De Gids. Jaargang 90(1926)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 283] [p. 283] Gedichten. Invitation au Voyage. De lange en vale aangezichten Der doode boeken zijn de schrik Van de verliefden en verlichten, Van alle zwervers zooals ik, Die doen alsof zij niet meer weten Dat zij ze, ééns, hebben bemind: De zin is tot den draad versleten, De woorden hangen op den wind; - En God verklaart ons méér van 't heden In 't lied der lijsters - het is Mei! - Dan in het oeuvre van Van Eeden En 't heele dichtwerk van Verwey. Zoo zonder veel te spreken reizen, Buiten den waan van ruimte en tijd, De schaamtelooze en luie wijzen Van heerlijkheid tot heerlijkheid. - Wij kregen onze warme zinnen, Wij kregen onze lieve lust Om zonder mate te beminnen Om te begeeren zonder rust: [pagina 284] [p. 284] Daarboven is meer blijdschap over Eén bittre godvergeten zoen, Dan om de schittring en 't getoover Van 't allerkunstigste pantoen; Want in de blinde boekencellen Worden de kindren Gods vermoord Vóór dat zij ons konden vertellen Hoe zij verleid zijn en bekoord. Al 't drukwerk is vergif, bedrog; Koopt u alléén - het is nu tijd! - Een spoorboekje.... èn den Bijbel nog, Voor alle zekerheid. [pagina 285] [p. 285] Meiregen. Zoo half verborgen en geheel vergeten Bestaan wij als het onaanzienlijkst kruid, Onvindbaar onder de gebogen breedten Waar 't land voorzichtig aan den hemel sluit. De drift om te gedijen en te stijgen, Om, sterker dan de wezenlooze tijd, Ons eigen deel van de eeuwigheid te krijgen Is heel den zin van onze aanwezigheid: Een kort verlangen en een traag vergaan Waarmee wij de aarde warm en vruchtbaar maken Voor 't nieuw gewas dat op ons veld zal staan Trillend van lust om aan het licht te raken. Wij zijn de kern van duizend verre vormen Niets gaat verloren en niets is gering.... O ziel, in deze lauwe lentestormen Kent gij een lied, houd goeden moed en zing: Meiregen maak dat ik grooter word, Grooter word; Groot worden wensch ik zoozeer! J. Greshoff. Vorige Volgende