De Gids. Jaargang 110
(1947)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
Over de geboorte van de barokcultuur in verband met de opbouw van een nieuwe beschavingIDe tijd is voorbij, dat men met Jacob Burckhardt de Barok beschouwde als een verwilderde en ontaarde Renaissance. Men heeft ingezien, dat de Barok een geheel eigen karakter had en is daarna op zoek gegaan naar de barokke mensch, de schepper van deze kunstrichting, evenals achter de Gotiek nu eenmaal de Gotische mensch gestaan moet hebben. Het zou dwaasheid zijn te verbloemen, dat de Duitschers daar het eerst mee begonnen zijn. Nadat Wölfflin met zijn ‘Renaissance und Barock’ de stoot gegeven had, hebben zich voortdurend meer onderzoekers daar met dit probleem bezig gehouden. Eerst beperkte men zich nog tot de ‘Barock als Kunst der Gegenreformation’, maar daarna ging men zich de vraag stellen: is Barok alleen maar te constateeren in de beeldende kunsten of kunnen we haar ook terug vinden in de letterkunde? En toen deze vraag bevestigend werd beantwoord ging men verder en ging op onderzoek uit naar de Barok als cultuur. Het ligt voor de hand, dat men, uitgaande van de barokke kunst, die zich in de Contrareformatie liet gelden, er toe kwam de Barok als Roomsch-Katholieke beschavingsvorm te interpreteeren. Dit stadium is echter reeds verlaten en verschillende onderzoekers, zooals Winckler, Mahnke en Schaller (Die Welt des Barock. Leipzig 1943) halen wel dichters, predikanten, philosofen aan als vertegenwoordigers van de Barok, maar blijken toch de kern van deze mensch niet gegrepen te hebben, omdat zij deze stijl beschouwen als hij zijn hoogtepunt bereikt of reeds overschreden heeft. Om een cultuurvorm juist te interpreteeren, moeten we echter bij haar geboorte aanwezig zijn. Van R.K. zijde stelt Gustav Schnürer, hoogleeraar te Freiburg in Zwitserland in zijn ‘Katholische Kirche und Kultur in der Barockzeit’ (1937) het probleem heel duidelijk. Hij constateert, ‘dass wenigstens die Anfänge des Barockstils mit dem Streben der Katholischen Kirche im 16 Jahrhundert in Zusammenhang zu bringen sind. Der Sacco di Roma 1527 bewirkte im besonderen jene Erschütterung der Geister, welche Rom und Italien für eine neue geistige Orientierung, die im Werden war, empfänglich machte. Als solche haben wir das Ziel der Erneuerung der Katholischen Kirche an zu sehen, die ihren eindruckvollsten Führer in Ignatius von Loyola haben sollte. | |
[pagina 24]
| |
Das... in der Renaissance bisher schwelgende Rom wandelte sich zur Wiege der Barockkunst um und zum Herd jener neuen Kultur, die wir als Barockkultur bezeichnen dürfen, weil die Kunst ihr vor allem die äussere Signatur gab’. (Vorwort S. VI). En op p VII: ‘Der grössere, der führende Teil des Abendlandes war oder wurde wieder im 16 und 17 Jahrhundert Katholisch und indem er zugleich den von Rom ausstrahlenden Barockgeist huldigte, kann man sagen, dass der Barock die letzte Gemeinschaftskultur des Abendlandes war, in erster Linie geformt von Rom. Dieser Kultur huldigten auch weithin, wenigstens äusserlich, die nicht katholischen Länder, indem sie nach der Renaissance dem Barock ihren Tribut darbrachten’. De toegangsweg van schrijver dezes naar de Barokcultuur was een totaal andere dan die der Duitschers en Zwitsers. Sinds 1921 had mij namelijk gegrepen: ‘Het Offer des Heeren’ het aangrijpende Doopsgezinde martelaarsboek. Deze 16e eeuwsche ‘existentialisten’Ga naar voetnoot1) leefden namelijk in de verwachting, dat de Jongste dag nabij was. Er is bijna geen lied, brief of testament, of er wordt in uitgesproken, dat men elkander na de marteldood verwacht ‘onder den altaer’. Onmiddellijke werkelijkheid was voor hen Openbaring 6 vers 9 vv: ‘En toen het Lam het vijfde zegel geopend had zag ik onder den altaer de zielen dergenen die gedood waren om het Woord Gods en om de getuigenis die zij hadden. En zij riepen met groote stem, zeggende: ‘Hoe lang, o Heilige en waarachtige Heerscher oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet van degenen die op de aarde wonen? En aan een iegelijk werden lange witte kleederen gegeven en hun werd gezegd dat zij nog een kleine tijd rusten zouden, totdat ook hun mededienstknechten en hunne broeders zouden vervuld zijn, die gedood zouden worden, zooals zij’. Die zelfde verwachting omtrent de Jongste Dag, die zeer nabij is, kan men ook te kust en te keur vinden in het Geuzenliedboek. Ook de verwachting in het Wilhelmus: Graaf Adolf is ghebleven
In Vrieslandt in den slach
Zyn ziel int eewich leven
Verwacht den Jongsten Dach. en
| |
[pagina 25]
| |
Als vrome Christen leven
Tsal hier haest syn ghedaen.
behoort tot dezelfde sfeer. Commentators als Kuyper-Leendertz van het Geuzenliedtboeck hebben deze laatste regel verklaard als uiting van een zekere vermoeidheid, een apathie, als zou bedoeld zijn: dit ellendig leven zal gelukkig spoedig voorbij zijn. Maar dat is een totaal verkeerd begrijpen van de Barokmensch. Hier is integendeel sprake van een vitale en bruisende verwachting: het Nieuwe Jeruzalem is nabij en daarin zullen wij als koningen heerschen. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde zijn nabij; ze komen spoedig, misschien de volgende week of de volgende maand. Ook dr Drewes verklaart in zijn dissertatie: ‘Het Wilhelmus’ deze regels als Kuyper Leendertz. (Deze studie is een typisch produkt van de wetenschapsfabriek. Veel materiaal is verwerkt, maar het gebrek aan inzicht en indringingsvermogen is opvallend. Dit tekort aan geest gaat gepaard, zooals van zelf spreekt, met een hooghartige en verwaande beoordeeling van het werk van andere onderzoekers.) Van hier naar de Barok is wel een zeer groote sprong. Maar deze werd mij mogelijk gemaakt door het lezen van de roman van S. Vestdijk: ‘De opening van het vijfde zegel’. Dezelfde mentaliteit als bij de Protestantsche martelaars en de geuzen vond ik hier terug bij El Greco, die hun verwachting schildert. En daar El Greco tot de Barok behoort, kon de sprong van de Doopsgezinden en geuzen naar de Barok veilig gemaakt worden. Protestanten en Roomschen van die tijd zijn beiden barokke menschen. Maar de Protestanten werden zoo geheel en al opgeslorpt door het leven zelf, dat zij niet aan kunstwerken toekwamen. In R. Katholieke landen kon de energie en de spanning van die tijd zich via de beeldende kunst uiten. Men zou het ook zoo kunnen zeggen: de geloofsovertuiging en de heroiek van het martelaarschap werd in R. Katholieke landen meer afgebeeld en in Protestantsche landen meer beleefd. Daarom zou men kunnen zeggen: de onmiddellijke, eerstehandsche, directe uitingen van de Barok kunnen we in de Protestantsche landen zien en de reflex, de spiegeling van de Barok in de Roomsche landen. Vandaar dat de Barok tot dusver niet opgemerkt is bij geuzen en martelaars.Ga naar voetnoot1) Wanneer men de verzameling van schilderijen van El Greco nagaat, vindt men daarin ook een afbeelding van de visie op de Jongste Dag, zooals de Barok er zoovele kent. Maar wie ligt daar | |
[pagina 26]
| |
geknield op de voorgrond? Philips II van Spanje! Ook hij vereenigd in het geloof aan de spoedige nadering van het Laatste Oordeel met degenen, die door zijn bevel door water, vuur en zwaard terechtgesteld werden. Eenzelfde geloof verbond beulen en slachtoffers. Beiden worden overkoepeld door de barokke cultuur. Beide partijen streden met God tegen den Antichrist. Voor Philips, den Paus en de geheele Roomsch Katholieke kerk waren de Protestanten kinderen van de hel, dienaren van den Antichrist en den Draak. Voor de Protestanten was Rome, gelegen op de Zeven heuvelen, de Hoer van Babel en was de Paus de lijfelijke Antichrist. Mijn gevolgtrekking ligt dus voor de hand: de aanvang van de Barok heeft onmiddellijk te maken met de Openbaring van Johannes en met de verwachting van de Jongste Dag, is niet los te maken van de strijd met God en Christus tegen den Antichrist en het Beest uit den afgrond. Daarom kon de barokke mensch onmogelijk verdraagzaam zijn. Immers wie ten strijde trekt voor het Absoluut Goede tegen het Absoluut kwade is een lafaard en een verrader, wanneer hij verdraagzaam is. Wie tolerant is, verloochent God en Christus. Hun wilskracht bij alle nederlagen werd telkens weer vernieuwd door het geloof: Als God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn? Vandaar de hardnekkigheid van Philips II en van onze voorvaderen. Wat ligt er echter achter de Openbaring van Johannes? Het antwoord is niet moeilijk te geven. Het is de astrologie. Evenals in de Openbaring de wijde en oneindige hemelruimte de geweldige achtergrond is van het aardsch gebeuren, zoo oefenen bij de astrologische voorspellingen de planeten en andere hemellichamen hun ontzagwekkende invloed uit op de menschenwereld. ‘En hij riep met groote stem, zeggende... En hij riep met een stem als van vele wateren...’ De astrologie der 15e en 16e eeuw heeft met de Openbaring dit hoofdkenmerk gemeen, dat beide geweldige catastrophen voorspellen. Er wordt in geen bijbelboek zoo ontzettend gemoord, nergens vloeit het bloed zoo bij stroomen, weergalmen de hemelen van de jammerkreten van de geteisterde menschheid als in de Openbaring. En de ontzaglijke hemelruimten vormen de achtergrond van dit verschrikkelijk gebeuren. H. Wölfflin heeft van deze samenhang geen besef. Daarom is het wel interessant, hier eenige van zijn karakteristieken van de Barok te laten volgen, om te laten zien, hoe de analyse van de kunstwerken precies klopt met het karakter van de Openbaring. ‘Barock will packen mit der Gewalt des Affekts. Er gibt: Aufregung, Ekstase, Berauschung. Massigkeit und Bewegung sind die Prinzipien des Barockstils. Der Barock gibt nirgends das | |
[pagina 27]
| |
Fertige und Befriedigte, nicht die Ruhe des Seins, sondern die Unruhe des Werdens. In seiner höchsten Leistung, in den Innenraumen der Kirchen tritt ein ganz neues, auf das Unendliche gerichtetes Raumgefühl in die Kunst ein. Barock will absichtlich gesuchte Dissonanz. Die Renaissance strebt nacht dem Vollkommenen und Vollendeten, der Barock wirkt durch das Aufregende der Formlosigkeit, die erst überwunden werden muss.’ De voorspellingen der astrologen van komende tweedracht, oorlogen, rampen en ondergangen woelden en ploegden de 15e en 16e eeuwsche menschen open. Zij werden neurotisch en verloren hun psychisch evenwichtGa naar voetnoot1). En deze opengescheurde grond kon eerst het zaad der Reformatie opnemen. De massa is nu eenmaal traag en houdt met hand en tand vast aan zijn traditioneele evenwichtige toestand. Eerst wanneer door ontzaglijke rampen het oude evenwicht niet meer houdbaar is, is deze massa bereid het risico van labiele toestanden te nemen en een nieuw evenwicht te zoeken. We zullen zien, hoe deze labiliteit de voorwaarde is voor de schepping van een nieuwe cultuurvorm en zullen ons nu bezig houden met de voorspellingen der astrologen in de 15e en 16e eeuw, als voorbereiders van de barokke cultuurvorm.
Wij zijn zoo gewend de Renaissance te vereenzelvigen met de klassieke meesterwerken der Italiaansche Renaissance, dat we de onderstrooming over het hoofd zien, die zich vooral in houtsneden geuit heeft, welke de astrologie onder de analphabeten bracht en de geesten zoo beinvloed heeft, dat de Reformatie een toebereide akker vond. De gestalten der heidensche godenwereld, die in de vroege Renaissance in het Zuiden en daarna in het Noorden een wederopstanding beleefden, zijn wij gewend te zien als te behooren tot de kunstgeschiedenis en we hebben vrijwel vergeten, dat zij ook religieuze wezens waren. Het hier volgend essay wil aantoonen, dat de hellenistische kosmologie een geweldige invloed uitgeoefend heeft in de Noordeuropeesche landen en wel zoo, dat men het volste recht heeft vast te stellen, dat deze astrologie de baanbreker is geweest voor de Reformatie. Aan dit onderwerp heeft A. Warburg een hoofdstuk gewijd in zijn studie: ‘Die Erneuerung der heidnischen Antike. Kulturwissenschaftlichte Beiträge zur Geschichte der Europäischen Renaissance’Ga naar voetnoot2), waarvan wij hier de hoofdzaken weergeven. | |
[pagina 28]
| |
De antieke goden behoorden als kosmische demonen tot de religieuze machten van het christelijke Europa, stilzwijgend geduld door de R.K. kerk. Van het Hellenisme kwamen deze machten via Arabië, Spanje en Italië naar het Noorden. Sinds ongeveer 1470 vanuit de drukkunstcentra Augsburg, Neurenberg en Leipzig, zwierven deze sterregoden door alle landen benoorden de Alpen. Zij waren demonische wezens, die het lot des menschen beheerschten. Wiskunde en astronomie, godsdienst en astrologie gingen nog dezelfde weg en zoo was het lot van een mensch te berekenen voor het jaar, de maand, de week, de dag, het uur, zelfs de minuut en de sekonde. De astrologen der Middeleeuwen brachten de hellenistische erfenis over Toledo en Padua naar het Noorden. Het is dan ook niet te verwonderen, dat in Augsburg de werken der Arabische en Italiaansche astrologen tot de eerste geillustreerde producten van de drukpers behooren. En zoo staan aan het eind der 15e eeuw zoowel in Italië als Duitschland twee opvattingen der Oudheid naast en tegenover elkander: de oeroude, praktisch-religieuze en de nieuwe artistiek-aesthetische. Terwijl de laatstgenoemde in Italië de overwinning schijnt te behalen en ook in Duitschland aanhangers vindt, beleeft de astrologische oudheid een hoogst bijzondere Renaissance, doordat de in de voorspellingsliteratuur voortlevende sterresymbolen - vooral de zeven Planeten in menschengestalte - een bloedtransfusie ontvangen uit de toenmalige sociale en politieke conflicten, waardoor zij intens modern werden en een min of meer journalistieke beteekenis kregen. Naast deze toenmaals wetenschappelijke voorspellingsmethode stond nog de zg. ‘wunderliche’ methode, die uit het verschijnen van aardsche monstra, d.w.z. merkwaardig gevormde menschen en dieren de toekomst voorspelde. Typisch is wel, dat we hier een verschil kunnen constateeren tusschen Melanchton en Luther. De eerste hield het met de ‘künstliche’, de wetenschappelijke, de tweede met de ‘wunderliche’ wijze van voorspelling. Een typisch voorbeeld van de denkwijze van Melanchton geeft wel een brief van hem aan Johann Carion, die diplomatiek agent van den keurvorst van Brandenburg was, een bekend astroloog en tevens schrijver van een beroemdgeworden handboek voor de wereldgeschiedenis, van de ‘Chronica’. Zich beroepend op een zoogenaamde spreuk uit het Huis van Elias, deelt hij de geschiedenis in perioden van 2000 jaren. Uit deze brief citeer ik eenige passages. Men kan hem in zijn geheel vinden in het bovengenoemde werk van Warburg bl. 493 vv; ze is gedateerd 17 Aug. 1531. | |
[pagina 29]
| |
‘Ik heb getracht de tekst (van de chronica) te voorzien van de uitnemenste citaten. De spreuk van Elias komt niet in de bijbel voor, maar bij de rabijnen en is zeer beroemd. Bij de Hebreën is deze opvatting zeer gewoon en is door mij aan het begin van Uw Historia gezet om algemeener bekend te worden... Mijn vrouw beviel met Gods hulp van een dochter, wier geboortetijd ik u toezend, echter niet om u daarmee te vermoeien, want ik zie daaruit dat zij non zal worden. (Peucer is later met haar gehuwd; van het non worden kwam dus niet veel). Sinds meer dan acht dagen zien wij een komeet. Wat denkt gij daarvan? Hij schijnt boven den Kreeft te staan, daar hij direct na de zon ondergaat en kort voor zonsopgang opgaat. Als hij een roode kleur had, zou hij mij meer doen schrikken. Zonder twijfel beteekent hij de dood van vorsten, hij schijnt echter de staart naar Polen te richten. Maar ik wacht uw oordeel af. Ik zou u van ganscher harte dankbaar zijn, wanneer ge me zoudt willen mededeelen, wat ge er van denkt. (Sinds 30 April van dit jaar was het keizerlijke ultimatum aan de Protestanten afgeloopen en nu dreigde een gewapende botsing tusschen Karel V en den Schmalkaldischen Bond). De onzen maken zich bezorgd wegens een aantal landsknechten die in Friesland zijn, omdat deze onder voorwendsel van den Deenschen oorlog ons kunnen overvallen. Maar die van de Palts en van Mainz onderhandelen met de onzen reeds over een vreedzaam bijleggen van het geschil, ofschoon ik geen hoop op vrede heb. Ik word namelijk niet alleen door astrologische, maar ook door andere voorspellingen diep getroffen. Hassfurt (een astroloog die veel invloed op M. heeft) voorspelde koning Christiaan (van Denemarken) een eervolle terugkeer. Schepperus (de Schepper, een ander astroloog) ontkent dat hij zal terugkeeren. Op mij maakt Schepperus geen indruk. Hij vergist zich vaak. Hassfurt voorspelde den Landgraaf van Hessen groote overwinningen en een burger in Schmalkalden, dien ik ken, had een wonderbaarlijk gezicht over deze onlusten, een voorspelling waaraan ik de grootste waarde hecht. Hij heeft een goed verloopende catastrophe gezien, welke echter aanduidt, dat onze tegenstanders hevig verschrikt de wijk nemen voor den leeuw (den landgraaf van Hessen). Een vrouw in Kitzingen heeft schrikkelijke zaken voorspeld over Ferdinand. Hij zal oorlog tegen ons voeren, die echter voor hem ongelukkig zal afloopen. In België heeft een jonkvrouw den keizer ook de toekomst voorspeld. Zoodat ik overtuigd ben, dat een of andere beweging zal ontstaan en ik bid God, dat Hij ze tot een goed einde brengen zal zoowel voor de kerk als voor den staat...’ | |
[pagina 30]
| |
Door deze brief krijgen we een goede kijk op Melanchton en duizenden van zijn tijdgenooten. De heidensch-antieke toekomstvoorspelling, die door de Italiaansche Renaissancecultuur tot nieuw leven verwekt was, bevatte een merkwaardige vermenging van heterogene elementen, als rationalisme en mythologie, van rekenende wiskundigen en profeteerende voorspellers. Zelfs de sterke burcht Wittenberg, vanwaar uit men het christelijke heidendom van Rome zoo hartstochtelijk bestreed, was niet ontoegankelijk voor de babylonisch-hellenistische sterrenwichelarij. Luther was de meening toegedaan dat de almacht van den christelijken God soeverein en onberekenbaar de natuurwonderen en de kosmologische gebeurtenissen als waarschuwende boodschap uitzendt. Melanchton daarentegen handhaafde de antieke astrologie als intellectueele bescherming tegen het kosmisch bepaalde aardsche fatum. En wel zoo, dat toen een Italiaansche astroloog, Lucas Gauricus de nativiteit van Luther ‘rectificeerde’ door een andere geboortedag vast te stellen, hij steun en begrip vond bij Melanchton, Carion en andere sterrekundige Wittenberger geleerden. En dit nog wel, ofschoon deze astrologische politiek zich zonder twijfel tégen Luther keerde, zoodat deze zich met alle kracht verweren moest tegen deze tweede, mythisch-astrologische geboortedag: de 22 October 1484. In 1531 kwam de beroemde Zuiditaliaansche astroloog Lucas Gauricus naar Berlijn, daarheen uitgenoodigd door den Keurvorst van Brandenburg Joachim I. Vandaar reisde hij naar Wittenberg, waar hij vier dagen bleef, enthousiast begroet en vereerd door Melanchton. Deze noemt hem den ‘vorst der philosophie’. Het blijkt dat M. horoscopen, gemaakt door Carion en de Schepper verzamelde en ze vergeleek met die van Gauricus. In München en Leipzig zijn dergelijke verzamelingen bewaard gebleven. Kroker toont in zijn studie: ‘Nativitäten und Konstellationen aus der Reformationszeit’ (in ‘Schriften des Vereins für die Geschichte Leipzigs’, 6 Band, 1900) aan, hoe bijv. de geschriften van Reinhold, professor in de Wiskunde aan de Universiteit Wittenberg, de astrologie midden in de kring der Reformatoren brengen en Luther zelf aanvallen. Want de eenige nativiteit van Luther, die Reinhold geeft baseert zich niet op Luthers eigenlijke geboortedag, de 10 November 1483, maar op de 22 October 1484 zooals Gauricus wilde. De heidensch-astrologische geboortedag verdringt dus de werkelijke. Hoezeer de astrologie in de godsdienstoorlog meevecht blijkt wel uit het feit, dat Gauricus in een brief aan Paus Clemens VII in 1525 Luthers ondergang als ketter profeteert. Later, als de Contrareformatie met volle kracht | |
[pagina 31]
| |
doorbreekt, karakteriseert hij hem als den aartsvijand van de christelijke godsdienst en leidt uit zijn horoscoop af, dat hij ter helle zal varen, eeuwig gepijnigd door de drie Furiën. Vandaar dat de oudere Luther niets meer moet hebben van de astrologie. Zoo zegt hij bijv. in Augustus 1540: ‘Niemand zal mij overtuigen, noch Paus, noch de een engel uit den hemel, noch zelfs Philippus (Melanchton), dat ik geloof schenken zal aan de voorspellingen der astrologie, die zóó vaak falen, dat niets onzekerder is dan zij.’ (Tischreden, Weimar, IV, 668). Dat toch Melanchton en vele andere aanhangers van Luther deze datumverschuiving sympathiek gezind zijn, ligt aan het feit, dat al generaties vroeger het jaar 1484 door de astrologen aangewezen was, omdat dan een groote samenkomst der planeten plaats vinden zou, als het jaar waarin een nieuwe periode in de avondlandsche religieuze ontwikkeling zou aanvangen. Daarbij komt dat Luthers moeder wel de dag en het uur wist waarin haar zoon geboren werd, nl. 10 November, 's nachts om 11 uur, waarom zij hem den naam Martin gaf omdat de volgende dag St Maarten was, maar het jaar wist zij niet zoo zeker. Pico della Mirandola getuigt in zijn werk: De astrologia disputationes, dat in de 15e eeuw deze voorspelling de gemoederen tientallen jaren lang gedrukt heeft. Door de planetenconjunctie van Jupiter en Saturnus in het teeken van den Schorpioen, die zou plaats vinden den 23 November 1484, zou een geestelijke optreden, die een kerkelijke revolutie teweeg zou brengen. Toen deze profetische monnik niet verscheen, trad eerst een ontspanning in, maar de astrologen lieten zich niet van de wijs brengen en het was een Nederlander, Paulus van Middelburg, professor in de astrologie te Padua, die de invloed der constellatie van 1484 over twintig jaren uitstrekte en ze toepaste op alle gebieden van het menschelijke leven, niet alleen op den te verschijnen monnik. Het optreden van dezen ‘kleinen profeet’ wordt hier en daar letterlijk ontleend aan de voorspellingen van den Arabier Abu Masar (gest. 886). Hij zou 19 jaar na 1484, dus in 1503 geboren worden, 19 jaar werken en zijn vaderland moeten verlaten. De titel van het werk van dezen Middelburger luidt: ‘Magistri pauli de middelburgo prenostica ad viginti annos duratura’. Het blijkt gedrukt te zijn ‘In marcuriali oppido antwerpiensi impressum. Per me Gherardus leeu Anno salutis MCCCCIxxxiiij. quarto kalendas Octobris.’ Deze Gerard Leeuw verstond zijn vak uitstekend, want de bladzijde die Warburg afdrukt, geeft een prachtletter te zien, uiterst strak gezet, werkelijk een lust voor het oog. De Duitscher Lichtenberger, die later een heel bekend geworden voorspellingsboek uitgaf, heeft zijn profetie van den revolu- | |
[pagina 32]
| |
tionnairen monnik weer woordelijk ontleend aan Paulus van Middelburg. Deze heeft dat dan ook zeer vertoornd aan de kaak gesteld in 1492 in een geschrift, getiteld: ‘Invectiva in superstitiosum quendam astrologum’, een van de eerste strijdvaardige verdedigingen wegens plagiaat. Lichtenberger schijnt niet geantwoord te hebben. Wie waren nu deze Paulus van Middelburg en deze Lichtenberger? In het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek III p. 859 schrijft de Waard in het kort diens biografie. Paulus van Middelburg werd aldaar geboren in 1446 en stierf te Rome in 1533. Hij studeerde te Leuven en promoveerde daar tot magister artium et medicinae, keerde naar zijn geboorteplaats terug, werd daar tot priester gewijd en kreeg een kannunniksplaats. De geestdoodende sfeer dreef hem echter weg naar het toen in volle bloei staande Italië. In 1479 werd hij hoogleeraar te Padua om daar de astrologie te doceeren. In dit jaar vertoefde hij ook aan het hof van den hertog Federigo te Urbino, wiens lijfarts hij werd. Hij schreef vele prognostica, de eerste voor of in 1480. De juiste tijd voor de viering van het Paaschfeest ging hem zeer ter harte en hij wierp zich dan ook met man en macht in de hevige discussie die toen over dit probleem en überhaupt over de geheele herziening van de Juliaansche kalender gevoerd werd. In 1494 werd hij bisschop van Fossombrone, zat herhaalde malen in commissies die over de tijdrekening vergaderden en werd in 1517 voorzitter van een dergelijke commissie over de kalenderhervorming. Intusschen bleef hij voortgaan met het publiceeren van prognostica. Hij stond in hooge eer bij de pausen Clemens VII, Alexander VI, Julius II, Leo X en Paulus III. Benoemd tot kardinaal vertrok hij naar Rome en stierf daar in 1533. Was Paulus van Middelburg als astroloog een steunpilaar der Kerk, Johann Lichtenberger heeft veel er toe bijgedragen haar autoriteit te ondermijnen door middel van zijn astrologische voorspellingen. Er is zoo weinig van hem bekend, dat men een tijdlang heeft gemeend, dat hij in het geheel niet bestaan zou hebben. Hij kwam uit de Beneden-Elzas uit het dorpje Lichtenberg in het Ambt Ingweiler. Hij noemt zich ook wel Claromontanus, de Claro Monte of Peregrinus Ruth of Roth. Zijn geboorte- en sterfjaar zijn onbekend. Hoogstwaarschijnlijk is hij hofastroloog geweest van Keizer Friedrich III (1440-1493). In de zestiger en zeventiger jaren moet hij in Mainz gewoond hebben, want een volkslied uit 1475 over de Kölnische Krieg bevat over hem de volgende regels: | |
[pagina 33]
| |
Zu Mainz in der stat gut
Sprach ain maister auss freiem Mut...
Johann Lichtenberger ist er genannt,
In dem ganzen Reich wolbekant,
Der hat anfang und ende dises Krieges
gar behende besunnen mit guter zeit.
(Liliencron. Historische Volkslieder der Deutschen II, 42-58)
De tot nu toe oudste bekende gedrukte uitgave van zijn profetische geschriften is uit het jaar 1488, maar hij moet dus veel eerder prognostica gepubliceerd hebben. Zijn boek, getiteld: ‘Pronosticatio’ was zeer beroemd in zijn tijd. Er kwamen uiterst radicale politieke opvattingen in voor en het kreeg groote autoriteit in verband met de boerenopstand en andere onlusten in Duitschland. Er zijn Latijnsche, Duitsche en Italiaansche uitgaven, de meeste met 44 à 45 houtsneden. (Allgemeine Deutsche Biographie dl. 18, blz. 538-42). Het schrikbeeld van de groote conjunctie van Saturnus en Jupiter behoorde evenals de figuur van den monniksprofeet dus tot het bezit van de voorreformatorische tijd. Door het optreden van Luther en de vele onlusten uit zijn begintijd kreeg de daimonische Oudheid een geheel spontane, intens werkende levensvernieuwing. De monnikprofeet was nu een angstaanjagende werkelijkheid geworden. Al klopte het geboorteuur niet, noch het verlaten van zijn land, noch de bepaalde teekenen en vlekken aan bepaalde lichaamsdeelen, welke alle reeds voorkomen in het handboek van den Arabier Abu Masar: de hoofdzaak klopte wél. Een monnik was opgestaan en was de geestelijken te lijf gegaan. Er bestaat een houtsnede in Lichtenberger's boek, waarop een groote monnik afgebeeld staat, op wiens schouder een duiveltje zit en naast hem een kleine. De Hamburger universiteitsbibliotheek bezit een Latijnsch exemplaar uit 1492, waarbij in 16e eeuwsch handschrift in het platduitsch geschreven staat: Bij de groote: ‘Dyth is Martinus Luther’ en bij de kleine: ‘Philippus Melanton’, een bewijs hoe het publiek deze voorspellingen vereenzelvigde met de beide Reformatoren. De antilutheranen maakten van dit duiveltje hevig gebruik. Zoo schreef de Luthervijand Cochlaeus in zijn: ‘Von newen Schwermeryen sechs Capitel’ (1534): ‘Hoff auch, er (Luther), solls auf XX Jahr nicht bringen, sonder im XIX jahr (wie Lichtenberger von jm schreybt) sol er zu boden gehen, der vnselig Münch, der den Teuffel auff der achseln tregt, in Liechtenbergers Practica’. | |
[pagina 34]
| |
Luther zelf staat er echter anders tegenover. Valerius Herberger schrijft nl. in zijn Gloria Lutheri (1612), en gaat daarbij terug op betrouwbare bronnen, die hij dan ook noemt: ‘S. Martino haben die bösen Geister viel schalckheit angeleget, wenn sie jhm in mancherley form und gestalt sind erschienen... Hier muss ich etwas denckwirdiges erzehlen. Herr Johann Lichtenberger hat geweissagt, es würde ein Münch kommen, der würde die Religion scheuren vnd pantzerfegen. Demselben Münch hat er einen Teuffel auff den nacken gemalt. Nu macht sich Lutherus ein mal vber Lichtenbergers Buch vnd will es verdeutschen. D. Justus Ionas kömpt dazu vnd fragt was er vorhabe: D. Luther sagets. Da spricht D. Ionas: Warumb wolt jhr jhn deutschen, ist er doch wider euch. Lutherus fraget vrsach. D. Ionas sagt: Lichtenberger sagt jhr habt den Teuffel, nu habt jhr ja keinen Teuffel. Da lächelt der Herr Lutherus vnnd spricht: Ey Herr Doctor, sehet nur das Bild ein wenig besser an, wo sitzt der Teuffel? Er sitzt nicht dem Münche in hertzen, sondern auff dem nacken, ey wie fein hat ers troffen. Im hertzen da wohnet mein Herr Jesvs, da sol mir der Teufel nu vnnd nimmermehr hinein kommen, aber ich meyne er sitzt mir auff dem nacken durch Bapst, Keyser vnd grosse Potentaten vnd alles was in der welt wil klug seyn. Kan er nicht mehr, so macht er mir im Kopff ein abschewlichs sausen. Wie Gott will er mag mich eusserlich plagen, es ist, Gott lob vnnd danck, nur ein aussgestossener aussgeworffener Teuffel, wie Christus redet: der Fürst dieser Welt werde jetzt aussgestossen, Joh. 12. Diese wort hat D. Iusti Ionae Diener welcher hernach ein berühmbter Prediger worden ad notam genommen vnd offt erzehlet...’ Deze overlevering klinkt echt. Wij hebben namelijk van Luther veel dergelijke uitingen over zijn strijd met den hoofdpijnduivel, die voor hem een geheel en al persoonlijk wezen was. Typisch is wel, dat later deze profetische monnik voorgesteld wordt met de sikkel van Saturnus in de rechterhand, maar met een roos in de linker, bijv. in het boek van Osiander en Hans Sachs, Wunderliche Weissagung. Nürnberg 1527.
Uit het eind der 15e eeuw dateert ook een voorspelling van een geweldige watervloed die de aarde teisteren zou en wel in 1524. Bekend is een schilderij van Albrecht Dürer, die een angstige droom, die hij gehad heeft, afbeeldt. Ontzettende waterstroomen storten uit den hemel en overspoelen het aardrijk. Men paste letterlijk toe, wat men aan den hemel zag. Twintig conjuncties, waarvan zestien in het waterige teeken der visschen zouden in | |
[pagina 35]
| |
Februari 1524 een wereldoverstroomingscatastrophe veroorzaken. De geleerdste natuurwetenschappelijke astrologen waren het daarover met pathetische zekerheid eens. Een zekere Reymann, die de nativiteitskalender van 1515 vervaardigde roept bijv. ach en wee over het jaar 1524. De illustratie die tot zijn ‘Practica’ behoort, beeldt een reuzenvisch af met een besterde buik, die de planeten afbeelden, die in conjunctie komen. En uit deze buik stroomt de vernietigende orkaan, neer op een door bouwwerken aangeduide stad. Onder de indruk van deze dreigende gebeurtenis staan rechts keizer en paus, kardinaal en bisschop, terwijl van links de boeren komen, aangevoerd door een boer met een mestvork en een vaandeldrager, die over de rechterschouder een zeis draagt en een houten been heeft, de twee symbolen van Saturnus. Nog feller en dreigender is de prognosticatio van Johann Carion uit 1521. De titel luidt: ‘Prognosticatio und Erklerung der grossen wesserung/Auch anderer erschrocklichenn würckungen. So sich begeben nach Christi unsers lieben hern geburt/Funfftzehen hundert und xxiiij Jar.’ Op de afbeelding ziet men een stad, die in puin valt door de geweldige waterstormen, die uit den hemel bruisen. Daaronder ziet men een ridder met geheven zwaard, op het punt den paus te onthoofden. Achter den paus staat een kardinaal met van schrik opgeheven armen, terwijl een boer met getrokken zwaard hem dreigend aanziet en daarachter de keizer met in de rechterhand een scepter, terwijl hij de linkerhand voor het gezicht houdt en angstig tusschen de vingers doorziet naar het schrikkelijk gebeuren. Naast den keizer is het planetenteeken voor de zon afgebeeld, op de mantel des pausen staat het Jupiterteeken en achter den ridder het symbool van Mars. Luther heeft deze zondvloedpaniek mee doorleefd. Later uit hij er zich nogal luchthartig over, maar dat hij in den tijd zelf er niet zoo licht over dacht, blijkt wel uit het feit, dat ook hij toen de jongste dag verwachtte. ‘D.M.L. sagte von den Narrheit der Mathematicorum und Astrologorum, der Sternkücker, die von einer Sündfluth oder grossem Gewasser hätten gesagt, so Anno 1524 kommen sollte, das doch nicht geschach; sondern das folgend 25 Jahr stunden die Bauren auf und wurden aufrührerisch. Davon sagt kein Astrologus nicht ein Wort. Er redete aber vom Bürgermeister Hohndorf: derselbe liess ihm ein Viertel Bier in sein Haus hinauf ziehen, wollte da warten auf die Sindfluth, gleich als würde er nicht zu trinken haben, wenn Sie käme. Aber zur Zeit des Zorns war ein Conjunctio, die hiess Sünde und Gottes Zorn, das war ein ander Conjunction, | |
[pagina 36]
| |
denn die in 24 Jahre.’ (Erlanger Ausgabe. Band 62, S. 327). Het is merkwaardig, dat men aan deze letterlijke interpretatie van de conjunctie in het teeken der Visschen is blijven hangen. Want er is inderdaad omstreeks dien tijd een geweldige vloed opgetreden, namelijk de beweging der doopsgezinden, die men met de pijnbank, met zwaard, water en vuur heeft trachten tegen te houden, zoowel van Roomsch Katholieke als van Protestantsche zijde. In Zuidduitschland en de Oostenrijksche landen is dat inderdaad gelukt, maar in de Nederlanden is deze vloed zoo toegenomen, dat in de 17e eeuw op een bevolking van 2 millioen er 200.000 Doopsgezinden waren, waarvan velen zoo goed gesitueerd, dat zij hun geloofsgenooten herhaaldelijk via de Staten Generaal daadwerkelijk hebben kunnen helpen tegen de vervolgingsmaatregelen van andere regeeringen. Den 17 Januari 1525 werd er op bevel van de Raad der stad Zürich een godsdienstgesprek over de kinderdoop gehouden tusschen Zwingli, die de Reformatie staatskerkelijk wilde organiseeren en die daarin geslaagd was eenerzijds en Konrad Grebel en Simon Stumpf anderzijds, die een apostolische gemeente naar voorbeeld van de eerste christenen voorstonden. De raad verklaarde Zwingli als overwinnaar en besloot, ieder die zijn kinderen niet liet doopen uit de stad te verbannen. Op de avond voor het vertrek der verbannenen vierde de gemeente het avondmaal in beiderlei gestalte tot herinnering aan de dood Christi en tot een teeken van broederlijke gemeenschap. Na het gebed verhief zich een broeder Georg Blaurock en verzocht Konrad Grebel hem te willen doopen. Zoo was hij de eerste, die de doop voor volwassenen ontving. ‘Wie nun das geschehen war,’ aldus een oude kroniek, ‘haben die andern gleicherweise an den Georg begehrt, dass er sie taufen soll, welches er auf ihr Begehren auch also tat und haben also in hoher Furcht Gottes mit einander dem Herrn ergeben, einer den andern zum Dienst des Evangeliums bestätigt und angefangen, den Glauben zu lehren und zu halten’. (Ch. Hege. Kurze Geschichte der Mennoniten. bl. 8). Als een loopend vuur plantte deze beweging zich voort, vooral onder de lagere volksklassen en zeer zeker zou het Protestantisme in Duitschland veel sterker zijn geweest, toen de Contrareformatie uitbrak, als niet ook de Wittenberger theologen op strenge bestraffing aangedrongen hadden, zelfs met het zwaard. Luther, Melanchton, Cruciger en Bugenhagen hebben dit advies aan den landgraaf Philips van Hessen gegeven. De Rijksdag van Spiers, die door het protest der evangelische vorsten tegen dwang in geloofszaken van wereldhistorische beteekenis is geweest, deze zelfde rijksdag gaf zijn goedkeuring tot | |
[pagina 37]
| |
het toepassen van de doodstraf op allen die de doop voor volwassenen aanvaard hadden. De Rijksdag van Augsburg sanktioneerde in 1530 de besluiten van Spiers. Het bloed van deze martelaars kwam over de kindskinderen hunner beulen, toen het Duitsche volk bijna uitgemoord werd in de dertigjarige oorlog.
In de zestiende eeuw verwachtten de doopsgezinden met verlangen de wederkomst des Heeren, die zijn boden uitgezonden had om een heilige gemeente te vergaderen, die zich op zijn komst voorbereid had. De gedachte aan de Jongste Dag, die nabij was, sterkte en troostte de broeders onder alle druk der vervolging. ‘Die Grundsätze christlichen Lebens, welche hier ausgebildet und angenommen wurden, einfach bibelmässig, unschuldig und grossartig wie sie erschienen, entsprachen an und für sich einem weit verbreiteten religiösen Bedürfniss... Die Redner waren Bekenner und Martyrer und die Flamme, von der sie selbst ergriffen waren, entzündete auch die Hörer. Verfolgt und flüchtig, ihrer Nahrung und ihres Lebens nicht sicher, legten sie durch die Tat ein Zeugnis für ihre Worte ab. Darum wirkten diese mit der vollen Macht ihres biblischen Inhalts, erbaulich und herzgewinnend, erschütternd und niederwerfend. Oft reichten wenige Stunden hin, eine Gemeinde zu gründen’. Aldus de historicus der Wederdoopers te Münster, K.A. Cornelius.
Zooals reeds opgemerkt is, verwachtten in de 16e eeuw de Doopsgezinden de Wederkomst des Heeren binnen korten tijd. Nu is het typisch, dat Luther, die hen met het scheldwoord ‘Schwermgeister’ karakteriseerde, zelf ook den Jongsten Dag nabij achtte. Dus ook hij een ‘Schwermgeist’! De ‘chronica deudsch’, schreef naar aanleiding van de periode 1500-1510: ‘Eine newe kranckheit / die Frantsozen / von etlichen aber / die Hispanische seuche genannt / komet auf/ /Vnd wie man sagt / sie ist aus den newgefundenen Jnsulen in Occidente / in Europam gebracht. Ist eins von den grossen Zeichen vor dem Jüngsten Tage. Vnd vnter diesem Maximiliano sind im himel wunderbarliche zeichen / vnd derselben viel geschehen / dazu auch auff erden / vnd in wassern / von welchen Christus sagt / Es werden grosse zeichen sein etc. Also / das von keiner Zeit gelesen wird / darin mehr vnd grössere zugleich geschehen weren / Die vns gewisse hoffnung geben / das der selige tag hart für der thür sei’. (t.a.p. bl. 523). Waarschijnlijk in verband daarmee heeft Luther een preek | |
[pagina 38]
| |
gehouden in 1522 over: ‘Ein Christliche vnn vast wolgegrundete beweysung von dem Jüngsten Tag Vnnd von seinen zeichen, das er auch nit ferr mer sein mag’. (Dr. M. L's sämmtliche Werke, Erlanger Ausgabe X, Frankfurt a. M. 1868, 2, S. 53 ff). Zoo zegt hij bijv. op bl. 65: ‘So haben wir auch so viel Cometen gesehen, und neulich sind viel Kreuz vom Himmel gefallen (und ist mit unter auch aufkommen die neue, unerhörete krankheit, die Franzosen). Auch wie viel Zeichen und Wunder sind, etliche Jahr daher im Himmel ersehen, als Sonnen, Mond, Sternen, Regenbogen, und viel ander seltzame Bilde. Lieber, lass es Zeichen sein, und grosse Zeichen, die etwas grosses bedeuten, welche auch die Sternmeister und Frau Hulde nicht mag sagen, dass sie aus natürlichem Lauf sind kommen, denn sie haben zuvor nichts davon erkannt, noch geweissaget. So wird auch kein Sternkündiger thüren sagen, dass des Himmels Lauf habe verkündiget das schrecklich Thier, das die Tiber zu Rom todt auswarf vor kurzen Jahren, welchs hatte einen Eselskopf, eine Frauenbrust und Bauch, einen Elephantenfuss an der rechten Hand, und Fischschuppen an den Beinen, und ein Drachenkopf am Hintersten etc. Darin das Papstthum bedeutet ist, der grosse Zorn Gottes und Strafe. Solcher Haufen Zeichen will etwas grössers bringen, denn alle Vernunft denket’. Over de Conjunctie van 1524 zegt hij: ‘Was aber die Bewegung des himmelischen Heers sei, weiss ich noch nicht, es wäre denn die grossen Constellation der Planeten (die itzt eintreten wird über zwei Jahr). Denn die Planeten sind gewisslich von der Himmel Kräften und Heer wohl das furnehmest, und ihre wünderliche Versammlung, ist ein gross gewiss Zeichen über die Welt... Darumb ich darauf stehe, dass des himmelischen Heers Bewegung seien (gewisslich die zukunftige) Constellation der Planeten (darüber die Sternmeister sagen, es solle eine Sindfluth bedeuten; Gott gebe dass der jüngste Tag sei, wilchen sie gewisslich bedeutet). Und hie solltu aber dich nicht irren lassen, dass diese Constellation sich aus des Himmels Lauft natürlich begibt. Es ist dennoch ein Zeichen von Christo genennet. Und es ist fast wohl sein Wahr zunehmen, weil es nicht allein, sondern gleich mit dem Haufen der andern Zeichen sich sammlet und zu gleicher Zeit mit eintrifft. Lass die Ungläubigen zweifeln und verachten Gottes Zeichen, und sagen, es sei natürlich Geschäft; halt du dich des Evangelii.’ Op bl. 83 verklaart hij dan de planeten als de machten op de aarde, waarmee hij te kampen heeft. ‘Die Kräfte der Himmel sind unsere Planeten, unsere geistliche Junkern und Tyrannen, | |
[pagina 39]
| |
Papst, Bisschof und ihre Gesellen, die hohen Schulen, die so tief in das weltliche Regiment, Gut, Ehre und Lust gesessen sind mit aller Sicherheit, dass sie gemeinet sie wären nicht Planeten, das ist Errones; denn Planeta auf Griechisch heisst Irriger, der kein rechter Weg gehet, sondern nur hinter sich und zu beiden Seiten, wie die Planeten am Himmel auch thun. Das legen die Deutschen aus mit einem Sprichwort, und sagen: Die Gelehrten, die Verkehrten; das ist das geistliche Regiment ist eitel Planeten. Nu aber das Evangelium anbricht, und zeigt ihnen an ihre Tugend, und färbet sie mit ihrer eigen Farbe, dass es ungelehrte Götzen und Seelverführer sind, wöllen sie zornig werden, bewegen sich und machen eine Constellation, treten zusammen, wöllens mit Bullen und Papier schützen, dräuen eine grosse Sindfluth; aber es will und wird Sie nichts helfen, der Tag bricht an, den wird man nicht unter den Scheffel stürzen, als wäre es ein Wachslicht’.
Wanneer mijn stelling juist is - en ik kan haar met een overvloed van citaten bevestigen - dat de geheele 16e eeuw door het spoedig aanbreken van de Jongste Dag verwacht werd; wanneer mijn verdere gevolgtrekking juist is, dat we hier met de diepste kern van de barokke cultuur in haar aanvang te maken hebben - dan mogen we dus Luther en het geheele begin der Reformatie rangschikken onder de Barok. Maar ook bij de Roomsch Katholieken leefde in de 16e eeuw deze verwachting, dus ook zij kunnen ondergebracht worden onder de noemer: Barok. Men heeft op goede gronden de stelling verdedigd: Barok is de kunst der Contrareformatie. Maar dit is een eenzijdig gezichtspunt, omdat men de kunst der 17e en 18e eeuw in het oog vatte. Ik grijp echter verder terug en niet in de eerste plaats naar de beeldende kunsten, maar naar de mentaliteit van de mensch aan het eind der 15e en het begin der 16e eeuw, toen men nog niet spreken kon van Barokkunst. Er moet immers eerst een barokke mensch zijn, die in een geheel ander levensklimaat leeft dan de Renaissance-mensch, voordat men over een cultuur en een kunst van de Barok kan spreken. We zien dat duidelijker als we de Barok afgrenzen ten opzichte van de Renaissance in concrete persoonlijkheden als die van Erasmus en Luther. Men heeft Erasmus onophoudelijk en hevig verweten, dat hij, - om een belachelijk geworden Nazi-term te gebruiken - niet schouder aan schouder met kameraad Luther vocht. Maar dat is een onredelijke eisch! We zien dat duidelijk | |
[pagina 40]
| |
in, wanneer we Erasmus herkennen als een Renaissance-mensch en Luther als een uitgesproken Barokfiguur. Immers de grond van Erasmus' wezen, het klimaat, de sfeer, waarin hij leeft, is de harmonische, evenwichtige, statische Renaissancecultuur. Hoe kon hij zij aan zij gaan vechten met den vulkanischen, opgewonden onevenwichtigen Luther? De Renaissancemensch in hem moet een weerzin en afkeer gekoesterd hebben tegen het pathos, de hevige gebaren, de wilde hartstocht, het dynamisch voortgedreven worden van den barokken Luther. Twee beschavingen ontmoetten elkaar en botsten in deze twee groote figuren. Iets dergelijks valt ons op bij het optreden van Savonarola. Plotseling ontstaat er een aardbeving en de tot dusver onbekende Barokvulkaan begint door hem heen met gloeiende lava het harmonische lieflijke Renaissance-landschap van Florence te overstroomen. Maar het was een te vroege uitbarsting, een aankondiger van wat komen zou. De Renaissance kon zich nog herstellen en de tragische Savonarola bracht het offer van den te vroeg gegrepene. In dezelfde tijd vindt er in Duitschland een andere uitbarsting plaats, en wel - en dat wordt heel interessant - door den kunstenaar Albrecht Dürer. Zijn kunst wordt niet bij de Barok ondergebracht maar in 1498 publiceert hij houtsneden over ‘Die geheime Offenbarung Johannis’. De geest daarvan is barok en hier en daar dwingt de stof hem inderdaad tot een begin van barok: de uitbeelding van het groote gebaar, de groote stem (en de Engel riep met groote stem, zeggende...), de opwinding, het pathos, de verwoedheid, de felle, grimmige tegenstelling tusschen Christus en het Beest: hij wil het wel uitdrukken, maar is nog teveel gebonden aan Renaissance, en Middeleeuwen. Van de astrologische houtsneden der prognostica kan hetzelfde gezegd worden. Ook hier is de geest barok, maar de uitdrukkingsmiddelen zijn het geenszins.
Indien wij zoowel Roomsch Katholicisme als Protestantisme der 16e eeuw samen onder één noemer kunnen brengen, namelijk onder die der Barokke cultuur, dan rijst de vraag: kan dit inzicht beteekenis hebben voor onze eigen tijd? De Barok is een eenheid met twee koppen. De leus: met Christus tegen den Antichrist wordt aan beide zijden aangeheven en beide zijden strijden verwoed en tot uitputting toe: met Christus en tegen den Antichrist. Omstreeks het midden der 16e eeuw maakt deze leus plaats voor een andere: Ad Majorem Gloriam Dei is het parool van Loyola en zijn Jezuïeten en: Ad Majorem Gloriam Dei is de strijdkreet | |
[pagina 41]
| |
van Calvijn. Ik citeerde in een vorig artikelGa naar voetnoot1) de waarneming van den Engelschen historicus Froude, dat de argumenten, die de Saksen in Engeland voor het Protestantisme wonnen, bij de Ieren in het geheel geen overtuigingskracht hadden. Hij meent dat het eigenlijk alleen de Germanen zijn die voor het Protestantisme gewonnen werden en dat Kelten en het ‘Latijnsche ras’, zooals hij het noemt geen affiniteit hadden voor de Hervorming. Indien deze zienswijze juist is, dan zou de Barokcultuur dáárom gespleten zijn, omdat haar energiek afsteken naar de diepte van het zielsleven bij Germanen eenerzijds en Kelten en het Mediterrane ras anderzijds bij dezelfde leuzen een andere vorm aanneemt. In de Barok zou zich dus onbewust een rassenstrijd afgespeeld hebben. Het zou een merkwaardige en onverwachte ontdekking zijn. Hoe het zij, het zou ons inzicht alleen kunnen verrijken, wanneer R.K. en niet R.K. onderzoekers de aanvangen der Barokke cultuur eens gaan bestudeeren en daarbij de achtergrond van eenheid zien in deze diepe gespletenheid.
Een andere indruk die men krijgt, wanneer men zich verdiept in de mentaliteit van de menschen der vroege Barok, is deze: ze droomen, ze schouwen gezichten, het is alsof ze met een stolp op hun schouders loopen en aan de binnenkant daarvan rolt voor hun oogen een sterk gekleurde film afGa naar voetnoot2). Ze schouwen een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, het Nieuwe Jeruzalem, waarin gerechtigheid wonen zal. En daarop volgen in al hun hevigheid de woeste tooneelen uit de Openbaring van Johannes. Toch doen we hun onrecht als we ze voor droomers en fantasten houden. Immers zij beleven zelf in bloedige werkelijkheid wat Jezus in Mattheus 24 voorspeld heeft. ‘Gij zult hooren van oorlogen en geruchten van oorlogen. Want het eene volk zal tegen het andere opstaan en het eene koninkrijk tegen het andere; en daar zullen zijn hongersnooden en pestilentiën. Alsdan zullen zij u overleveren in verdrukking en zullen u dooden en gij zult gehaat worden van alle volkeren om mijns naams wil. En dan zullen er velen geërgerd worden en zullen elkander overleveren en elkander haten. En vele valsche profeten zullen opstaan en zullen er velen verleiden. En velen zullen komen onder mijnen naam, zeggende: ik ben de Christus en zij zullen velen verleiden. Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.’ | |
[pagina 42]
| |
En volharden, dat deden ze! Voor de R.K. waren het de volgelingen van den Antichrist en het Beest die het Scheepken Petri bijna deden kapseizen, die de gemeenschap der heiligen uiteenscheurden en voor de Protestanten waren het de Antichrist en de Hoer van Babel die de gemeente van Jezus tot den dood toe vervolgden, zooals geschreven stond. Volharden deden oude vrouwen en krachtige mannen als Weynken Claes en Hans van Overdamme en de tienduizenden in de Nederlanden, in Engeland, Frankrijk, Zuidduitschland, Oostenrijk en Bohemen en volharden deden de Gorkumsche martelaars en Philips II, die zijn geweldig rijk op het spel zette in dienst van de kerk van Christus. Door deze verbinding van werkelijkheid en droomgezicht, waardoor beide elkander versterken, wordt het onmogelijke mogelijk gemaakt, wordt het onoverkomelijke toch bereikt en wordt de wil telkens weer tot vurige en vlammende geestdrift verhit. Wanneer we de barokke mensch zoo zien, krijgt Willem van Oranje een eigen achtergrond. Hij liep niet met een stolp op zijn schouders en hij trachtte geen droomgezichten te verwerkelijken. Hij streed niet met God tegen den Antichrist en kon daarom dus verdraagzaam zijn. Zijn telkens herhaalde pogingen om Protestant en Roomsch te vereenigen en zijn aansporingen om elkander te verdragen, bewijzen, dat hij de diepste kern van zijn tijdgenooten niet begrepen heeft. We kunnen hem het beste karakteriseeren door hem een religieus humanist te noemen. En dat is zijn tragiek: een verdraagzaam humanist te zijn te midden van de woeste barok. Het bovenstaande heeft niet meer dan een inleiding willen zijn in het zoo samengestelde vraagstuk van het wezen der barokke cultuur. Sinds eenige tientallen jaren trachten Duitsche onderzoekers deze bepaalde beschavingsvorm in haar kern te grijpen, maar het is hun tot dusver mislukt, omdat zij haar diepste wezen niet zien. Wij Nederlanders hebben het gemakkelijker doordat wij kunnen werken met onmiddellijke uitingen als voorkomen in het Geuzenliedboek en het Doopsgezinde ‘Het Offer des Heeren’, een document humain van den allereersten rang, en last but not least met ons volkslied, het koninklijke Wilhelmus.
Eerst wanneer wij oog krijgen voor het barok karakter van het Wilhelmus, kunnen wij zijn wezen benaderen. Temidden van de onzekerheid en twijfelmoedigheid van een volk dat zich als zoodanig nog niet bewust is - de souvereiniteit werd immers telkens aan vreemde vorsten aangeboden - laat de dichter één man naar voren treden | |
[pagina 43]
| |
met het groote gebaar en
de heroïsche geste van de Barok. Maar deze houding is echt tot in merg en been. Wij hooren het kletteren van wapenen en wij zien een man, die precies weet wat hij wil. En in dezen Wilhelmus van Nassouwen herkende de Nederlander zichzelf. Vandaar de populariteit van het lied.Ga naar voetnoot1) Na de oorlog heb ik mij in verbinding gesteld met de British Council en gevraagd mij een opgave van Engelsche boeken te willen verstrekken over de Barok-als-cultuur. Ik ontving echter alleen een opgave van werken over de beeldende kunst van de Barok. Men is daar dus blijkbaar nog niet toe aan dit probleem. Of Amerika op dit punt ook achterlijk is kan ik niet beoordeelen. In elk geval komt het er op aan, dat we deze gesloten en toch zoo diep gespleten cultuur als een bloeiende levensvorm gaan zien.
Waar het in ons land aan ontbreekt is een wetenschappelijk beoefende morphologie der cultuur. We hebben vrijwel geen besef van cultuurstructuur. Hoe dringend noodzakelijk deze is, juist met het oog op de oplossing van vele praktische vraagstukken, zal uit | |
[pagina 44]
| |
het volgende blijken. De Barok is een even omlijnde cultuurvorm als de Gotiek, maar terwijl we ons van deze Middeleeuwsche beschaving een voorstelling kunnen maken, is de Barok voor te velen nog slechts geassocieerd met een periode in de beeldende kunst in de opvolgende reeks: Renaissance, Barok, Rococo, Empire. We moeten de Barok echter zien in de opvolgende reeks Gotiek, Renaissance-Humanisme, Barok (waarvan Reformatie en Contrareformatie deel uitmaken), Verlichting. Daarbij moeten we ons goed bewust zijn, dat de Verlichting niet een geesteshouding van het verleden, met name van de 18e eeuw is geweest, maar beseffen dat Liberalisme en Socialisme andere namen voor Verlichting zijn en dat deze cultuurvorm tot 1945 geduurd heeft. Daar een grafische voorstelling verhelderend werkt, geef ik deze opeenvolgende cultuurgolven in een eenvoudige teekening weer. Het spreekt vanzelf, dat in de werkelijkheid van het gebeuren het begin van een nieuwe cultuur en het eind van de oude elkaar bedekken. De jaartallen zijn natuurlijk maar benaderingen.
E. Smedes
(Slot volgt) |
|