| |
De Truman-politiek
Door zijn boodschap aan het Congres van 12 Maart van dit jaar heeft President Truman de openbare mening in de ganse wereld voor een duidelijk feit gesteld. Tot die datum leek de Amerikaanse houding tegenover het Russische communisme vaak aarzelend en tot concessies bereid. Na 12 Maart kan niemand er meer over klagen, ook de Russen niet, dat Amerika niet duidelijk zegt waar het op staat. Volgens velen zegt het dat zelfs al te duidelijk en mannen zoals Henry Wallace en allen, die in beginsel een verzoenende politiek tegenover Rusland voorstaan en geneigd zijn om daarbij, naar de treffende formulering van de Londense ‘Economist’, aan het Kremlin meer te vergeven dan aan hun eigen regering, staan klaar met hun verwijten jegens het beleid van Truman en Marshall. ‘Oliepolitiek’, ‘Amerikaans imperialisme’, ‘oorlogsdrijverij’: dit zijn de onaangename karakteristieken, waarmede men de nieuwe richting in de Amerikaanse buitenlandse politiek bejegent.
Laat men zich overigens niet vergissen. De nieuwe richting is niet zo gloednieuw als zij er in de eerste perscommentaren uitzag. Niet alleen, dat de lening aan Turkije en Griekenland, waarover Trumans boodschap ging, op zichzelf van niet al te verstrekkende betekenis is, maar de huidige Amerikaanse politiek is eigenlijk ook niet meer dan de voortzetting van wat al sinds het begin van 1946 bij het State Department heeft voorgezeten.
Volgens het voorstel van Truman zullen de Verenigde Staten 100 millioen dollar aan Turkije en 300 millioen aan Griekenland lenen. Bij de Turken zal dit bedrag geheel voor bewapeningsdoeleinden worden besteed, de Griekse lening daarentegen zal gedeeltelijk voor sociale en economische doeleinden, anderzijds voor krijgsuitrusting worden uitgegeven. 300 millioen dollar: maar
| |
| |
men heeft zich in de commentaren te weinig gerealiseerd, dat dit minder is dan het bedrag, dat Engeland al in Griekenland had gestoken, en dat het bij de huidige uiterst instabiele financiële en economische positie van Griekenland waarschijnlijk op zijn hoogst een jaar zal duren, of het geld is alweer uitgeput. De verdedigers van de lening stellen haar voor als een middel om het oorlogsgevaar te verminderen - en dan is 400 millioen dollar inderdaad slechts een vliegenvuiltje, vergeleken met de 341 milliard, welke het voeren van de tweede wereldoorlog volgens recente schattingen aan Amerika heeft gekost.
Het huidige beleid van de Verenigde Staten ten opzichte van Rusland is een voortzetting van wat reeds sinds Januari 1946 als de ‘stevige houding’ van Amerika naar voren kwam. In 1945, het eerste halfjaar na de oorlog, leken aller geesten bevangen te zijn door angst voor de Russische kolos aan de ene zijde en vrees voor een nieuwe wereldoorlog, thans tussen Amerika en Rusland, aan de andere zijde. Zie ik goed, dan was de bijeenkomst van de Verenigde Naties in Londen in Januari van het vorige jaar het keerpunt. De pogingen van de Russen om daar een wig te drijven tussen Engeland en Amerika door Engeland uiterst scherp te bejegenen, hadden juist het omgekeerde gevolg. Amerika doorzag de verdeel-en-heers-politiek en schaarde zich vaster dan ooit achter Engeland. Sindsdien heeft Byrnes, de vorige Amerikaanse staatssecretaris, weliswaar voortdurend getracht, in de onderhandelingen met de Russen het nodige (maar dan ook broodnodige!) geduld te betrachten, maar tevens heeft hij duidelijk gemaakt, dat met dat geduld een ‘stevige houding’ gepaard zou gaan. Het huidige beleid, geïnspireerd door de nieuwe secretaris van staat Marshall, is daarvan de vrijwel rechtlijnige voortzetting. Men kan alleen zeggen, dat de puntjes wat meer op de i zijn gezet, de zware accenten wat meer zijn onderstreept, en dat de Amerikaanse openbare mening de internationale verplichtingen, welke uit deze politiek voortvloeien, steeds helderder gaat beseffen.
Een oliebelang alleen? Dat is niet aannemelijk, hoezeer de Amerikanen op het ogenblik hun oliebelangen in het Midden-Oosten aan het uitbreiden zijn. Het spreekt vanzelf, dat zowel Engeland als Amerika hun oliebelangen in het Midden-Oosten gaarne tegen een mogelijk Russische agressie beveiligd willen zien. Het is niet aannemelijk, dat dit het hoofdmotief van de huidige Amerikaanse politiek vormt. Engeland immers, welks oliebelangen zeker even groot zijn als de Amerikaanse, verklaart plechtig, geen kans te zien verdere hulp aan Griekenland te verlenen en binnenkort zelfs zijn laatste 6.000 soldaten uit dat land
| |
| |
te moeten terugtrekken. En dat op hetzelfde ogenblik, dat het in Palestina een veel en veel grotere troepenmacht handhaaft, zonder dat er tekenen zijn, die op een even spoedige terugtrekking uit dat gebied duiden. Het overnemen van de wacht van Engeland door de Verenigde Staten is op zichzelf al een zaak, die men niet alleen in de sfeer van de petroleumbelangen kan zien, doch moet plaatsen in het ruimere kader van een terugtrekken van Engeland uit een aantal van zijn wereldposities, waarbij Amerika voor de keus komt, ofwel deze posities over te nemen, ofwel ze als open plekken aan het Russische imperialisme over te laten.
Ik wil niet zeggen, dat economische belangen in bredere zin bij de lening geen rol spelen. In de Turkse buitenlandse handel bij voorbeeld was Amerika in 1946 de belangrijkste partner en Engeland de tweede in rang. 20.3% van de Turkse uitvoer ging naar de Verenigde Staten, 17.5% naar Engeland. Van de Turkse invoer kwam 31.3% uit Amerika en 19.3% uit Engeland. Amerika en Engeland blijken dus het grootste deel van de Turkse buitenlandse handel te hebben opgeslorpt in plaats van Duitsland, dat vóór de oorlog die positie innam.
Ook in het geval van Griekenland zitten ongetwijfeld zekere economische motieven voor. Toch is het wel duidelijk, dat datgene, wat de 150 millioen Amerikaanse dollars voor de Griekse wederopbouw en voedselvoorziening gaan uitrichten, in de eerste plaats bestemd is om het land weer zelfstandige kracht te verlenen tegenover buitenlandse druk en tegenover de vijandige krachten in het eigen land. In die zin staat het sociaal-economische dus vlak naast het politieke.
Dat Turkije zich politiek bedreigd voelt, is wel duidelijk, als men denkt aan drie punten. In de eerste plaats hebben de Russen zekere eisen doen gelden ten aanzien van de Turkse gebieden Kars en Ardahan, in de tweede plaats hebben invloedrijke persstemmen in de Sovjet-Unie gepleit voor een aansluiting bij Rusland ook van die delen van Georgië, die op het ogenblik binnen de Turkse grens liggen, in de derde en voornaamste plaats is het bekend welke oogmerken Rusland reeds eeuwen lang op de Dardanellen heeft - en welke bedenkelijke gevolgen een overheersende positie van Rusland ter plaatse voor de Turkse onafhankelijkheid zou kunnen hebben.
Wat de acute motieven betreft, is Griekenland nog een duidelijker geval dan Turkije. In het Noorden van Griekenland strijdt een guerillaleger onder leiding van Markos in de bergen tegen de Regering en heeft daar in de loop van de maanden als het ware een zelfstandige staat in Macedonië gevormd. Op zichzelf is dat
| |
| |
reeds verontrustend genoeg, al is de uiterst rechtse, zo niet reactionnaire, Griekse regering uit de jaren na de overeenkomst van Varkiza zeker niet vrij te pleiten van schuld aan een ontwikkeling, waarbij de uiterst linkse elementen, die te weinig rechtstreekse invloed op het landsbestuur hadden, steeds verder naar de burgeroorlog zijn gedreven, al kan men helaas anderzijds niet zeggen, dat zij dat met tegenzin hebben gedaan. Het bedenkelijkste aspect echter van deze kwestie is, dat de Griekse opstandelingen onder Markos hulp krijgen van over de Albanese, de Joego-Slavische en de Bulgaarse grens. Instructeurs, aanvoerders, wapens, munitie, en levensmiddelen vloeien hun uit het buitenland toe en het is, gezien de Russische invloed in de drie zoëven genoemde landen, niet te betwijfelen, dat ook de Russen hier steun verlenen.
Als de Verenigde Staten de Russische agressie willen tegenhouden, ligt het voor de hand, aan de Griekse grens halt en front te maken. Men moet de boodschap van Truman van 12 Maart dan ook zien in verband met het verzoek, dat de Verenigde Staten op 28 Maart aan de Verenigde Naties hebben gedaan, om een permanente grenscontrôle-commissie aan de Griekse noordgrens in te stellen! Men kan zich natuurlijk afvragen, of deze Amerikaanse buitenlandse politiek niet lijdt aan zekere tegenstrijdigheden in zichzelf en niet met bepaalde onaangename nevenverschijnselen gepaard gaat. Beide vragen moeten tot op zekere hoogte bevestigend worden beantwoord.
Als de Verenigde Staten en Engeland ernstige vertogen tot Polen richten over het weinig democratische staatsbestuur daar, is er ongetwijfeld enige reden om zich af te vragen, of de Griekse monarchie, zeker onder de pas overleden Koning George II, een wonder van democratie mag heten. Het antwoord moet helaas ontkennend luiden, al zei de onderstaatssecretaris Acheson over dit punt voorzichtig, dat zowel Turkije als Griekenland er naar streven ‘democratische instellingen, hoewel die niet volmaakt zijn’ te onderhouden. De Amerikanen zien natuurlijk heel goed, dat de toestand op dit gebied in Griekenland verre van ideaal is. Maar zij steunen liever een Grieks bewind, dat althans uit Griekenland zelf voortkomt, al wordt het dan ook niet door de gehele bevolking gesteund, dan een bewind, dat rechtstreeks horig zou worden aan Moskou.
Belangrijker lijkt de tweede tegenwerping, namelijk de vraag, waarom Generaal Marshall, die in China hemel en aarde bewoog om Tsjang-Kai-Sjek te bewegen, enkele communistische ministers in zijn regering op te nemen, in Griekenland de regering juist wil helpen om de communistische opstandelingen de voet stevig
| |
| |
dwars te zetten. De reden is waarschijnlijk, dat het gevaar in Griekenland door de deskundigen van het State Department als meer acuut wordt beoordeeld. Senator Vandenberg, die zijn Republikeinse steun aan het voorstel van de Democratische Truman heeft gegeven, heeft dit in een aardige beeldspraak toegelicht, toen hij zei, dat verdere penetratie van het Russische communisme in Griekenland en Turkije gevaar zou kunnen opleveren voor een ‘communistische kettingreactie’, waarbij steeds meer kleinere Europese naties haar gevoel voor onafhankelijkheid en het vermogen tot tegendruk tegenover de Russische zuigkracht zouden verliezen.
Met dit laatste raken wij het diepere motief voor de krachtige weerstand, welke de Verenigde Staten thans aan verdere pogingen tot Russische penetratie in de Balkan en in het Midden-Oosten bieden. Hun oog is gevestigd op de dreigende desintegratie van vele Europese naties, die in haar boezem een afzonderlijke groep hebben, wier uiteindelijke loyaliteit niet op het eigen land, maar op het Kremlin gericht zijn. Men kan van de communistische partijen in de verschillende landen van Europa helaas niet meer zeggen, dat ze op democratische wijze bestuurd worden en dat ze haar richtlijnenen krijgen van de massa van haar eigen aanhangers, dus op goed-democratische wijze. Neen, ze kijken naar Moskou en daardoor dreigen bepaalde landen (en daarbij denk ik in de eerste plaats aan Frankrijk) uiteen te vallen in een communistisch blok, dat achter de façade van het wettelijk staatsbestuur in feite, bij voorbeeld door invloed in de vakverenigingen, het land beheerst, - en een daartegen onstane reactie van uiterst rechts, die voor de toekomst van de democratisch even weinig plezierig is. Het verschijnsel van deze dreigende desintegratie verontrust de Verenigde Staten, omdat zij steeds meer landen aan handen en voeten door dergelijke verschijnselen, en dus uiteindelijk door de Russische zuigkracht, gebonden zien worden. Dat het voor de Amerikanen niet tegen Bulgarije en Joego-Slavië gaat, blijkt trouwens wel uit de door de Times-correspondent in Washington gesignaleerde bereidheid van de Amerikanen om eventueel het Griekse Saloniki tot vrijhaven te maken voor deze beide landen.
Het tekortschieten van de nationale souvereiniteit van kleinere staten is een probleem van wijdere strekking, waarvoor de oplossing minder gemakkelijk is aan te geven dan Emery Reves en andere plannenmakers voor een wereldstaat zich inbeelden. Dat de nationale souvereiniteit zekere beperkingen zal moeten ondergaan, is een waarheid, die vrij algemeen wordt aanvaard. Dat die
| |
| |
beperkingen voor landen, die niettemin op een eigen zelfstandig, nationaal leven prijs stellen, bij voorkeur niet, of althans niet uitsluitend, moeten bestaan uit Russische invloed, wordt wel duidelijk, als wij eraan denken hoe steeds meer het één-partijbewind, de politieke terreur, de economische exploitatie en de onderdrukkking van de persoonlijke vrijheid schering en inslag vormen in het dagelijks leven van de Oostelijke helft van Europa, waar de invloed van de Sovjets min of meer sterk is.
Doch men kan zich evengoed afvragen, of een Amerikaans ‘imperialisme’ dan zoveel beter is dan het Russische. Men behoeft niet overdreven op de Amerikanen gesteld te zijn om in te zien, dat zelfs hun gewraakte olie- of dollar-imperialisme niet alleen voor de persoonlijke vrijheid, maar ook voor de welvaart van de betrokken bevolkingen te verkiezen valt boven het Russische stelsel. Het is echter begrijpelijk, dat velen in Europa boven een exclusief Amerikaans ingrijpen in Europa de voorkeur geven aan een eigen Europese ‘derde mogelijkheid’ of aan een beveiliging van de bedreigde landen door de Verenigde Naties.
Men weet, dat Truman de Verenigde Naties in zijn boodschap aan het Congres op droevige wijze had vergeten. Senator Vandenberg heeft ervoor gezorgd, dat zij per amendement werden binnengehaald, en dat is als gebaar een gunstig teken, al moet men met de genoemde Dean Acheson van mening zijn, dat de Verenigde Naties nog lang niet dat punt van ontwikkeling hebben bereikt, dat haar in staat zou stellen, krachtig en vooral ook slagvaardig bedreigde volken tegen buitenlandse agressie te beveiligen. Het is echter op zichzelf verheugend, dat de Verenigde Staten zich bereid berklaren, hun acties volgens de nieuwe politiek te laten varen zodra de Verenigde Naties dat wensen, en daarbij niet alleen genoegen nemen met een eenvoudige meerderheid van stemmen in plaats van met de vereiste twee-derde, maar ook van hun vetorecht zullen afzien. Een gebaar, dat navolging verdient!
Behalve het aanvankelijke ‘vergeten’ van de Verenigde Naties, kan men het betreuren, dat de politiek van Truman en Marshall in Amerika gepaard gaat met een anti-communistische campagne, die vaak overdreven en onverantwoordelijke vormen aanneemt. Reeds lang was het front van de met de Sovjet-Unie sympathiserende intellectuelen in Amerika ernstig aan het afbrokkelen, maar de laatste tijd dreigt een sterk emotioneel anti-communisme de openbare mening te bevangen, dat gevaarlijk is, omdat het zo licht kan leiden tot een doorslaan naar de andere kant. Dat men een onverdacht democraat als David Lilienthal kon trachten uit te schakelen als voorzitter van de Atomic Energy Commission
| |
| |
van de Senaat met de verdachtmaking, dat hij communistische sympathieën zou hebben, spreekt al boekdelen.
Toen Harold Stassen, één van de candidaten voor de post van Republikeins candidaat voor het presidentschap in 1948, van zijn reis naar Europa terugkeerde, bracht hij verslag uit van een gesprek met Stalin, waarin deze gezegd had, dat het Amerikaanse en het Russische maatschappelijke stelsel uitstekend naast elkander kunnen voortbestaan zonder in conflicten verstrikt te raken. De Amerikaanse bladen legden alle de nadruk op de ongewoon vriendschappelijke toon van Stalins verklaring. Even opmerkelijk echter was hun aandrang, dat de praktische politiek van Sovjet-Rusland zich aan de schone woorden van zijn leider zou conformeren.
Ongetwijfeld heeft de Amerikaanse openbare mening nog een grote ontwikkeling door te maken vóór de Verenigde Staten in staat zullen zijn, dat feitelijke en morele leiderschap van de wereld op te brengen, dat hun, door het ontbreken van andere machten en organen, is toegevallen. Dit geldt trouwens niet alleen van de openbare mening in Amerika, maar ook van de buitenlandse politiek, zoals die door een kleine kring van min of meer deskundigen wordt gemaakt. Wanneer de Verenigde Staten inderdaad mogelijke agressie van Russische zijde willen inperken, zullen zij, evenals Engeland, een Arabische politiek moeten voeren, die de volken van een gordel van ten Zuiden van het Russische machtsgebied geleden landen met overwegend mohannedaanse bevolking aan de zijde van de Westelijke Geallieerden brengt. Een bijna uitsluitend pro-zionistische politiek, zoals de Verenigde Staten tot dusver in Palestina hebben gevoerd, zal dan niet meer mogelijk zijn. Wat in de aanvang van dit opstel werd opgemerkt over de tegenstrijdigheid tussen de Amerikaanse politiek in China en die in Griekenland en Turkije is ten dele eveneens een uitvloeisel van het feit, dat de Verenigde Staten hun buitenlandse politiek nog tastend aan het zoeken zijn en dat daarbij nog vele tegenstrijdigheden bestaan.
Terstond na het einde van de tweede wereldoorlog was wel duidelijk, dat Amerika verbintenissen over de gehele wereld had, die een terugkeer tot het isolationisme onmogelijk maakten. Ook in de richting van de Amerikaanse buitenlandse politiek is gaandeweg meer klaarheid gekomen. Trumans boodschap van 12 Maart heeft daartoe een belangrijke bijdrage geleverd.
J. Barents
|
|