstap
over de platte dag.
Groen is het land dat Lot koos,
laag bij de grond is het turfland de dode zee
en ginds achter de toren
begint de ontferming van Kapernaüm.
Ik zag er de twaalf erfgenamen van Jezus
uitzwermen van het station afkomend
met de geduldige trein van zes uur
in de schemering langs de erven
met de slaperig mopperende hanen
en de avondlucht in het vooruitzicht,
rood over een rode streep water.
|
|