winning behaald. De nazi's hebben deze mens niet overwonnen. Deze man is niet verbeten, niet cynies geworden.
Wanneer ge vrienden hebt, die lijden aan Duitsers-haat - en als er werkelik een begrijpelike grond voor is, tracht die dan te verstaan zonder hem goed te keuren - geef hun dan eens dit boekje in handen. Laat die ander merken: zó kan het ook. Hier is iemand aan het woord, die de nationaal-socialisten dóór en dóór kent, die keer op keer door hen tot aan de grens van de dood is voortgejaagd... en toch: zó! Dit kan bevrijdend werken.
Mr Herzberg heeft nog iets gedaan, waar ik hem zeer dankbaar voor ben. Steeds weer zegt hij: dit alles moet bijdragen tot inzicht in datgene, waartoe - niet: de Duitser, maar - de mens in staat is en waartoe hij, als men niet oppast, kan worden gebracht.
In het nationaal-socialisme ontmoeten we, hoe huiveringwekkend-akelig dit ook is, onszelf - altans een stuk van onszelf. Daarom gaat het ‘probleem-Duitsland’ niet slechts over de Duitsers, maar ook over ons. We kunnen met Duitsland niet klaar komen omdat we met onszelf niet klaar kunnen komen.
De Scharführer zit in ons zelf en de capo's zien we om ons heen. Met de woorden van de schrijver: ‘Ge kunt ze met de vinger aanwijzen, in besturen, verenigingen, regeringslichamen, op kantoren en fabrieken, onder ambtenaren, militairen, sociale werkers en organisatoren, wie in een concentratiekamp Capo zouden zijn geworden en wie niet.’
Tenslotte: hier en daar spreekt Mr Herzberg over het wonder van het joodse volk: de kleine stam is niet verdelgd, terwijl wereldrijken zijn verzwolgen. Of beter: de schrijver wil het woord ‘wonder’ bewust niet gebruiken. Omdat er geen wonder is.
Hij zegt: ‘Het voortbestaan van die kleine stam door alle vervolgingen heen is geen wonder. Het is heel iets anders. Het is de diepe overtuiging van de gerechtvaardigdheid van zijn bestaan en daarmee de aanhankelikheid aan zijn lot: Amor fati.’
Dit nu begrijp ik niet. Temeer omdat voor in dit boekje op de eerste blz. een ontroerend woord uit het Oude Testament is afgedrukt: ‘ook als zij in het land van hunne vijanden zullen zijn, zal Ik hen niet verwerpen’ (Leviticus 26 vers 44). En elders noemt schrijver ‘de grote onzichtbare Rechter, die sprak: Ik heb ze vergeven’.
Mr. H. spreekt van amor fati. Maar het Oude Testament getuigt van de mee-trekkende God. Ook Lev. 26 bedoelt deze God, die roept, die oproept, die draagt en verdraagt, die het