De Gids. Jaargang 90
(1926)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 201]
| |
H.G. WellsII. De realistische romans en novellen.Wij bespraken in een vorig artikel Wells' speculatiefwetenschappelijke verhalen. Het is een soort welker eigenaardigheden wij ook in eenige zijner latere scheppingen terugvinden, de een paar jaar geleden verschenen utopie Men like Gods bijv., maar tegen het einde van het eerste decennium dezer eeuw zal Wells zich toch meer en meer tot den realistischen roman wenden of juister tot den roman waarin de mensch en niet de gebeurtenis, niet de wetenschappeschappelijke speculatie of inventie hoofdzaak van het verhaal is. Tot die eerste periode echter behooren niet alleen de Scientific romances, maar ook een serie verhalen, waarin van wetenschap geen sprake is, en die meer uitsluitend de ervaringen, de geestig voorgedragene, breed geziene, maar laag-bij-den-grondsche en dagelijksche ervaringen van een zekere menschensoort bevatten. Ik bedoel de serie: The Wheels of Chance, Love and Mr. Lewisham, Kipps, The History of Mr. Polly, Bealby e.a. Niets getuigt op meer verbijsterende wijze van de veelzijdigheid die de figuur van Wells in het geestelijk leven dezer laatste dertig jaren ons te zien geeft, dan het uiteenloopende, het anderssoortige dezer twee reeksen van vertellingen, de wetenschappelijke fantaizieën en de min of meer realistisch-psychologische, blijmoedig-humoristische verhalen waarin Wells ons de lotgevallen van een Kipps of Polly meedeelt. Daar een zich vermeien in de meest buiten- | |
[pagina 202]
| |
sporige, kwasi-wetenschappelijke verzinsels en profetieën, een verbeelding die voor niets terugdeinst en heel het universum tot zijn speelgrond kiest, hier een greep uit het leven van den een of anderen kappers- of winkelbediende, grappig en geestig als een Charlie Chaplin in zijn botsingen met de enger werkelijkheid om hem, een verbeelding die slechts in den mensch zelven, den heel gewonen mensch, den mensch zonder wetenschappelijke of geestelijke pretenties, haar stof van beschouwing of vermaak vindt. The Wheels of Chance, reeds in 1896 verschenen, geeft ons de glorieuze avonturen van een jong bediende in een groote winkelzaak te Putney, die van zijn vacantiedagen gebruik maakt om een fietstocht door het Zuiden van Engeland te maken. Het is lichte, luchtige kost, maar wie zal ze zich niet smaken laten? Hoe goed is het karakter van dien Hoopdriver getroffen, een jongen met verbeelding maar zonder bekwaamheid, die nooit iets bizonders zal doen, maar wiens leven dragelijk wordt en onze belangstelling wint door dat spel zijner verbeelding, dat hem zichzelf nu in de rol van een journalist, dan van een geheim agent, dan van een miljoenair dan van wat anders doet zien. In de tien dagen dat zijn fietstocht duurt, verlevendigd door de kluchtigste ontmoetingen en voorvallen, heeft Wells ons het jongemensch in heel zijn wezen geteekend. Love and Mr Lewisham, de geschiedenis van een onderwijzer, vol eerzuchtige droomen en plannen, die door een vroeg huwelijk zich waarschijnlijk genoopt zal zien vele daarvan optegeven, is van een ander, ernstiger gehalte. Want Lewisham heeft een zekere wilskracht en energie, als aan Hoopdriver ontbreekt, en als wij na de vier of vijf jaren, waarin de schrijver ons zijn levensloop doet volgen hem in zeer ongunstige omstandigheden achterlaten, zijn wij nog onzeker waarheen deze hem eens leiden zal. In Love and Mr. Lewisham, dat eenigszins uit de rij valt, zien wij de eerste schets van een type, dat in eenige latere werken als The New Machiavelli en The Research Magnificent opnieuw, in breeder ontvouwing en van een hooger streven bezield, zal optreden. Kipps volgde in 1905 en doet in de voorstelling van zijn voornaamste menschfiguur sterk terugdenken aan The Wheels | |
[pagina 203]
| |
of Chance. Ook Kipps is een winkelbediende en de schrijver zelf heeft hem het etiket ‘a simple soul’ opgedrukt. Kipps heeft het geluk een groote erfenis te krijgen en het leidt hem tot een zeer koelen, beangstigenden minnehandel met Helen Walsingham - ‘County family: Related to the Earl of Beauprés.’ Zijn wederwaardigheden gedurende dit tijdelijk verblijf in de groote wereld zijn zeer smakelijk verteld maar hebben ondanks hun menschkundige trekken en kostelijke vondsten hier en daar meer van de klucht dan van den roman in zich. Het best is de schrijver waar hij Kipps in aanraking brengt met zijn aanstaande vrouw Ann Pornick en haar wakkeren broeder, den socialistischen fietsenmaker Sid Pornick. Hieraan dankt het verhaal eenige zijner levendigste, beminnelijkste en meest natuurgetrouwe tafereelen. In deze episoden lijkt het mij van een grooter waarheid en doorleefde ervaring dan in de toch ook wel zeer bizondere mengeling van vernuft en satire, waarmee de schrijver ons de geestelijke buitelingen en benauwenissen van Kipps in de pseudovoorname en vormelijke wereld van Helen Walsingham voor oogen voert. En waarin de stem van den schrijver wel eens wat al te hoorbaar doorklinkt in de opmerkingen of overpeinzingen van zijn held. Mr. Polly is een nieuwe variant van het genus Hoopdriver-Kipps. Het wordt door veel Engelsche critici voor het beste werk van Wells gehouden, wat mij een overschatting lijkt. Het heeft in het personage van Mr. Polly zekere op spontane wijze zich-ontwikkelende, geestige, origineele, amusante kwaliteiten, het is vooral in het tweede gedeelte van een onweerstaanbaar komische kracht; het bevat in zijn hoofdfiguur een onbewust verzet tegen de dorheid en het geestelooze van het leven der lagere middelklasse, een reactie daartegen die ons de dwaasheden en buitensporigheden van zijn held niet te zwaar doet opvatten, en ons zelfs verzoent met zijn misdaden; het geeft ons in den aard en de ervaringen daarvan veel van den zich-gaan-latenden, uitklaterenden, altijd-levensgereeden levenslust van den schrijver, zijn zich in de vreemdheid en grappigheid van wereld en mensch vermeienden levenslust, zijn onuitputtelijken, natuurlijken levenslust; maar als geheel schijnt het mij toch op een lager niveau te staan dan eenige | |
[pagina 204]
| |
van de latere, het leven meer serieus nemende werken. Dat zit meer in het genre dan in de uitwerking. En ik moet mij hier eenige algemeene opmerkingen veroorloven om deze geringer sympathie te verklaren. Het is niet mogelijk een scherpe lijn te trekken tusschen fantaizie en verbeelding, maar men kan het onderscheid tusschen deze twee begrippen meer aanvoelen dan definiëeren als een onderscheid tusschen de verbeelding van het brein en de verbeelding van het gevoel. Fantaizie is van een lichteren aard, met vluggeren stap, in grooter vrijheid zich bewegend, niet belast, niet in zijn gang of vlucht gestoord of vertraagd door de zware banden, de, ofschoon van onzichtbaren, innerlijken aard, dikwijls als ketenen klemmende banden, van het verantwoordelijkheidsgevoel. Het kan buitelen en kapriolen maken, en vliegen, en zich in hooge luchten bewegen zooals de erstiger verbeelding dit niet kan. En nu meen ik dat de verbeelding van Wells in deze jeugdperiode voor een groot, voor het grootste deel, tot de fantaizie behoort. Het geldt niet alleen van de speculatief-wetenschappelijke verhalen, die wij in een vorig hoofdstuk behandelden, het geldt ook van deze komische, humoristische novellen, van The Wheels of Chance, Kipps, Mr. Polly enz. En ja, het geldt toch voor een groot deel ook, ondanks het zwaardere, en meer in warmer en dieper gevoelslagen zich bewegende van hun inhoud, ondanks het streven zich los te maken van het lager-komische en de grooter levensproblemen, de tragische levensproblemen, in zijn horizon te betrekken, het geldt toch ook voor een groot deel van die voortreffelijke romans van Wells' latere levensjaren, boeken als Tono Bungay, The Passionate Friends, Mr. Britling Sees it Through, Joan and Peter e.a. Het geldt daarvan omdat het vastzit aan den algemeenen, den eigen aard van Wells. Ook in deze laatste overheerscht de fantaizie - overheerscht zeg ik, het is niet louter het een of louter het ander - overheerscht de fantaizie, de bespiegeling over menschen en dingen, meer dan de uit het innerlijk van menschen en dingen met doorleefden zieledrang bouwende en scheppende verbeelding. De dieper, emotioneele krachten van het gemoed nemen toch meestal ook daarin, behalve in eenige van een hoogst bereiken getuigende hoofdstukken en episodes, een | |
[pagina 205]
| |
meer afhankelijke en ondergeschikte plaats in ten opzichte van het beschouwend, dirigeerend, leidend verstand. Wells schrijft uit het hoofd meer dan uit het hart. Maar laat men dit vooral niet te letterlijk, of te éénzijdig opvatten. Hoe licht kan wat ik hier zeg tot misverstand leiden. Ik bedoel niet dat het maakwerk zou zijn; ik meen dat het eerlijk gezien en gevoeld is, maar ik meen dat het meer met het hoofd gezien en gevoeld is dan met het hart, dat het in zijn karakteristieke trekken meer een werk van observatie en inzicht dan van het dieper-meevoelen, van de liefde is. Zinnelijkheid, gevoelswarmte, liefde - zij vormen niet het overheerschend element in de boeken van Wells; overheerschend is de geest, de beschouwende, de verbeeldende, de willende en richtende geest. De overgang van de Kipps-serie naar de Tono-Bungay-serie is er als eene van de kinderen naar de groote menschen. Wells heeft leeren denken over menschheid en toekomst en hij is de toekomst komen te zien als het groot bezit van de menschheid, dat om haar scheppende, ordenende hand vraagt, den onontgonnen grond waarvan zij een wildernis of een bloeienden tuin maken kan. En het eigenaardige dezer boeken van de latere met Ann Veronica en Tono Bungay beginnende serie wordt nu dat zij ons evenals de gewone roman wel een stuk psychologisch leven geven, maar dat zij tevens de een of andere groote levenskwestie: de sexueele verhoudingen, het onderwijs, den politieken toestand enz. trachten te doordringen en te verlichten. De mensch wordt in deze boeken niet op zichzelve, maar in breeder, zeer breed verband gezien, in zijn samenhang met het maatschappelijk leven en daarop reageerend. Hij ondergaat er de werking van maar tracht er ook invloed op uit te oefenen. Want de helden van Wells in deze latere boeken, een Stafford en Remington, een Sydenham en Huss, zij staan niet passief en nagenoeg onbewust tegenover het sociale leven, zooals een Hoopdriver of Kipps, het zijn staatslieden, opvoeders, plannenmakers, voorgangers en leiders van verschillende soort, die actief deelnemen en stuwend willen inwerken op het geestelijk bewegen van den tijd. Zij leven niet louter het lager, eenzelvig, primitief leven | |
[pagina 206]
| |
der individualistische instinkten en verlangens, zij staan onder den drang van dat grooter en later instinkt, 's menschen ontwikkeling nauw verzellend, dat Wells zelf eens aanduidde met de woorden: ‘To incorporate and comprehend his fellow men into a community of purpose became the last and greatest of his instincts.’ Dit laatste instinkt - altruïsme, humanisme, socialisme, in het algemeen het sociale instinkt - is het, dat aan de latere romans hun eigenaardigen vorm en beteekenis geeft. Het dienstbaar maken onzer individueele en afzonderlijke bekwaamheden aan het grooter menschgeheel is allengs het drijvend wilsverlangen, het grooter doel van Wells' arbeid geworden. Dat ook van zijn leidende figuren de voornaamste beweegkracht wordt. Zoo'n Kipps' en zoo'n Polly zijn nog in het begin van hun opvoeding als mensch; men voelt dat Wells in hen veel van zijn eigen jeugdherinneringen verwerkt heeft, uit de dagen vóór ook hij zich eenigermate bewust was van het verband en de verhouding tusschen den mensch met het grooter milieu, met zijn maatschappij en wereld. Het tooneel van zijn werkzaamheid ondergaat nu een groote verandering; niet kinderen zullen het voortaan zijn waarin hij het leven voor ons opvoert, maar volwassen, ontwikkelde, doelbewuste menschen, menschen waarin hij op meer omvattende en doordachte wijze dan in die jeugdwerken het geval was, zijn eigen zienswijzen, verlangens en idealen belichamen kan. Zijn eigen - want altijd blijft zoo'n schepping een deel van den schepper. Meer onbewust in dat jeugdwerk, meer bewust in de latere geschriften. De aard en inhoud van zijn boeken, de wijze van zien en samenstelling, zij worden van een ernstiger, hooger-menschelijk gehalte. In die vroegere boeken speelt het toeval de al-overheerschende rol, een door het blijmoedig optimisme van den schrijver gekleurd, meer vroolijk en den lach wekkend, dan smartelijk of tragisch toeval; in de latere wordt het de menschelijke geest, worstelend met dat toeval, meester trachtend te worden over dat toeval, strevend naar de schepping van orde in dien chaos van het Toeval, de willende en strijdbare menschelijke geest, op wiens werkzaamheden en mogelijkheden de schrijver nu al zijn aandacht en genegenheid samentrekken zal. | |
[pagina 207]
| |
Het is Wells van een anderen kant gezien en wij moeten steeds bedenken dat ook in dezen mensch twee werelden leven, die van het spontane, het onbewuste, die van het redelijke, het bewuste, het doordachte. Het laten leven wordt nu een doen leven; het als een wrakhout mee drijven met den stroom wordt een bewust ingrijpen; inplaats van een Hoopdriver of Kipps krijgen wij een Stratton, een Remington, een Oswald Sydenham met hunne, het Leven als een machtig en onuitputtelijk terrein van menschelijke werkzaamheid en geestkracht ziende, zelfbedwingende of wereldbedwingende, hunne het menschenleven herscheppende passiën. Tot nog toe was Wells, vooral in zijn utopieën en essays, meer een criticus en theoreticus van regeeringsvormen geweest, hij wordt nu een criticus en theoreticus van de menschen die regeeren. Het hangt weer samen met eigen ondervindingen; het is de oudere Wells, die toegang gekregen heeft tot de leidende en regeerende kringen, de mensch van nadenken en ervaring, de mensch die veel van het leven in zijn verschillende vormen en fazen gezien heeft, die het geheel der dingen als een samenhangend verband heeft leeren kennen en niet langer dulden kan de wanorde en den chaos, het is de meer bewuste en door het Leven geschoolde mensch, die het beperkt levenscomplex van den winkelbediende ver achter zich gelaten heeft en die nu zijn levensbeschouwing in figuren als de genoemde verwezenlijken zal. Die daarvoor een nieuw soort boek schept dat den roman met den essay en de wijsbegeerte met de verdichting verbindt. En een groot menschkundige, meer nog dan menschenkenner, blijkt hij ook op dit hooger standpunt, al schuwt hij het pathologisch-onbewuste, al zijn er duistere en verdorven gebieden van het menschwezen, die zijn voet weigert te betreden. Of die hij niet gezien heeft. De smart is het minst doorleefde, op zichzelf doorleefde in Wells' boeken; zij zijn nooit donker, nooit zwaar, nooit somber, zij vertoeven niet in de hel van wanhoop en twijfel; ook lijden en dood zijn er niet angstwekkend omdat zij hun tempering vinden in geest en humor, omdat zij slechts als elementen gezien worden | |
[pagina 208]
| |
van een zich telkens vernieuwend, herscheppend, hervormend leven. En zoo, min of meer, maar voor het grooter deel, van buiten gezien, in horizontale meer dan in vertikale lijnen, niet zoozeer machtig van zielebewegen, als ruim van panorama en perspectief, zijn ook deze boeken van lateren inhoud het werk van een buitengewoon levend mensch, verbazingwekkend in zijn kennis en ervaring, van een veel-omvattend coördineerend vermogen, ons menig complex van het leven op eene onze aandacht prikkelende en vasthoudende, waarlijk verhelderende en verruimende wijze voor oogen voerend. De boeken van Wells verwijden onzen horizont, scherpen ons denkvermogen, meer dan de meeste andere belletristische geschriften van onze dagen en daar wij onze kennis van dit leven in de breedte zoowel als in de diepte moeten zoeken, daar breedte en diepte toch altijd samenhangen en slechts in hun samenhangende éénheid en kracht de groote en schoone geestesbasis voor den levenden mensch kunnen vormen, behooren die boeken tot het soort, waarvan men kennis moet nemen om geen vreemdeling te zijn in het geestesleven van den tijd. Heel het politiek en maatschappelijk, het ethisch en sexueel, het wijsgeerig en religieus leven van dit huidig menschverband gaat in die boeken in zijn voornaamste stroomingen en motieven aan onze oogen voorbij. Er zal veel in de voorstelling daarvan zijn waarmee wij ons niet vereenigen kunnen, maar welk een sterke, scheppend-samenvattende geest moet het zijn die ze ons in zulke aantrekkelijke en dikwijls aangrijpende beelden en figuren en gestalten tot grootsche complexen van leven weet te verbinden en optebouwen. Wells is niet de groote karakterteekenaar zooals de voornaamste Franschen en Russen het waren. De meeste zijner figuren blijven iets schimmigs houden; zij staan niet sterk en vast op zichzelve, zij zijn niet omzichzelve geschapen, zij zijn uit een te subjectief, het geheel overschouwend, oogpunt gezien; in de aan Ann Veronica voorafgaande boeken, die van een meer satirische of humoristische levensbeschouwing, in een Kipps of Polly, neigen zij wat te zeer naar den laagkomischen, den karikaturalen kant, in de boeken uit een | |
[pagina 209]
| |
lateren tijd toen de levensernst en de hervormingswil zich van den schrijver meester gemaakt hadden, een Stratton of Remington, wat te zeer naar den geestelijken, idealistischen kant. En in het algemeen schijnen zij meer geestelijk gezien dan in warmte des harten geschapen. Waaraan wij het zeker toeschrijven moeten, dat hun lotgevallen en gedragingen meer eene belangstelling van zakelijken, concreten inhoud in ons wekken, dan dat hun vreugden en hun lijden ons schokkend of machtig beroeren. Ik onderga hun lief en leed niet zoo sterk, ik voel mij lang niet zoo één met hun persoonlijkheid als met de gewoonlijk minder hoogstrevende, meer ordinaire menschen van een Tsjechof of Gissing. En dat ligt voorzeker ten deele daaraan dat Wells in deze latere, van een grooten hervormingsijver doorstroomde boeken, zijn doel hooger stelt, dat hij ons in en met zijn figuren op een veel breeder wijze den maatschappelijken achtergrond geeft, dat hij in die figuren de voornaamste geestesstroomingen van den tijd in hunne velerlei elkander kruisende of bestrijdende schakeeringen belichaamt of althans met ongemeene oorspronkelijkheid van zien en vitaliteit, en betrekkelijk succes, daarnaar streeft. De menschheid wordt hoofdzaak, niet de afzonderlijke mensch. Ann Veronica is Ann Veronica, maar zij is tevens de geëmancipeerde jonge vrouw, zij is tevens het feminisme, Stratton is Stratton, maar hij is tevens herschepper van den chaos, de nieuwe mensch, Huss is Huss, maar hij is ook de man van het godsvertrouwen, de geloovige in de levenskracht. De idee van den hervormer dringt zich naarmate Wells ouder wordt meer en meer naar den voorgrond - utopieën als het in 1923 verschenen Men like Gods, dat in zijn techniek weder eenigszins een terugkeer is naar de fantasias of possibility, maar nu sterk dat vergelijkend hervormingselement, dien herscheppenden wil, in zich draagt, wijzen daar ook op. De kunstenaar, puur en simpel, gaat meer èn meer schuil onder den mensch, die in eene vernieuwing der menschheid zijn levensdoel ziet. En de betrekkelijkheid onzer menschelijke krachten in aanmerking genomen baart het geen verwondering dat de kunstenaar, puur en simpel, daar dikwijls onder lijdt. | |
[pagina 210]
| |
In Britling van Mr Britling Sees it Through heeft Wells misschien zijn meest levende, meest natuurlijke figuur geschapen, maar het is meer dan een zijner andere werken auto-biografie. Toch, al zijn zijn figuren, lang niet alle in dezelfde mate, wat eenzijdig beinvloed door de maatschappelijke en zedelijke preoccupaties van hun schepper, zij danken daaraan, in een wel is waar meer algemeen-menschelijk, dan artistiek-zielkundig opzicht, eene voor den met zijn tijd meelevenden mensch speciale aantrekkingskracht. Zoo zij door dezen intellektuëelen opzet wel eens wat, en soms veel, inboeten aan eenheid en kracht van voorstelling, aan homogeniteit en intensiteit, zij zitten des te vaster aan den tijd en het geestesbewegen van den tijd, ruim begrepen en wijd gezien. Als in weinig andere boeken weerspiegelt zich in hen het leven onzer dagen met zijn onrust en strijd, zijn oude en verdofte, vervallen tradities, zijn moedig en dikwijls onbezonnen trachten naar vernieuwing, zijn wankelen van oude vormen en denkbeelden en zijn nog grootendeel anarchistisch pogen er nieuwe voor in de plaats te stellen, zijn domme en brute geweldplegingen, zijn hunkeren en smachten en streven naar het hoogste. De chaos en de nieuwe orde lichten op uit zijn boeken. Men kan meenen dat Wells te veel journalist is, dat het hooger-geestelijk, het emotioneel-doorgloeid, het kristalliseerend-samentrekkend element in veel brokstukken van zijn boeken te zeer ontbreekt dat het verhaal daardoor in gespannenheid en concentratie tekortschiet. Daar is veel waarheid in, maar als prijswaardige eigenschap staat daar tegenover dat het altijd zijn oorsprong nam uit een warm en levend contact. Het feminisme, het socialisme, de opvoeding, de oorlog - wat hij erover te zeggen had, werd geboren uit den drang van het oogenblik, de onmiddellijke aanraking met de menschen en de feiten. Zoo het niet altijd in voldoende mate het rijper beraad en dieper levensinzicht, de langzaamgerijpte éénheid, in zich heeft, het kenmerkt zich daartegenover door een warmte, een levendigheid en een echtheid, die veel werk van zorgvuldiger samenstelling of nauwgezetter overweging mist. Het leeft, het is zoo druk en vol van leven dat het ondanks zijn fouten nog vele en vele jaren gelezen zal worden. | |
[pagina 211]
| |
Er is zeker ook in de romans van Wells het een en ander dat zich niet verheft boven de goede - en ook wel eens minder goede - journalistiek, maar in het algemeen is zijn grondslag zooveel breeder, zijn uitzicht zooveel ruimer, zijn saâmvattend, coördineerend en construktief vermogen zooveel grooter, dat wanneer men hem in de capaciteit van journalist wil zien, men tevens daarbij opmerken moet dat hij het in zoodanigen graad en rang is, dat men geen ander naast hem stellen kan. Dat deze boeken in veel bladzijden de kwaliteiten van een sociale of wijsgeerige essay meer dan van een roman hebben is voor mij geen bezwaar om ze te appreciëeren. Het is deze eigenaardigheid, deze verwerking van de sociale, politieke, religieuze elementen, die er hun eigen karakter of bizondere waarde, hun beteekenis, aan geeft. Voor hen die in de oudere romantische of eene nog sterk individualistische sfeer leven zal dit misschien anders zijn, maar voor den meer modernen, maatschappelijk-voelenden mensch heeft die met de romanfiguren toch steeds saamgeweven, zij het dan soms te sterk geaccentuëerde, achtergrond van maatschappelijk leven zijn groote aantrekkingskracht. Ook al moet men erkennen dat het persoonlijk lotgeval, het lotgeval der afzonderlijke ziel, door de afwijkingen en uitweidingen die een dergelijke behandeling in zich sluit, soms veel van zijn concentratie en spanning verliest. Het is een deel van Wells' werk, dat voor den mensch der komende tijden, wiens belangstelling wij zien uitgaan tot de menschheid meer dan tot den afzonderlijken mensch, zijn bizondere beteekenis zal behouden. Wat - welke gebieden of complexen van leven - een kunstenaar in zichzelven of zijn gestalten weerspiegelt als deel van het groot geheel, in kwaliteit en kwantiteit, daarvan hangt toch in de eerste plaats zijn waarde af. O zeker, die weerspiegeling kan meer of minder diep zijn, maar die weerspiegeling moet er zijn. En daar het groot geheel, het Leven, meer is dan eenig afzonderlijk mensch, eenig kunstenaar hoe groot ook, zal de uitgebreidheid en inhoud van diens werk steeds ten nauwste samenhangen met zijn grootheid. Het is ook hier weer een kwestie van verhoudingen en het is het te gedetailleerde, te wijdloopige van zekere, niet direkt | |
[pagina 212]
| |
het persoonlijk leven van de romanfiguren betreffende beschouwingen, het is niet het beginsel van zijn werkwijze, dat aan een boek als The New Machiavelli of The Research Magnificent hier en daar het karakter van de essay geeft. Een hoofdstuk als Scholastic bijv. in het eerste dezer werken is wel zeer leerzaam en onderhoudend, is wel voortreffelijk van geest en inzicht in zijn behandeling van het onderwijs uit de dagen van Remington's jeugd, maar in zijn verplaatsing van de aandacht naar dit onderwerp overschrijdt het zekere grenzen door de eischen van het kunstwerk gesteld. Toch wijst zoo'n hoofdstuk naast het door mij te berde gebracht bezwaar tevens op de schitterende vermogens van den essayist-verbeelder Wells. Voor wie het leven van Londen, het kaleidoscopisch drama der wereldstad, in zijn belangrijker geestelijke strekkingen en stroomingen wil leeren kennen, men kan niet beter doen dan hem te verwijzen naar deze boeken van Wells, boeken als Tono Bungay, The New Machiavelli, Joan and Peter e.a. Laten wij ook dit hier nog opmerken dat al is het duidelijk dat Wells zijn karakters gekozen heeft om zekere gezichtspunten te belichamen, over het algemeen die karakters goed volgehouden, zich gelijkblijvend zijn, en dat het verhaal op natuurlijke wijze zich ontwikkelt uit de wederzijdsche acties en reacties tusschen den mensch en zijn omgeving. Er is een voorafgaande keuze en de behandeling van het menschelijk lotgeval kon een dieper noot doen hooren maar men kan in het algemeen niet zeggen dat het opgeofferd wordt aan het voordragen van een bepaalde these of theorie, dat het ten behoeve daarvan verdoezeld of verwrongen wordt. Tot de boeken, die wij in deze laatste bladzijden op het oog hadden behooren in de eerste plaats die, waarvoor de verhouding tusschen de geslachten Wells het motief leverde. Ann Veronica, en de in een volgende alinea genoemde boeken die op dit geruchtmakend werk volgden, ontstonden in een tijd toen de vrouwenkwestie in het brandpunt van aller aandacht stond. De strijd om het vrouwenkiesrecht, de scherpte waarmee de vrouw voor haar gelijkstelling optrad, wekte hartstochten die aan een burgeroorlog deden denken, de | |
[pagina 213]
| |
geweldplegingen en hongerstakingen dier dagen, in ons gedachteleven verzwolgen door de meer gewelddadige instinkten en rampen van den wereldoorlog, brachten het Engelsche leven in rep en roer en wekten luide echo's ver over de grenzen. De geestelijke bestanddeelen en beginselen die onder het rumoerig uiterlijk van dezen strijd verscholen lagen heeft Wells in verschillende romans op de meest levendige wijze naar voren gebracht. En bewaard voor het nageslacht. Ann Veronica illustreert het verzet der jonge vrouw tegen de beperkingen en de discipline van het ouder familieleven, de oudere tucht. Goed opgevoed, met een voorkeur voor biologie, een wetenschap die voor Wells steeds een noodzakelijk element in het samenstel van den open, belangstellenden geest gebleven is, verlaat zij op zekeren dag haar woning in een der buitenwijken van Londen na een twist met haar vader. Zij neemt kamers in de stad en zoekt in haar eigen levensonderhoud te voorzien, wat haar vrij slecht gelukt omdat haar opleiding zich niet aanpast bij de voorwaarden en eischen van de werkelijkheid. Hier treedt voor het eerst op die preoccupatie met opvoeding en onderwijs, die het gedachteleven van Wells in zoo sterke mate in beslag zal nemen en waaraan wij, over al zijn latere werken verspreid, eenige zijner belangrijkste beschouwingen danken. Ann Veronica's geschiedenis is de eerste ernstige essay in het ‘feminisme’, een uitdrukking die door Wells in veel wijder zin genomen wordt dan gewoonlijk het geval is. Het is nog weinig meer dan een schets vergeleken met de zooveel dieper behandeling die het onderwerp zal krijgen in boeken als Marriage of The Passionate Friends. Opmerkelijk is het slot, want over het algemeen bewaren zijn psychologische romans, al is de verbeelding de meest karakteristieke eigenschap van den schepper, een sterk verband met de werkelijkheid. Slechts zelden gebeurt het Wells, dat zijn exuberante levenskracht, zijn uitbundig enthousiasme, zich zoodanig van hem meester maken, dat hij, zijn verbeelding vrij spel latend, ons midden in een volbloed, onbeperkt en onbeteugeld, idealisme doet belanden. Maar dit doet hij in het slot van Ann Veronica, dat een apotheose van de liefde wordt, een overstrooming van gevoel, een doorbraak van licht, een | |
[pagina 214]
| |
juichende opgang naar het leven der toekomst, ‘light and fire’, zooals Ann Veronica het noemt. Ook dit idealisme is in zeker opzicht niet anders dan werkelijkheid, werkelijkheid in een onzer momenten van spanning, van stijging, van zelfvergetelheid, maar werkelijkheid van een aard - lyrisch, poëtisch - als wij slechts bij uitzondering in de boeken van Wells - en laat ik er bijvoegen: in het Leven - tegenkomen. Marriage grijpt terug naar het hoofdthema van Love and Mr Lewisham. Het is nu echter niet de onderwijzer van een lagere school, die door de zorgen van een vroeg huwelijk al zijn ambities dreigt te zien verongelukken maar een professor, rijk en van geniale gaven, een schitterend wetenschappelijk vorscher en verklaarder, een man wiens geestelijke energieën voor een groot deel in zijn wetenschap de rechtvaardiging en voldoening van het leven vinden, wiens huwelijk met Marjorie Pope, een vrouw van een zeer eigen en eerzuchtige persoonlijkheid, heel zijn wilskracht en werkzaamheid en zielevrede dreigt te verstoren. Marjorie Pope is niet louter een type van wereldschen zin. Zij vertegenwoordigt in dit boek van Wells de behoeften der ontwikkelde moderne vrouw aan een bezigheid en belangenkring van zulk een aard en innerlijk gehalte, als haar een onafhankelijke en waardevolle plaats in het maatschappelijk leven kunnen geven naast de werkzaamheid van den man. En daar deze Marjorie Pope hierin niet slaagt zoeken haar schoonheid en levenskracht een uitweg in winkelen en recipiëeren, in het soort efemere amusementen en min of meer overbodige bezigheden waarmee vrouwen van haar klasse het leven trachten te vullen. De roman, tot zijn eenvoudigste lijnen teruggebracht, geeft ons de geschiedenis der verhouding tusschen Trafford en deze vrouw. De verhouding wijzigt zich niet door sexueele temptaties of jaloerschheden, maar leidt hen door verschillende fazen tot het levensprobleem in zijn geheel, de beteekenis van het leven in zijn kern. De bekwaamheid en het inzicht van Wells in de ontwikkeling van dit moeilijk gegeven maakt het boek van een voornaam gehalte, van een groote geestelijke spanning en psychologisch-wijsgeerige verdieptheid. Het een jaar later gepubliceerde The Passionate Friends is | |
[pagina 215]
| |
van verwanten aard; het geeft nieuwe aspekten van de verhouding tusschen man en vrouw; het is als een ander zoeklicht dat de speurende, steeds naar kennis en begrijpen strevende geest van den schrijver op het geslachtelijk leven in zijn hoogere, ideëele vormen richt. En in vele zijner bladzijden en onthullingen is het weer een groot boek. Maar als geheel gezien blijft het onbevredigend, onbevredigend vooral in zijn psychologie. Naast veel tooneelen, waarin de menschelijke ziel zich voor ons openlegt in haar schoonheid of haar zwakheid, zijn er andere waarin de vleugelslag van den schrijver niet toereikend bleek, die niet als onvermijdelijke en aangrijpende waarheid treffen, die meer als bedacht dan als doorvoeld aandoen. Mary Justin vooral, de vrouw die boven de liefde in armoede aan een leven van weelde en de geestelijke mogelijkheden die deze opent de voorkeur geeft, schijnt mij slechts ten deele tot haar recht te komen. Het intellekt heeft een te groot aandeel aan haar creatie. Zij is te ijl, te intelligent, te wereldsch, te weinig de mensch van vleesch en bloed en natuurlijke driften. Het is de feministe die uit haar spreekt meer dan de vrouw. Waar het de hartstocht en het lijden in hun machtige vormen geldt blijkt wel duidelijk dat Wells niet het universeel, onweerstaanbaar scheppings- en gepassioneerd voorstellingsvermogen van een Dostojevski heeft. Wat wij van het gebeurende in Mary's ziel, van haar momenten van strijd en smart vernemen, is te fragmentarisch, te verspreid; dat wij later niet in haar gelooven kunnen dat wij haar niet vergeven kunnen waarom zij zoo schijnbaar zonder verzet afstand doet van haar liefde, hangt met dit ontwijken door den schrijver van de meest tragische bewegingen van haar zieleleven, dit meer geestelijk dan emotioneel vertolken harer perioden van crisis en spanning ten nauwste samen. Buitengewoon knap is ook deze schepping van Wells maar niet voldoende overtuigend. Als geheel, bedoel ik, want zij is weer uitmuntend in veel aangrijpende episoden - in die laatste ontmoeting tusschen Stephen en Mary bijv. Er is, de figuur als éénheid gezien, een zekere onnatuur in Mary, die ons doet twijfelen aan haar werkelijkheid en haar schoonheid. Maar deze onnatuur is ten slotte terugtevoeren tot den geestelijken opzet van het boek, waarin de schrijver | |
[pagina 216]
| |
het probleem, uitgedrukt in den titel, in dramatischen vorm heeft willen doen leven. ‘Passionate friends’ een liefde van platonischen aard, een liefde die niet de vereeniging - ook de lichamelijke vereeniging - wil, kan dat tusschen man en vrouw? Als de strijd voorbij is zegt Stratton ervan: ‘ik zie haar nu, en begrijp haar beter dan toen zij nog in leven was.... en het is mij duidelijk.... that she, with her resentment at being in any sense property, her self-reliant thought, her independence of standard, was the very prototype of that sister-lover who must replace the seductive and abjective womanhood, owned, mastered and deceiving, who waste the world to-day.’ Het is een toekomst-type, dat den schrijver voor oogen gezweefd, en wij mogen wel zeggen bezield heeft - er is het geestelijke in dat het natuurlijke tracht te overwinnen of zelfs te ontkennen - maar deze wijze van zien heeft veel van de echte vrouwelijke, neen laat ik zeggen menschelijke natuur, van de natuur, die niet vraagt en niet eischt, die zich geeft, die zich offert, die opgaat in het geliefde wezen van de natuur, die liefde is, aan Mary Justin ontnomen. En - heeft de schrijver ook zelf dit gezien?.... hij laat zijn heldin zelfmoord plegen, al zegt hij niet met zooveel woorden dat haar weg niet de ware is en nimmer zijn kan, al geeft zijn boek ons de oplossing, de onderwerping de verzoening niet. Maar zeer belangrijk is het boek wel, zoowel uit menschkundig als maatschappelijk oogpunt; er zijn bladzijden van doordringende psychologie en diepe wijsheid in. Als een goed staal van Wells' vertelkunst vergun ik mij de volgende aantehalen: Stephen Stratton, de gewezen minnaar van Mary, is eenige jaren getrouwd met Rachel, zij zijn gelukkig en hebben twee kinderen. En in dit kalm en huiselijk geluk - valt een brief van Mary. Wells beschrijft het als volgt: ‘Haar oog viel op den brief in mijn hand voor het kleinste deel eener seconde, en het was alsof zij bliksemsnel een gedachte uit mijn observatie weggreep. Ik had een oogenblik van verhelderende verwarring. Totnogtoe waren wij er in geslaagd ons te gedragen zooals de meeste jonge menschen doen als zij trouwen, wij hadden getracht onze levens onbeperkt voor | |
[pagina 217]
| |
elkander open te stellen, wij hadden den schijn aangenomen alsof er geen sprake was van eenige geheimhouding onzer bewegingen, onzer gedachten. Als ik haar maar zelden gesproken had over Mary dan was dat niet zoozeer omdat ik de dingen voor haar verborgen wilde houden dan omdat ik zelf ze wilde vergeten. Dat is altijd wat ons te laat duidelijk wordt, de onmogelijkheid eener dergelijke snelle en opzettelijke samensmelting van zielen. Maar wij hadden de conventie eener onvoorwaardelijke gemeenschap aangenomen; wij hadden elkander onze brieven ter inzage gegeven alsof dat vanzelf sprak; wij hadden de geheimen onzer vriendschappen gedeeld en wij waren samen uitgegaan voor zoover dat eenigszins mogelijk was. Reeds in The Passionate Friends doet Wells Mary Justin een scherpe kritiek uitoefenen op het maatschappelijk verband, waarvan de Justins de kroon vormen, reeds doet hij Stratton een uitkomst zoeken van de smart over Mary in een werkzaamheid en vergezicht van socialen aard, reeds laat hij hem zeggen: ‘We have to get away from ourselves to a greater thing, to a giant's desire and an unending life, ours and yet not our own!’ En dit menschheid-herscheppend, menschheid-verlossend, dit sociaal-politiek element treedt in steeds sterker mate op in volgende romans, en in boeken als The New Machiavelli en The Research Magnificent verlegt het hoofdthema zich van het geslachtelijk naar het maatschappelijk leven. | |
[pagina 218]
| |
Een overgang naar die romans, die zich op de grens van psychologie en sociologie bewegen en waarin de maatschappelijke mensch ten slotte den individualistischen mensch naar achteren zal dringen, vormt een der voortreffelijkste boeken van Wells: Tono-Bungay. The War of the Worlds van de scientific romances, The History of Mr. Polly van de lichter, humoristische novellen, Tono-Bungay van de ernstiger, het leven met scherper kritiek en inzicht aangrijpende romans, schijnen mij als kunstwerken wel de beste in hun soort te zijn. Niet in het menschformeeren ligt wat aan die psychologischsociologische romans hun speciale waarde en kenmerk geeft. Sterker dan in de teekening van afzonderlijke personen is Wells in die van sociale klassen en typen en gebeurtenissen, in hun ontwikkeling en voortgang. Een roman als Tono-Bungay bijv. hoe uitnemend weet hij daarin de levensgeschiedenis van George Ponderovo, den verteller van het geval - en de uitbeelding van dezen is toch ook als individu bizonder geslaagd - saamteweven met de opkomst en ondergang als maatschappelijke figuur van diens oom, Edward Ponderovo, den uitvinder - als men hier van uitvinder spreken mag - van het patent-geneesmiddel, waaraan de roman zijn naam ontleent. Met welk een veel-omvattend talent schetst hij ons hier den socialen levensgang van dezen mensch, zijn begin als een klein drogist in een Londensche buitenwijk, zijn stijging tot de centrale en hooger regionen der finantiëele macht, tot het succes hem benevelt en weer doet neerploffen in de onaanzienlijke sfeer waaruit hij voortkwam. En ten nauwste daarmee verbonden is de beschrijving van het leven van Londen, in vele van haar fazen en lagen, haar bestanddeelen en klassen, van den groei dier wereldstad en haar uiterlijk, maar ook daaronder verborgen innerlijk, van haar handel en bedrijf, haar zedelijkheidsopvattingen, haar sociaal denken en leven. Hoe rijk van détails is dat alles, opgebouwd uit kleine, ja de kleinste waarnemingen, en toch, hoe groot gezien en saamgebracht, hoe overzichtelijk, hoe superieur. Om beurten moet men geleerde, handelsmensch, man van de wereld, technicus, kunstenaar zijn om zulk een roman te schrijven. En hetzij Wells het leven van een mensch of van een klasse, van een instelling of van een stad beschrijft, | |
[pagina 219]
| |
altijd ziet hij dat leven in beweging: zijn wereld is geen kalm en afgelegen, omheuveld meertje, zij is niet statisch maar dynamisch. Tono-Bungay is bovenal kritisch en afbrekend, vernietigend voor de oude waarden en loyauteiten. Het is de botsing van de ziel van George Ponderovo met het algemeen geestesleven van zijn tijd. Het is het in staat van beschuldiging stellen van dien tijd voor de rechtbank van het geweten van een mensch van groote eerlijkheid en scherpzinnig denkvermogen. Het eenzaamst en bitterst is Wells in deze schepping van George Ponderovo, de personificatie van het intellektueel bewustzijn op zoek naar waarden die standhouden tegenover zijn logische betoogkracht. Maar hij vindt ze niet. In de boeken die volgen blijft het de kritiek op maatschappij en leven en een dieptastend pogen er nieuwe voor in de plaats te stellen, die Wells bezighouden. Er is een terugkeer naar de synthese en de religie. Van criticus wordt hij leermeester, staatsman, hervormer, en hij belichaamt zich in eenige romanfiguren, die ongetwijfeld een zekere aanmatiging en schoolmeesterachtigheid over zich hebben, zoodat men ze niet geheel ten onrechte The Prig Series genoemd heeft. In een voorbericht van First and Last Things, een van zijn belangrijkste wijsgeerig-essayistische geschriften, zou Wells zelf er van zeggen: ‘Dit werd geschreven in 1908. Maar ofschoon het denkbeeld van een organisatie’ (Wells denkt hierbij aan boeken als Anticipations, Mankind in the Making, A Modern Utopia) ‘toen door mij losgelaten werd, het denkbeeld van een “Believer”, die zich zelfbewust opleidt voor de taak de wereld in het reine te brengen, bleef mijn geest beheerschen. Tusschen 1908 en 1915 schreef ik vier romans die dit gemeen hadden dat zij het denbeeld van een “Geloover” in handeling trachtten weer te geven. Zij zijn mijn “Prig Series” genoemd en ik erken, met een zekere rechtvaardigheid; het is in bevestiging meer dan in verzachting, dat ik erop wijs, dat de verschillende helden van deze boeken allen een zekere verwantschap vertoonen met Mr. Chester Coote in Kipps. De “prigs” in kwestie zijn Remington (in The New Machiavelli), Stratton (in The Passionate Friends), Trafford (in Marriage), en Benham (in The Research. Magnificent)!....’ De verklaring dezer mislukking, begon hij intezien, lag in het feit dat zij voor hun kracht op zichzelven vertrouwden | |
[pagina 220]
| |
en dat zij de lotgevallen van het menschelijk geslacht meenden te kunnen dienen en leiden door middel van kleine vereenigingen en een soort samenzweringen van gelijkgezinde heeren en dames, met vrijen tijd en goeden wil. Door hun vrijwillige krachtsinspanning meenden zij den collectieven geest te kunnen verlichten en den collectieven wil in beweging te zetten. Zoo deden de Samurai (A Modern Utopia); zoo deden The New Republicans (Mankind in the Making). Hun ‘priggishness’, hun dwalingen en hun rampen kwamen voort uit het feit van hun niet beseffen dat de impuls om de menschheid te dienen haar oorsprong neemt uit een bron buiten en grooter dan iemands individueele goede bedoelingen. ‘Het is als een wind’, zoo laat hij zich verder uit, ‘die door de harten aller menschen blaast; het is een stem die zich tot alle leden der menschheid richt; het is niet onze persoonlijke impuls maar een algemeene impuls, de oproep van God. Geloof in God en Kennis van God is heel de broederschap en heel de kerk die geloovige menschen noodig hebben voor hun vereeniging. In dat soort termen loste ik ten slotte het probleem op van de nieuwe maatschappelijke orde, waaraan de wereld behoefte heeft en waarop ik het eerst mijn streven richtte toen ik in 1900 Anticipations schreef.’ Wij raakten hier midden in Wells' wijsgeerige en religieuze denkbeelden, waarop ik later misschien nog met enkele woorden terugkom, maar die eigenlijk een afzonderlijke behandeling vereischen. Wij gaan hier door met de karakterisatie der groote politieke romans van den vóór-oorlogstijd, in het bizonder The New Machiavelli en The Research Magnificent. Ongetwijfeld, het is Wells zelf voor een groot deel die in de ‘helden’ van deze boeken op vrij direkte wijze tot ons spreekt; deze boeken zijn zeer persoonlijk en subjektief. Elk dezer latere romans is een exploratietocht op geestelijk gebied, strevend naar ontraadseling der vele ingewikkelde verhoudingen van ons psychisch-maatschappelijk leven, trachtend doortedringen tot dat leven in zijn dieper motieven en kern, het leven in zijn naakte, sterke glorie. Hij schijnt zoo weinig onder de algemeen-heerschende, ons allen in hun macht hebbende invloeden van traditie en conventie, dogma en vooroordeel, van overgeleverde zienswijzen en voor- | |
[pagina 221]
| |
schriften te staan, dat wij soms het wezen van een andere planeet in hem meenen te zien, hier op aarde geplaatst om den mensch op zijn fouten en ongerijmdheden te wijzen. Want wáár moge het zijn dat de meeste menschen op het een of ander gebied kritisch tegenover de algemeen geldende opvattingen staan, zooals zij op het een of ander gebied rebellen zijn - zij zijn dat door hun omgeving, hun beroep, hun opvoeding, hun kultuur, het komt niet voort uit innerlijken drang. Wells echter staat kritisch tegenover zijn tijd uit kracht van zijn eigen wezen, zijn overmachtig ‘gezond verstand’, zijn doordringend-logischen geest, zijn oprechtheid als denker. Deze moed om dingen en menschen, om het Leven zelf, onder de oogen te zien, is een der meest kenmerkende eigenschappen van den man en de voornaamste bijdrage tot zijn grootheid. Persoonlijk en subjectief, wij zeiden het, zijn deze boeken. Maar wij moeten daarom toch niet te boud in onze conclusies zijn betreffende de eigen, persoonlijke meeningen van den schrijver. Een romanschrijver leeft in zichzelven verschillende wezens, wezens van zeer verschillenden aard. En zelfs waar dergelijke figuren als Stratton of Remington in hun algemeen streven of gedachtencomplex aan den auteur zelven doen denken, daar zullen diens eigen gevoelens en denkbeelden toch dikwijls de meest belangrijke wijzigingen ondergaan hebben in hun zich aanpassen bij de integrale, essentiëele levenslijn, de door den aard der voorgestelde persoonlijkheid en de eischen van het verhaal geboden levenslijn, van de romanfiguur. Wat in hemzelven geheel als twijfel leeft, zal in deze figuur misschien met beslistheid uitgesproken worden. Zoo kan de auteur uiting geven aan zijn meest uiteenloopende stemmingen en zienswijzen, en vooral bij een zoo veelzijdig mensch als Wells loopen deze soms uiteen als dag en nacht, terwijl de geoefende en met den auteur vertrouwde lezer er toch, in hun zich wijzigende schakeeringen, de stem van Wells, het dieper wezen van Wells uit hoort. Zoo komt men, verschillende zijner romanfiguren samenvattend en overziend, ook eenigszins tot een kijk op de persoonlijkheid van den schrijver, maar het gaat niet aan ze in al te letterlijken of blijvenden zin daarop toetepassen. | |
[pagina 222]
| |
Voor wat den schrijver zelven betreft zullen het dikwijls niet meer dan voorbijgaande stemmingen of opvattingen zijn. Als Stratton in The Passionate Friends aan het ontwaken der liefde en haar al-verheffende of al-verduisterende macht denkt, zegt hij o.a. ‘Ik vind het geheel onmogelijk mij nu de trappen en fazen te herinneren langs welke het sexueel gevoel zich meester maakte van mijn leven. Het schijnt mij nu dat het veel leek op een wind beginnend met lichte rimpelingen op het water en een zacht geruisch in de bladeren, en dan stilte, en dan weer een suizen en een pauze, en dan wijdere en langere stoornissen, en zoo meer en meer, met een ongebroken, in kracht toenemende aanhouding, tot ten slotte de sterren en de hemelen verborgen, tot al de hoogten en diepten van het leven verduisterd zijn door stormige impulsen en hartstochtelijke verlangens. En als Karenin in The World Set Free diezelfde verhouding tusschen man en vrouw, haar uitingswijze en haar toekomst bespreekt, heet het onder meer: ‘Ik geef geen lor om jullie toekomst - als vrouwen. Ik geef geen lor om de toekomst van mannen - als mannetjes. Die toekomst van specialen aard verlang ik te vernietigen. Wat mij schelen kan is jullie toekomst als intellekten, als deelen van en bijdragen aan den universeelen geest van het ras. De menschheid is niet alleen overdreven gespecializeerd in die dingen, maar al haar instellingen, haar gewoonten, alle dingen vergrooten, intensifiëeren dit verschil. Ik wil de vrouw on-specializeeren. Geen nieuw denkbeeld. Plato wilde precies hetzelfde. Ik wil niet voortgaan, zooals wij nu doen, met den nadruk te leggen op dit natuurlijk verschil Ik ontken het niet, maar ik wil het tot geringer afmetingen terugbrengen en het overwinnen.’ Stratton, Karenin, het is Wells, die zich door hen uit, maar de eerste, zooals wij hem hier hoorden, is de menschkundige, de psychologische Wells, die de instinkten en driften van den hedendaagschen mensch bestudeert en vorm geeft, wetend hoe gering onze macht is tegenover dat verschroeiend vuur, dat al-overweldigend gevoel van den hartstocht en de liefde; de tweede is de speculatieve, rationalistische Wells, die zijn plannen voor de toekomst ontwerpt en zijn utopische bouwsels eener vizionaire menschenmaatschappij doet verrijzen - in een verre utopische verte als zelfs onze sexueele | |
[pagina 223]
| |
driften hun kracht verloren zullen hebben tegenover de stijgende macht van den intellektueelen geest. De geheele Wells ligt voorzeker in al zijn romanfiguren, in het geheel zijner romanfiguren, maar uit één dezer kunnen wij niet anders dan op een beperkte, éénzijdige, onvoldoende wijze, zijn innerlijke persoonlijkheid, het wezen zijner persoonlijkheid leeren kennen. Dit echter hebben zij in hoofdzaak gemeen dat ook in zulke boeken als The New Machiavelli en The Research Magnificent, waarin hij zijn denkbeelden in eenigszins geideälizeerde figuren met zekere geideälizeerde doelstellingen neerlegt, waarin hij ze tot dragers van het menschelijk toekomststreven maakt (The World Set Free, waarin de figuur van Karenin voorkomt, behoort tot de scientific romances, een andere categorie) het toch steeds redelijke, normale, natuurlijke menschen blijven, menschen, wat knapper, wat verder-ziend of verder-willend misschien, maar menschen toch zooals wij er dagelijks ontmoeten. Dit is kenmerkend voor Wells, dit element, deze sfeer van een in het algemeen redelijken aard. Het treft ons vooral als wij zijn figuren vergelijken met de in een altijd koortsige, overspannen, verhitte atmosfeer levende scheppingen van een Dostojevski. Het zijn menschen met de genoegens en de zorgen, de verlangens en de mogelijkheden van den dagelijkschen mensch, wat versterkt, wat aangescherpt, wat belangrijker gemaakt, levend met een wat grooter intensiteit en concentratie van zieleleven, maar toch in het algemeen van den mensch in wien het zieleleven reageert op de uiterlijke omstandigheden zooals het bij u en mij dat doet. Het zijn niet die vreemde, buiten-normale, buiten-natuurlijke, door obsessies en hallucinaties bezeten. fascineerend-aangrijpende wezens met woeste, felle uitzonderlijke hartstochten of gevoelskwaliteiten, wezens geschapen door de machtige, vizionaire verbeelding van het nachtelijk gedachteleven, omgaand in een ijle, spookige, vergeestelijkte levensstof, waarin alle materiëel verband en vastheid zich dreigt optelossen en voor den ontstelden geest alle geluid en alle verschijning onze zintuigen raakt met duizendvoudige kracht. O, zij zijn grootsch en geweldig, die figuren van Dostojevski, | |
[pagina 224]
| |
maar goddank, zeggen wij, dat wij niet leven in hun wereld. Wells is kleiner misschien, het kan zijn - hij is zeker meer gewoon, meer aardsch, meer natuurlijk. Zijn verbeelding werkt in minder ontstellende, ijzingwekkende diepten van zieleleven, niet in afgronden van hemel of hel; zijn gevoelsleven gaat niet tot zulke uitersten van intensiteit en gespannenheid; hij heeft niet de verscheurend tragische noot van den grooten Rus. Veel van zijn werk lijkt mak en vlak en ordinair en oppervlakkig daarmee vergeleken. Maar toch, dit meen ik, in het algemeen genomen zit er meer hoop en toekomst voor de menschheid onder, ligt in zijn geestesrichting en zijn levenswil een beter aanwijzing daarheen dan in de in hun wonderbare intuitie en magische kracht niet te overtreffen scheppingen van den Russischen reus. Een reus, wie zal het ontkennen - als ik aan hem denk zie ik hem als van meer dan menschelijke, van enorme afmetingen, als een donkere figuur opstaande tegen een sterbezaaiden nachthemel. Wells is volop - het kan zijn al te zeer - een mensch van het daglicht. Over Dostojevski hangt het onmetelijk mysterie, uit Wells straalt de dagklaarte, de zonneschijn. Welk een geestelijk en schrikwekkend levensopenbaarder de eene, welk een menschelijk plannenmaker en moedig voortschrijder de ander! Leven en Kunst gaan niet altijd, gaan altijd slechts tot op zekere hoogte, harmonisch samen en de kleinere Wells is misschien een beter dienaar van het Leven dan de grootere Dostojevski. Of neen, laat ik liever zeggen, een beter leermeester voor den gemiddelden mensch!
In Ann Veronica en Tono Bungay is het verhaal het essentiëele en de aanval op sociale euvels betrekkelijk indirekt. De kritiek is hier en daar beslist en uitvoerig, maar zij blijft ondergeschikt. In The New Machiavelli echter wordt zeker levensprobleem het voornaamste onderwerp van beschouwing en de schrijver belichaamt dit in eenige menschelijke figuren. De roman wordt een dramatisch-epische voorstelling van het probleem. Zoo, eenigszins ruw aangeduid, wordt de nieuwe, in tal van met bekwame hand geschetste tafereelen, zich wijzigende situatie. | |
[pagina 225]
| |
Een dergelijke opzet wekt groote moeilijkheden, want hij schept eigenlijk twee bewegingslijnen in het boek: of de beschouwing van het probleem of de teekening van de menschfiguur zal er onwillekeurig onder lijden. Waar de nadruk allengs meer komt te liggen op de maatschappelijke voorstelling, dreigt de eigen en organische ontwikkeling van het menschelijk zieleleven niet tot haar recht te komen. Maar dit alles is betrekkelijk en ondanks de bezwaren, die men nu en dan bij de lezing voelt opkomen - een zekere kunstmatigheid, een gebrek aan warmte, een gemis aan proporties-behooren deze en de latere romans van Wells toch tot de diep het leven ingaande, zeer verhelderende boeken. Hoe een staat beheerd moet worden en hoe een individu van eerzuchtigen wil, van groote talenten en reformistischen ijver als Remington daartegenover komt te staan, vormt het hoofdthema van The New Machiavelli en in vele interessante tafereelen ontwikkelt zich daaruit het panorama van het Engelsch staatkundig leven omstreeks het begin dezer eeuw. Het is het Engeland waarin Fabianisme en Socialisme voor het eerst als actieve krachten beginnen optetreden, het Engeland dat met zijn gemakkelijk gewonnen welstand en luchthartig optimisme, zijn gebrek aan initiatief en energie, zijn zedelijk-sterke maar intellektueel-zwakke tradities, zijn verouderd schoolwezen nog geheel opgaand in de klassieke talen en een middeleeuwsche leerstof, zijn verwaarloozing der technische wetenschappen en onwetenschappelijke, individualistische, lukraak-methoden in het zakendoen allengs meer dreigt achter te raken bij zijn groote concurrenten en buren. Het geeft ons een schitterende, overzichtelijke beschrijving van dat tijdperk, niet zoo sterk overtuigend in het algemeen als Tono Bungay, zeer weinig overtuigend voor een schrijver als Wells in dien overgang van Remington naar een andere politieke partij, volkomen bewonderenswaardig daarentegen in de katastrofe van het einde, een meesterstuk van teer en tragisch zieleleven. In die hoofdstukken vooral uit zich, met de gedachten en handelingen van Remington in maatschappelijke dingen op het nauwst verweven, in een verwarrend wisselspel, diens liefde voor het vrouwelijk wezen, eerst voor Margaret, dan | |
[pagina 226]
| |
voor Isabel, en zoo mengt zich het sexueel probleem in het staatkundig probleem. En het eerste leidt tot den val van Remington. Want de verhouding tusschen man en vrouw, al vormt zij niet het hoofdthema van het boek, zooals in Marriage of The Passionate Friends, speelt er toch ook haar machtige rol in en in veel treffende bladzijden heeft Wells die tegenstelling uitgewerkt tusschen de op klaarheid en licht doelende, naar orde strevende, orde-scheppende wilsverlangens van zijn leidende figuur en de enerveerende-ordeverstorende passieën, de rood-gloeiende hunkeringen van zijn sexueelen hartstocht. Het geeft aan hoofdstukken als Margaret in London en The Besetting of Sex hun groote beteekenis, diep afdalend in het gecompliceerde en tegenstrijdige der menschelijke levenskracht. Wat treffend verstandige dingen kan hij zeggen over die seksueele waarden, verstandig maar met een diep-geestelijken emotioneelen inhoud: ‘Een der groote hinderpalen voor het menschelijk begrijpen ligt in het zoo ver uiteengaand verschil van temperament wat betreft de waardeschatting van seksuëele zaken. Het is de kwestie waarin de mensch het meest opleiding noodig heeft in chariteit en imaginatieve sympathie. Hier bestaan in 't geheel geen universeele maten, neen er schijnt voor geen enkel man of vrouw een vaste maat te zijn, zoozeer beïnvloeden de toevallige omstandigheden en de phyzieke fazen die men doormaakt iemands vertolkingen of beoordeelingen. Er is in heel de uitgestrektheid van het seksuëele leven niets dat niet supreem mooi of menschelijk prettig of prachtig ondeugend of smakeloos of triviaal of volkomen onbeduidend kan schijnen al naar gelang van het oog dat waarneemt of de stemming die kleurt. Hier is iets dat de hemelen kan vullen, en elk wakend uur, of bijna geheel uit een leven gebannen zijn. Het kan alles op Maandag/en minder dan niets op Zaterdag zijn. En wij maken onze wetten of bepalingen alsof in al deze dingen alle mannen en vrouwen met elkander vergelijkbaar waren, met eenzelfde standvastige passie en eenzelfden bestendigen plicht....’ Maar niet alleen het seksueel ook het maatschappelijk leven heeft in dit boek zijn vele welsprekende bladzijden en passages. Sterk klinkt er uit het vertrouwen in de democratie, maar eene democratie, die recht doet aan de vrijheid en ontwikkeling der geestelijke persoonlijkheid. In een uitnemende passage, waarin Remington den tijd van Machiavelli met zijn eigen tijd vergelijkt, laat Wells hem o.a. zeggen: | |
[pagina 227]
| |
‘In zekeren zin is het verwonderlijk hoe de macht van den afzonderlijken mensch verdwenen is, in een anderen zin is het verwonderlijk hoe zij vermeerderd is. Ik zit hier - een ongewapend, in diskrediet geraakt mensch - aan een kleine tafel in een kleine onverdedigbare woning tusschen de wijngaarden, en geen menschelijk wezen kan mijn pen weerhouden dan door het opzettelijk zelfoffer van mij te vermoorden, noch de vruchten ervan vernietigen dan door diefstal en misdaad. Geen koning, geen concilie kan mij grijpen en pijnigen; geen kerk, geen volk kan mij tot stilte doemen.’ Ik dacht aan Multatuli toen hij ‘aan een smerig herbergtafeltje’ in Brussel den Havelaar schreef.’
The Research Magnificent vereenigt het onderzoek en de uiteenzetting van politieke denkbeelden met een schetsmatigen, essayistischen - meer dan zuiveren roman-vorm op nog geprononceerder wijze dan een der vorige romans. Wells is niet alleen schepper als kunstenaar, hij is ook schepper als hervormer. En in Benham belichaamt hij een nieuwe faze van zijn denkbeelden over het maatschappelijk leven. Hoe belangrijk in dit opzicht, hoe prikkelend, vol originaliteit en levenskracht in zijn analyse van dat leven en vele strijdvragen waarvoor het ons plaatst, The Research Magnificent lijdt ook sterker dan een zijner voorgangers aan de kwaal dat het psychologisch gehalte er ondergeschikt gemaakt en zelfs opgeofferd is aan het maatschappelijk probleem. De geest van Wells heeft zich te uitsluitend en te vurig saamgetrokken op dezen maatschappelijk-intellektueelen kant van het boek; hij heeft niet het geduld gehad aan zijn figuren een diep eigen leven meetegeven; zij hebben hem slechts belang ingeboezemd als generalisaties; en zoo werden het al tezeer kapstokken die hij met zijn denkbeelden belast heeft en waarvan als persoonlijkheid geen groote overtuigings- en aantrekkingskracht uitgaat.
Wij komen tot de oorlogsromans. De oorlog vond Wells niet onvoorbereid, maar in het begin althans zag hij hem op de eenzijdige wijze van den Engelschen liberaal als een strijd tusschen de democratieën van West-Europa en het halffeudalistisch Duitschland. Het zou heel iets anders blijken te zijn. De vóór den oorlog verschenen boeken van zulke scherpziende maatschappelijke critici als Brailsford en Morel, boeken als The War of Steel and Gold en Morocco in Diplomacy | |
[pagina 228]
| |
heeft hij waarschijnlijk niet gekend of niet doordacht. In elk geval, hij deelde tijdelijk in den oorlogsroes en zelfs voor het Tsarisme en zijn gedweeë, ‘Vadertje’ vergodende, boeren vond hij, zoo al niet woorden van lof, ten minste van verontschuldiging en sympathie. Wat hij nu en dan over den conscientious objector, den Engelschen dienstweigeraar, gezegd heeft, miskent het dieper en nobeler wezen dier beweging, miskent de spontaneïteit van echt zieleleven, daarin zich openbarend, miskent de het juk der mathematisch-logische gedachte afwerpende gevoels- en levens-kracht opbruischend uit de eeuwige bron van recht en liefde. Het socialisme van Wells was ook altijd meer dat van de New Statesman dan dat van de Herald, meer beredeneerd dan elementair, meer van den geest dan van het gemoed. Maar van de dronken verbijstering - bij velen tot delirium gaande - die zich bij het uitbreken van den oorlog in samenstemming met de groote meerderheid zijner landgenooten, in zekere mate ook van hem meester maakte, herstelde hij zich spoedig en zijn eerste roman, waarin de oorlog het voornaamste onderwerp van beschouwing werd, ademt reeds een veel begrijpender en milder geest. Mr. Britling Sees it Through is, in de levendigheid van zijn voorstellingswijze en de groote menschelijkheid van zijn gevoelsinhoud een zijner meest leesbare boeken, al kan men er qua roman nog al wat aanmerkingen op maken. Het heeft bijna geen intrige, het geeft het leven en de overdenkingen van een majoor Britling, publicist en journalist, op zijn landgoed in Essex, terwijl hij met gespannen en deelnemende belangstelling het ontstellend gebeuren der wereldkatastrofe volgt. Door het sneuvelen van zijn geliefden zoon Hugh en op andere wijzen legt de schrijver ook een meer persoonlijk-emotioneel verband tusschen Britling en de Europa in steeds dieper ellenden dompelende ramp. De zich wijzigende verhoudingen van den oorlog en het zich wijzigend denk- en gevoelsleven van Britling vormen het opmerkelijk, met veel inventief en beeldend vermogen saamgeweven geheel. Mr. Britling is voor een groot deel autobiografie. Wells is altijd een persoonlijk schrijver geweest, maar in geen zijner andere romans is hij zoo persoonlijk als in dit document | |
[pagina 229]
| |
dat zich over vijftien maanden oorlog uitstrekt, gezien vanuit het landgoed Matching's Easy in Essex. Opmerkelijk is de ons door den schrijver gegeven karakterisatie van Britling omdat zij algemeen als een zelfbeschrijving van Wells beschouwd wordt. ‘Een van nature lichtgeraakte geest gaf hem hartstocht en karakter; ook had hij een zekere koppige originaliteit en edelmoedige gezindheid. Zoodat hij altijd levendig, soms ruim en nooit gemeen was. Hij hield van schrijven en van praten. Hij praatte over alles, hij had denkbeelden over alles; het was even natuurlijk voor hem denkbeelden te hebben over alles als dat een hond er geen weerstand aan kan bieden te ruiken aan je hielen. Hij snoof aan de hielen van de werkelijkheid. Hopen menschen vonden hem belangwekkend en stimuleerend, enkelen konden hem niet uitstaan. Hij had denkbeelden in verkwistenden overvloed over rassen en staten en sociale orde en politieke instellingen en tuinen en automobielen en de toekomst van Indië en China en aesthetica en de opvoeding der menschheid in het algemeen.’ De aanhaling geeft ons een goed inzicht niet alleen in den aard van Wells' persoonlijkheid maar ook van zijn werk. Zij wijst meer op een breeden dan een diepen geest. Een bizonder levenskrachtige geest, een geest vol wetensdorst, voor wien elk boek een experiment, een onderzoekingstocht geweest is, nieuwe gebieden van leven ontsluitend en toevoegend aan de oude. Mr. Britling heeft veel knappe, geestrijke maar ook gevoelige, ontroerende bladzijden, het is meer gedempt, bescheiden van toon dan de hooghartige Prig-Series. Zoowel in zijn maatschappelijke kritiek als in den persoonlijken ontwikkelingsgang van Britling vertoont het ons de eigenaardige werkmethode van Wells op haar best. Als beschouwing over den oorlog door een tijdgenoot van groote geestesgaven, ons leerend hoe de Engelsche mensch dier dagen zich daartegenover verhield, heeft het zijn bizondere en blijvende verdiensten. Joan and Peter, het meest omvangrijk verhaal van Wells, is ten deele een verdere vertolking van het Engelsch geestesleven gedurende den oorlog, ten deele is het een kritische essay over de moderne opvoeding. In de verhoudingen tusschen Oswald Sydenham en de aan zijn voogdijschap toevertrouwde kinderen Joan en Peter verbindt zich hiermede ook de liefde en meer in het algemeen het geslachtelijk leven. | |
[pagina 230]
| |
Vooral over de tot volwassenheid rijpende jonge man en vrouw zegt Wells zeer interessante dingen. Het is ook weer een dier onderhoudende, veelal verhelderende boeken die men navoelt als van een gelijkmatigen, beheerschten gang, van een wat vlakke, hooggelegen sfeer, een sfeer van frisch Aprilweer, niet van broeiende zomerhitte of nijpende winterkou. Die sfeer wordt hoofdzakelijk geschapen door de gevoelskwaliteiten van des schrijvers persoonlijkheid; zij komt voort uit den geest, het levenscomplex, waaruit het boek geboren werd, niet uit den inhoud waarin de mensch het spel is of speelt van de groote vierjarige katastrofe. Het is de geest van Wells, die ook Joan and Peter bezield heeft, optimistisch, progressief, vol zelfvertrouwen en evenwichtigen zin, van een onwrikbaar geloof in het leven, maar zelden zoo ooit de afgronden der wanhoop ingaande of tot de hoogten der extaze stijgend. Het opvoedingsideaal van Wells vindt zijn toppunt en samenvattend doel in ‘het denkbeeld van een wereldwijd gemeenebest, een eeuwig durende wereldvrede, waarin wij leven en ons bewegen zullen, en onzen grond zullen hebben, een bond van vrije volkeren, waar alle opvoeding heen moet leiden en die opgebouwd moet worden op elke school, in elken geest, in elke les.’ Het is een ver ideaal en een hoog ideaal, dat velen nog slechts een utopie kan toeschijnen, maar waarvoor Wells met goed vertrouwen bezig is de grondslagen te helpen leggen. Scherp veroordeelend staat hij daarbij tegenover de methoden en den inhoud van het hedendaagsch onderwijs, niet het minst dat in geschiedenis. Voor het onderwijs dat de toekomst moet helpen vormen schreef hij, in samenwerking met eenige geleerden, zijn Outline of History.Ga naar voetnoot1) Dat denkbeeld van een Wereldstaat, als kernpunt van het geloof van den modernen mensch, vonden wij reeds vluchtig aangegeven in eenige zijner vroegere werken. Zoo in The Research Magnificent, waar hij Benham op den nacht vóór zijn sterven laat zeggen: ‘Daarop volgde het denkbeeld van een groot wereldrijk om de kleine elkander bestrijdende staten en rijken van den | |
[pagina 231]
| |
tegenwoordigen tijd te vervangen en de conceptie van een onzichtbaar geestelijk koningschap, dat heel den aardbol zal omspannen, ‘The King Invisible, the Lord of Truth and all sane loyalty.’ ‘Hij alleen,’ zegt Benham, ‘kan de schakel van onze Orde zijn, van de nieuwe ridderschap, de nieuwe aristocratie, die ten slotte over deze aarde zal heerschen. Hij is onze Koning. Hij is in mij, hij is in u; hij sluimert in heel de menschheid.’ En, daarbij aansluitend, laat hij Britling eindigen: ‘Hij is de eenige Koning. Natuurlijk moet ik over Hem schrijven, moet ik heel mijn wereld van Hem spreken. Moet ik haar spreken van den waren Koning, den onvermijdelijken Koning, den Koning die tegenwoordig is waar rechtvaardigen samenkomen. Dit bloedbevlekte puin van een oude wereld, deze nietige koningen en opzichtige rechtsgeleerden, deze lieden die eischen en grijpen en bedriegen en dwingen, deze oorlog-fabrikanten en mensch-verdrukkers, zij zullen verschrompelen en vergaan, als papier dat men in een vlam houdt.’ En zoo komt Wells er dan toe boeken te schrijven als The Invisible King en The Soul of a Bishop, wier beteekenis grootendeels in hun inhoud en niet in hun kunstwaarde ligt. De algemeene levensbeschouwing en godsvoorstelling, het geloof van Wells in zijn zich wijzigende vormen, zooals hij dat in veel boeken van zijn lateren leeftijd, in meer abstrakten of artistieken, meer beschrijvenden of beeldenden vorm, ontwikkeld heeft, kunnen wij hier niet verder bespreken. Het zou meer dan onze ruimte vereischen om er recht aan te doen. Van een boek als The Undying Fire, waarvan het hoofdthema de houding van den mensch ten opzichte van lijden en dood geldt, mogen wij echter niet nalaten, met eenige woorden van appreciatie hier nog melding te maken. Het is ook om zijn artistieke kwaliteiten een groot en blijvend boek. Men kan het een essay, een wijsgeerige studie in debatvorm, men kan het anders noemen - het gehalte wordt daar niet minder om. Wells heeft ook in dit boek zijn eigen vorm gekozen, een persoonlijken, zelf-geschapen vorm. Er is geen werkelijkheid in het arrangement, al evenmin als in een roman van Dostojevski, maar er is werkelijkheid in de | |
[pagina 232]
| |
geestelijke tendenzen, die hier met elkander in conflikt gebracht worden. En behalve dat het sociologische en psychologische beschouwingen van een ongewonen, tot kennisneming dwingenden aard bevat, behalve dat het groote levensprobleem, het levensbeginsel, het levensdoel hier behandeld wordt op een' heldere en aangrijpende wijze, in overeenstemming met de nieuwste resultaten onzer wetenschap - eene voorzeker niet geheel bevredigende of afdoende wijze, hoe zou dat kunnen? - heeft het toch ook als kunstwerk in zijn beeldende momenten en episoden, ongemeene eigenschappen. Het is in vele passages voortreffelijk van beschrijving en observatie, het is in menig tooneel prachtig van psychologisch-verbeeldend leven, menschen en dingen tot ons brengend met intensieve vizie en kracht. Het is een boek van de Toekomst, vol van het eenheidsgevoel dat de menschheid eens verheffen zal boven de enge vijandschappen en bijgeloovige verdeeldheden van het Verleden en het Heden. Het is een opvoedingswerk in grooten stijl, voor jongeren en voor ouderen. De beschrijving van het leven op een onderzeeër alleen reeds is het lezen ervan en de ernstige overweging waard. Men wenscht ze opgenomen in elke bloemlezing voor schoolgebruik. Maar waarom slechts voor schoolgebruik?
J. de Gruyter. (Slot volgt). |
|