De Gids. Jaargang 90(1926)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 280] [p. 280] Boomen-ruischen. Ik heb de boomen lief omdat hun loover Mij ruischend menig langen nacht verzacht. Van alle dingen blijven in den nacht Alleen mijn denken en dat ruischen over. En deze twee zijn met elkaar vertrouwd. Blijde nog droevig is der blaadren zingen. Maar er is iets van de eeuwigheid der dingen Waarmee dat ruischen mij gezelschap houdt. Mijn denken ook is blijde of droevig niet. En als het wil het eeuwige benaadren En vindt voor het gevondene geen naam: Het is genoeg, wanneer ik door het raam Kan luistren, heel den nacht door, naar de blaadren En stemmen mijn gedachten naar hun lied. J.J. van Geuns. Vorige Volgende