‘Gerade dadurch, dasz jede fremde Sprache in ihren persönlichsten Wendungen zunächst Widerstände für die Nachdichtung schafft, fordert sie Kräfte des Ausdrucks heraus, die ungesucht nicht zum Einsatz gelangen, und dieser Kampf, der fremden Sprache zäh das Eigenste abzuzwingen und der eigenen Sprache ebenso plastisch einzuzwingen, hat für mich immer eine besondere Art künstlerischer Lust bedeutet.’
In dit citaat zijn alle facetten aangestipt van het vertalen in zijn edelste vorm. Daar is dus eerst ‘de vreemde taal in haar meest persoonlijke uitdrukkingswijzen’. Kennis alléen van de vreemde taal - de taal waaruit men vertaalt - is dus niet voldoende; wij zeggen immers al gauw: hij kent Frans, Duits, Spaans en Italiaans. Maar behalve deze kennis, waaraan grammaticaregels en woordenboeken steun verlenen, heeft de vertaler datgene nodig waar geen hulpmiddelen voor bestaan, een kennis van intiemer aard, een gevoeligheid die hem uit de woorden meer doet puren dan hun betekenis alleen, die hun geur onderscheidt en hun kleur, die bepaalde zinswendingen als iets anders ervaart dan syntactische eigenaardigheden. Mist hij deze gevoeligheid, dan zal hij geen vertaler, maar een overzetter worden.
Dat nu ieder taaleigen - want dat betekent immers ‘de taal in haar meest persoonlijke uitdrukkingswijzen’ - ‘weerstanden opwekt bij het transponeren daarvan in een andere taal’, ligt voor de hand, en op dit punt aangekomen wordt de vertaler dan ook actief. En hierbij gebeurt het wonderlijke, dat Zweig zo treffend heeft geformuleerd: hierbij worden bij de vertaler uitdrukkingsmogelijkheden opgeroepen die ongezocht niet aan de orde zouden zijn gekomen, hierbij ondergaat hij met andere woorden de wonderlijke en vreugdevolle sensatie méer aan taal in zich te hebben dan hij zich eigenlijk bewust was. Niet dat deze uitdrukkingsmogelijkheden zo maar als een vriendelijk kabbelend beekje uit een ongeziene bron opwellen. Verre van dat! Zweig spreekt over ‘dieser Kampf’ en dit woord is waarlijk niet overdreven. Het gaat hier immers om een zich meten van de vertaler met de ander, met de vormgever van een andertalig stuk proza of poëzie - een zich meten niet in de zin van eigen kracht ten toon spreiden, maar van het geraken tot een verantwoorde en adequate eigentalige versie, opgebouwd uit materiaal dat ogenschijnlijk gereed ligt voor het gebruik, maar dat zorgvuldig bewerkt moet worden om er het vreemde ‘plastisch in einzuzwingen’. En het vertalen wordt nu tot een verwoorden, een verbeelden en vaak ook een verklanken: gevoelswaarde, plastiek en toon eisen hun deel op, en de worsteling met de taal wordt een ‘künstlerische Lust’. Daar was het dat ik heen wilde.