| |
| |
| |
De geschiedenis van den soldaat.
Gelezen - gespeeld - gedanst. In twee deelen.
Tekst van C.F. Ramuz.
Muziek van Igor Strawinsky.
De vertaling is van M. Nijhoff, die zijn werk opdraagt aan J. de Meester Jr. uit dankbaarheid voor zijn voortreffelijke praestatie als ‘voorlezer’ ter gelegenheid van de eerste uitvoering in Nederland.
| |
Eerste gedeelte.
Marschmuziek.
tijdens de muziek:
Op den straatweg van Sas naar Sluis
een soldaat op weg naar zijn huis.
Veertien dagen kreeg hij verlof,
hij loopt al van vanmorgen af....
Hij loopt den langen, langen dag -
hij wou dat hij zijn huis al zag,
want hij loopt al den ganschen dag....
Scherm op. De muziek speelt door. Het tooneel stelt voor: de oever van een vliet. De soldaat komt op. De muziek eindigt.
Wat zou 't, hier neem ik mijn gemak....
(de soldaat gaat aan den oever zitten).
Soldaat is een bedonderd vak!
Op stap en nooit een cent op zak.
| |
| |
(de soldaat opent zijn koffertje).
Dit is al mijn droevig toebehooren....
Wat! heb ik mijn Sint-Josef verloren!
(Hij spreekt hier over een penning, moet U weten
waar Sint Josef op staat, naar wien hij is geheeten).
Goddank, daar is hij. - Dan, van omlaag,
wordt een hemd opgediept, een schoone kraag,
dingen in krantpapier gewikkeld,
wat hulsen, een zakkam, een vernikkeld
zeepdoosje, een spiegeltje, niet groot, net
om jezelf in te zien - Maar het portret?
(dat had zijn meisje hem gegeven)
waar is het portret van het meisje gebleven? -
Het is er - Nu komt tot besluit
een kleine viool het koffertje uit.
(de viool stemmend)
Duur was hij niet, maar speelt patent
wanneer je hem maar aanhoudend stemt....
De soldaat speelt. Muziek. De duivel komt op, een klein oud mannetje met een vlindernetje in de hand. Hij blijft plotseling stilstaan. De soldaat heeft hem niet bemerkt. Deduivel nadert den soldaat van achteren. De muziek houdt op.
Geef mij die viool van je, man!
Ruil hem dan tegen dit boek van mij -
(zet zijn vlindernet weg en neemt in de rechterhand een boekje, dat hij onder de linkerarm droeg).
Dat behoeft niet hierbij.
Het is een boek - hoe zal ik het uitleggen,
Het is een boek-brandkast, om zoo te zeggen -
Kijk, als je 't opslaat en openhoudt:
Effecten, bankpapier en goud!
| |
| |
Zeg, mag ik 't even hebben misschien?
Wel zeker, je mag het gerust bezien.
(hij geeft het boek aan den soldaat, die begint te lezen, de lippen bewegend en met den vinger de regels volgend)
Gelieve UEd.... op zicht.... aan order....
Daar is geen snars uit wijs te worden.
Ik lees, ik lees, maar snap er geen woord van.
Dat zal wel komen! Lees maar voort, man.
Maar meneer, als dat boek zooveel waard is, waarachtig,
Weet U, mijn viool kostte vier gulden tachtig.
En maak je daar zooveel woorden voor vuil.
Goed dan. Laat het wezen. Meneer, ik ruil.
(hij geeft de viool aan den duivel en begint weer te lezen)
Gelieve U Ed. aan order.... op zicht....
Wat! Zaterdag 31 - beursbericht.
En wat is 't vandaag? - Het is pas Dinsdag,
Het is pas Dinsdag, zeven en twintig!
Dus in dit boekje kun je al lezen
Wat nog niet eens gebeurd schijnt te wezen -
Zou hier de heele toekomst in staan?
(heeft vergeefs geprobeerd op het viooltje te spelen)
Zeg, wil je mee naar mijn huis toe gaan?
Ik kan met dit ding niets beginnen
Je zou het me thuis even leeren kunnen.
Maar mijn verlof duurt maar veertien dagen.
Ik breng je terug en leen je mijn wagen.
Mijn moeder rekent al op me thuis.
Kom jij voor 't eerst wat later naar huis?
En mijn meisje maakt zich ongerust -
Die heb je zoo weer in orde gekust.
| |
| |
Slapen, eten, drinken, en rooken vrij.
Een dag of drie vier van niets dan plezier.
Je rijd terug, dan ben je er vlug
En je ben voor het leven een rentenier!
Wat krijg ik bij je te eten, man?
Niets dan vleesch, en zooveel je kan.
(pakt zijn koffertje weer in)
En wat zal er te drinken zijn?
Niets dan de allerbeste wijn.
En wat rooken we als ik kom?
Een dikke sigaar met een bandje erom.
(scherm zakt).
Gij denkt natuurlijk dat de soldaat
Met den grijsaard meeging: - en inderdaad,
Het ging zooals gij dacht dat het ging:
De soldaat ging mee met den vreemdeling.
En deze had niet opgesneden.
Jozef kreeg te drinken, rooken en eten
En had ‘een leventje’ als men zegt.
Hij heeft hem zijn viool uitgelegd
En de grijsaard wees hem in het boek terecht.
De eerste twee dagen van 't uitstapje werden
Allergenoegelijkst - maar toen kwam de derde -
Al vroeg trad de oude Jozefs slaapkamer binnen
En riep: ‘Ben je klaar om de reis te beginnen!’
‘Maar zeg me eens eerst: heb je goed geslapen?’
Jozef zei ja, maar bleef liggen gapen.
‘Heb je alles gekregen, wat ik had beloofd?’
Jozef zei ja met zijn slaperig hoofd.
‘Had je 't goed bij me?’ - ‘Ja’ - ‘Vooruit, voortmaken, zeg!’ -
Zij stappen in 't rijtuig, en 't rijtuig rijdt weg.
| |
| |
Maar eensklaps grijpt Jozef met beide handen
Tegen de kussens van banken en wanden
- ‘Wat gebeurt er toch?’ - wanhopig zich vast.
Het mannetje zegt alleen: ‘Opgepast,
Nu komen mijn lieve paardjes in draf -’
Jozef wil eruit springen, maar ziet er van af,
Want als hij door het raampje kijkt
merkt hij, dat de wereld onder hem wijkt,
en dat het rijtuig, boven het veld,
dwars door de lucht, omhoog is gesneld.
‘Heb je 't goed bij me?’, zegt weer de oude man.
Hoe lang duurt die tocht al? - er is geen tijd,
het rijtuig glijdt door oneindigheid....
Dan, opeens, begint alles van voren af aan.
(Marsch-muziek. Dezelfde van den aanvang.
Op den straatweg van Sas naar Sluis
een soldaat op weg naar zijn huis.
liep en liep al den ganschen dag
hij lachte, toen hij 't dorpje zag
hij was moe van dien langen dag -
(het Marschliedje houdt op).
Ziezoo! we zijn er: dag Moeder van Dam!
Ze zit in haar tuintje - hoe staat het leven?
Ze hoort me niet - Maar daar heb je Bram!
Hij rijdt naar zijn weiland op zijn melkwagen,
Ja 't is heusch de vriend van mijn jonge dagen -
Hé! Bram, zie je me niet?
waarachtig, hij hoort me ook al niet -
waarom doe je, Bram, of je mij niet ziet?
Hoe is 't mogelijk, dat je me niet meer kent,
dat je Jozef vergeten bent! -
(Maar als de ander hem links laat staan,
zit er niets anders op dan verder te gaan).
| |
| |
Daar heb je de school met zijn klok en zijn paal -
Ach ja, dat herkent Jozef allemaal.
En daar is de bakker, en daar het hotel -
Ach ja, dat kent Jozef alles nog wel. -
Maar wat is er een drukte hier op straat,
't Is of 't markt is, of de kerk uitgaat -
Wat is er! 'k Ben Jozef! Kent niemand me? - neen,
Ze vluchten naar alle richtingen heen,
Ze vluchten alsof ze bang voor hem zijn
En Jozef staat alleen op het plein.
Een deur slaat dicht, nog een deur slaat dicht,
Aan alle kanten slaan deuren dicht.
De grendels piepen, de sloten knarsen,
Hij roept: jullie kunnen voor mijn part barsten!
Want, goddank, daar komt mijn moedertje aan,
Maar met een schreeuw vlucht ze van hem vandaan -
Hij denkt aan het meisje dat van hem houdt.
Hij gaat naar haar huis: ze is getrouwd!
Ze heeft éen kind aan de hand en éen op de arm.
(lange stilte)
Hij denkt, en zijn bloed wordt van wraakzucht warm -,
(met doffe stem)
O schooier, ploert, ploert van een vent -
Nu weet ik eindelijk wie je bent!
't Heeft tijd gekost, maar nu kennen we elkaar -
't Was geen drie dagen - het was drie jaar!
Ik ben hier een levend lijk, een spook,
Een doode die weer te voorschijn dook -
(stilte, dan luider)
O schooier, ploert, ploert van een vent -
En jij zelf, stommeling die je bent!
'k Had zeker honger en dorst, ik was moe,
Dat 'k luisterde naar zijn geklets - God nog toe!
Als ik iemand niet ken, loop ik anders straal door
En zeg: ‘je heb den verkeerde voor’ -
Hoe heb ik geluisterd naar dien vent!
(scherm op. Men ziet de dorpstoren op eenigen afstand. De duivel, vermomd als
| |
| |
veekooper, staat midden op het tooneel op zijn stok geleund te wachten).
Ik was zonder erg, ik was goed van vertrouwen,
Ik heb hem nog mijn viool laten houden -
O wat een stommeling was ik toen!
Wat moet ik nu in Godsnaam gaan doen?
In Godsnaam wat moet ik nu gaan doen?
Wat in Godsnaam moet ik gaan doen?
(Muziek ‘Pastorale’. Scherm zakt. Einde der muziek. Scherm op. Zelfde tooneel. De duivel staat nog steeds zooals hij stond).
(nog onzichtbaar).
O schooier, ploert, ploert van een poen!
(hij komt op met getrokken sabel en werpt zich op den duivel).
(zonder te verroeren).
Wat dacht je nu eindelijk te gaan doen?
(wijkt dreigend terug).
O schooier, schoft, poen van een poen!
Probeer te spreken met meer fatsoen.
Kalm wat, hoor je! - Zoo - wat wou je doen?
(De soldaat buigt het hoofd. Een stilte).
Het boekje, dat ik je indertijd
Gegeven heb, ben je toch niet kwijt?
Ik heb het in mijn koffer geborgen.
Dan ben je voorloopig buiten zorgen.
En je bent soldaat, nietwaar, bovendien.
Laat dat eens even aan iedereen zien:
(commandeert)
Geef acht!.... Sta stil! - Zoo ken ik je weer.
Steek je sabel op - zet je koffer daar neer
(de soldaat gehoorzaamt)
| |
| |
Ziezoo - En nu jij in de houding weer!
Geef acht! - sta stil! - en let nu eens op:
Neem je muts af en zet dit voorwerp op.
(hij werpt hem een pet toe)
Dat petje staat je nog al chic,
Je krijgt burgerkleeding, trek uit die tuniek.
(de soldaat trekt zijn tuniek uit)
Nu ga je maar weer in de houding staan.
Geef acht! - zoo kom je hier niet vandaan.
Dat boekje, waar heb je dat gelegd?
(de soldaat wijst op zijn koffertje)
O ja, dat heb je me al gezegd.
(de soldaat opent zijn koffertje terwijl de duivel toeziet. Hij haalt er allerhande dingen uit, het spiegeltje, de penning)
Niet dat! Niet dat! alleen het boek!
Wil je soms dat ik er zelf naar zoek?
(de soldaat komt terug met het boek in de hand)
Houdt het toch niet zoo slordig vast,
Je kunt het verliezen, opgepast.
(hij schuift den soldaat het boek onder de arm)
Hoe kun je zoo onvoorzichtig doen,
Dat boekje is meer waard dan een miljoen.
(hij haalt de viool te voorschijn)
Ik het jouwe, jij het mijone,
Zoo heeft iedereen het zijne.
(hij neemt den soldaat mee. Het tooneel blijft een oogenblik leeg. Dezelfde muziek als in den aanvang van dit tooneel. Scherm valt. Muziek houdt op.)
| |
| |
De soldaat las het boek, en inderdaad:
Geld, geld, nog eens geld was het resultaat.
Hij las en las, en hoe meer hij las
des te meer geld stroomde hem in de kas.
Met dit geld kon hij zich alles aanschaffen
en werd zoodoende koopman in stoffen.
(tromgeroffel)
Dames, dames, komt hier uitzoeken
Ik heb blauw-blauwe, pauw-blauwe, grijs-blauwe doeken,
Sahara-, champagne-, en vleeschkleurig geel,
Khaki, tango en zilver fluweel.
Crêpe de chine, en alles per meter.
(tromgeroffel)
Maar dit verkoopen, deze omgang met dingen
Is slechts een bezigheid om te beginnen.
Als men hooger komt, is dit niet langer noodig,
De dingen zelf worden overbodig.
Daar maken dan anderen hun handen vuil mee -
Ik doe met de winst slechts, maar niet met de ruil mee.
Ik stel me in 't leven een weinig terzij
En de dingen komen vanzelf voorbij.
Ik heb alles, maar heb ik nog wat noodig,
Dan neem ik wat geld en koop het eenvoudig.
Maar snel, snel, want als ik zou sterven,
Zou ik het ding niet meer kunnen verwerven.
Snel een ding, nog een ding, en nog een ding halen,
Ik krijg ze ook, want ik kan ze betalen.
Snel, telkens iets, iets en weer telkens iets.
Heb ik nu alles? - wacht even - of niets?
Wat is dat wonderlijk, wat is dat wonderlijk:
Alles is niet de som van alle dingen afzonderlijk!
Ik heb iets, en nog iets, en zoo altijd door,
Maar in elk iets is een iets, dat ik toch weer verloor.
| |
| |
Het is of de dingen geen dingen meer zijn,
Maar namaak, vervalsching, Ersatz, en schijn.
O de dingen van vroeger, zoo goed, zoo oud,
Ze zijn onbereikbaar, maar blijven vertrouwd.
(Muziek)
's Avonds nog eens door de dorpstraat loopen.
(Ja, dat was een ding, dat kon je niet koopen,
Dat heeft iedereen, alleen ik niet meer.)
O, nog eens naar dat kleine huisje weer,
mijn meisje zit met haar ouders buiten,
de buren staan hun bloemen te spuiten,
de kinderen zijn aan 't touwtje springen,
ik treed door het hek het tuintje binnen,
ik zet me in 't gras en praat wat mee,
het dienstmeisje komt met de kopjes thee -
O dat zijn de dingen waarop men leeft,
(de muziek houdt op)
En die iemand die niets bezit, toch heeft.
O toen ik niets en niets bezat
Satan, stal je alles wat ik had!
O had ik maar niets zooals toen, zooals toen -
Maar wat moet ik nu in Godsnaam gaan doen?
Ha, nu moet het boek mij antwoord geven,
Hoe iemand gelukkig wordt in het leven.
Dat boek gaf mij immers alles! o boek,
geef mij dat niets, waarnaar ik zoek.
De telefoon! Hallo.... Meneer,
Is het goed dat ik voor U noteer....
Strakjes.... De telefoon! - Alweer?
Strakjes.... Hij werpt het toestel neer. -
O boek, hoe wordt ik als weleer?
(scherm op. Men ziet den soldaat aan zijn bureau zitten, bladerend in het boek. Hij kijkt om zich heen.)
| |
| |
Ik ben dood, ik ben het leven kwijt.
terwijl een ieder mij benijdt.
(De Duivel, vermomd als odeurkoopvrouw, kijkt van achter het linkerscherm, zonder door de soldaat te worden opgemerkt.)
Ik ben rijk, geweldig rijk -
ik ben niets meer, een levend lijk.
(de duivel kijkt om het rechter scherm. De soldaat ziet hem nog steeds niet. Hij werpt het boek op den grond.)
(klopt en spreekt met falset-stem)
Meneer, mag ik U even storen?
(hij komt binnen)
(komt met kleine pasjes nader)
Wacht, U hebt daar wat laten vallen....
(raapt het boek op).
(neemt het boek aan).
Maar staat u toe, dat ik van het portaal
Even mijn mandje met koopwaar haal,
Ik heb iets prachtigs voor meneer -
Kom, kom, voor deze keer,
Om iets voor een arm mensch te doen....
(biedt geld aan)
Ik neem niets aan dan wat 'k verdien.
Ik heb een handeltje, zult u zien.
Mijn koffertje staat op 't portaal
U vindt toch goed, dat ik het haal? -
(eensklaps verdwijnt hij en komt terug met het koffertje van den soldaat, dat hij op den grond zet)
| |
| |
Meneer, nu moet u eens goed opletten -
Ringen? horloges? braceletten?
(de soldaat schudt neen)
Kant? - wou u zeggen dat u daar niet van houdt?
't Is waar, u bent nog niet getrouwd....
Zoo vindt een arm mensch zijn bestaan.
Die penning, staat U die niet aan?
(de soldaat is verbaasd)
Neen? - zoo'n spiegeltje? neen? 't is zonde -
wacht, nu heb ik wat moois gevonden.
Een lief portretje in een prachtig lijstje.
(de soldaat wordt opmerkzaam)
Ha, ha! Meneer kijkt naar het meisje.
Niet hebben? Neen? - wat dunkt U dan,
(haalt de viool van den soldaat te voorschijn en biedt die het publiek aan)
Als u eens dit viooltje nam?
(de soldaat springt op. De duivel wendt zich tot het publiek en spreekt over zijn schouders heen, steeds achteruit wijkend)
Hoeveel? hoeveel het kost?
(de soldaat zit hem achterna)
(de soldaat werpt zich op hem. De duivel houdt de viool achter zijn rug)
Meneer zal het wel goed met mij maken.
(reikt hem de viool)
U moogt gerust hem eerst probeeren,
we kunnen later marchandeeren.
(de soldaat grijpt de viool. Hij probeert te spelen. De viool speelt niet. De soldaat keert zich om. De duivel is verdwenen. De soldaat werpt hem met volle kracht de viool achterna. Muziek. Hij keert terug naar zijn bureau. De muziek speelt door. Hij neemt het boek op en verscheurt het. Scherm zakt. De muziek houdt op.)
| |
| |
| |
Tweede gedeelte.
Muziek als bij het begin van het eerste gedeelte.
(tijdens de muziek)
Op den straatweg van Sas naar Sluis
Loopt hij recht voor zich uit naar huis.
Waar gaat dat heen zoo moedeloos? -
Hij loopt eindeloos, eindeloos.
't Kanaal, een brug, 't kanaal, een brug, -
Weet iemand: waarheen gaat die weg?
(de muziek houdt op)
Hij weet het niet en wat doet 't er toe.
Hij wist alleen: ik ben alles moe,
Ik moet weg en 't kan niet schelen hoe.
Hij heeft zijn rijkdommen weggelegd
en is ‘uitgeknepen’, zooals men zegt.
Hij is nog armer dan weleer,
hij heeft zijn koffertje ook niet meer.
(de muziek, als boven, begint weer)
Op den straatweg, die gaat naar Sluis
loopt hij gedachteloos naar huis.
Dan, eensklaps, denkt hij: ach, waarom?
Dit is ook niets meer; en keert weerom.
Mijn land, mijn huis, voorbij, voorbij, -
hij is naamloos en vogelvrij.
(de muziek houdt op).
In 't vreemde land, dat hij binnentrad
lag een kleine stad, en in die stad
een herberg, en hij dacht ‘komaan
daar moet ik eens even binnengaan,
want na zoo'n tocht zal 'n glaasje lusten.’
Hij bestelde cognac en zat uit te rusten.
En terwijl hij zoo zat en wat uitkeek naar buiten
door de kleine vierkante ruiten
| |
| |
tusschen de tullen gordijntjes door -
- want er waren witte gordijntjes voor
met roode strikjes bijeen genomen -
en terwijl hij zoo keek naar de wind in de boomen -
- Wat was dat? waar komt al dat volk vandaan? -
hoort hij op het plein de trommelen slaan.
Wil je weten waarom men den trommel slaat?
De koning van 't land is desperaat
omdat zijn dochter niet eet en niet slaapt
en altijd ziek ligt en nooit meer praat
en nu zegt de heraut, die te trommelen staat:
al wie de prinses genezen laat
trouwt de prinses en volgt op in de Staat.
En net dat Josef dit hoort, zie, daar staat
een man naast hem: ‘Goedendag kameraad.’
(je kent elkaar niet, maar je weet hoe dat gaat:
hij is soldaat en ik ben soldaat,
en zonder te weten, kom je aan de praat).
Je kunt toch nooit weten, sprak de man,
Hoe soms nog een koe een haas vangen kan.
Een prinses is niet niets, wat denk jij ervan?
Ik ben al getrouwd, het is niets voor mij -
Maar jij! - O, als ik vrij was als jij -
Dokter zijn, wat is dat? Dat geeft hier toch niets,
je zegt: ik ben hospitaalsoldaat, of zoo iets,
en als het niet lukt, is er niets verloren -
(vuistslag van den voorlezer op tafel)
(nog een vuistslag)
waarom niet? Ik ga het probeeren.
Dank je wel voor je goeie raad, kameraad!
- Hij staat op, gaat naar buiten en loopt door de straat
tot waar het paleis van den koning staat.
De wacht voor de poort vraagt: waar ga je heen?
Waar ik heenga? Dat zeg ik den koning alleen!
(de ‘marche royale’ valt in. Alle lichten dooven uit. De voorlezer heeft twee lichten
| |
| |
op zijn tafel aangestoken. Het scherm gaat op. Men ziet een kamer in het paleis. De duivel staat midden op het tooneel als vioolvirtuoos in rok gekleed. Hij houdt de viool van den soldaat triomfantelijk in de hoogte. Scherm zakt. Einde der muziek).
Die muziek werd gemaakt, toen de koning mij ontving.
En hij vroeg: ‘Ben jij een dokter, vreemdeling?’
- Ja, zei ik, Sire, hospitaal-soldaat.
‘Dokter’, zei hij, ‘ik weet geen raad....’
- Sire, zei ik weer, mijn middel is probaat.
‘Wacht maar tot morgen, vandaag is 't te laat’.
(de voorlezer heeft in zijn hand een spel kaarten)
Tot nu toe gaat alles naar wensch, zoo je ziet.
Waarom een ander en waarom ik niet?
De prinses en het heele koninkrijk.
- Waarom ik niet? - mijn vriend had gelijk.
Maar al was het alleen om een eigen vrouw,
hoe lang al verkleumt mijn hart van kou! -
(Scherm op. Dezelfde kamer in het paleis. Aan een kleine tafel, precies gelijk aan die van den voorlezer, ook door twee kaarsen verlicht, zit de soldaat, eveneens met een spel kaarten in de hand, een karaf en een glas water als bij den voorlezer.)
Wat zeggen de kaarten? Het lukt, je zult zien.
'k Krijg niets dan harten: - harten zeven, harten tien.
(hij drinkt)
Denkt u soms, dat het opschepperij is?
een vrouw, die van mij, en alleen van mij is,
en dan een prinses, wat toch ook iets beteekent -
(de duivel verrijst naast den soldaat, de viool in de arm geklemd)
| |
| |
Vriendje, op mij had je niet gerekend!
(een stilte. De soldaat buigt het hoofd en blijft weerloos)
Wat was je dom, zoo weg te loopen!
(de duivel loopt om de tafel heen)
Je was rijk, de wereld stond voor je open -
Eén onbesuisde stommiteit,
Mijn arme jongen, en alles kwijt.
(weer een stilte. De soldaat blijft roerloos)
Harten tien, harten zeven en zelfs harten vrouw,
Dacht je heusch, dat zoo iets geluk brengen zou?
Ach stakker, wat ben je ten einde raad -
(hij laat de viool zien)
Ik heb het ding waar zoo iets mee gaat.
(hij draait om den soldaat heen en verricht kunstjes met de viool)
(met doffe wanhoop).
Het is waar wat hij zegt, hij is weer de baas.
Het ding dat het doet, hij heeft het, helaas, -
En wat begin ik in Godsnaam zonder?
(hij houdt plotseling op, draait zich om en richt zich tot den soldaat)
Vlug! Spring op 'm toe en sla 'm op zijn donder!
(beweegt zich niet).
Hij is geen mensch, ik kan hem niets maken.
Het kan wel! 't Kan wel! - maar dan moet je eerst maken
het geld, dat je nog van hem hebt, kwijt te raken.
(de soldaat licht het hoofd op)
Weg met dat geld, om mee te beginnen!
Leg een kaartje met hem, hij zal het wel winnen.
(zonder overgang tot den duivel)
Ik heb geld. Heb je zin om te kaarten?
Ik vroeg of je zin om te kaarten had?
Wel zeker mijn waarde, niets liever dan dat!
(hij neemt een stoel)
| |
| |
(tot den soldaat)
Hij kon nooit tegen zijn verlies,
Hij wint vast, dat is zoo zeker als iets.
(haalt geld uit zijn zak te voorschijn)
Hier ligt geld: papier en klinkende munt.
(legt de viool op zijn knieën)
Een gulden per punt, anders speel ik geen spel.
Ik heb je gewaarschuwd, maar net als je wil.
(de soldaat wascht, de duivel coupeert)
Eerst je viool en toen je boek,
en nu raakt straks je zakgeld zoek....
(ze spelen, de duivel wint)
maar eindelijk komt aan alles een end,
voor jou wordt het bedelen in je hemd.
(ze spelen, de duivel wint)
bedelen in je hemd zal het zijn.
arme jongen, je hebt pech op pech.
(ze spelen, de duivel wint)
(ze spelen, de duivel wint)
(tot den soldaat)
Hoe meer je verliest, des te eerder gered.
Vooruit een rijksdaalder per punt gezet.
(ze spelen, de duivel wint)
(neemt de viool onder zijn arm)
Zachtjes aan - zachtjes aan!
(steeds tot den soldaat)
En nu al je geld, dat je nog bewaart!
De heele rest op de laatste kaart!
(keert zijn zak om boven tafel)
| |
| |
(staat langzaam op)
....Dan is.... het.... voor mij....
(hij struikelt)
(de soldaat schuift zijn stoel achterwaarts en beziet den duivel)
Zag je, hoe hij bijna ineen ging zinken?
Ziezoo, sta nu op en geef hem te drinken.
(gaat met een glas water naar hem toe)
(de duivel weert zwaaiend af)
Zou je niet eens drinken....
(hij dwingt hem te drinken en vult zijn glas opnieuw)
En nu nog eens om met mij te klinken.
(vult het glas opnieuw)
Straatjongen, die je bent!
(inderdaad, de duivel zakt op den stoel en zijn bovenlichaam zinkt over tafel)
Wat een vent! Wat een vent!
(hij buigt zich over de duivel en wil de viool grijpen)
Wat zou je zeggen, als ik het probeer?
(hij giet het glas eenige malen in den mond van den duivel)
Ziezoo, wat? niet drinken? Vlug, zeg ik, vlug!
(de duivel beweegt niet meer)
Neem nu je eigendom maar terug.
(de soldaat grijpt de viool en begint terstond te spelen. Muziek: ‘petit concert.’ Deduivelvaltvan den stoel. Scherm zakt)
| |
| |
(tijdens de kamermuziek. De lichten gaan weer aan)
Prinses, u kunt er zeker van wezen,
wij zijn overtuigd u te genezen.
Wij komen u zonder vrees onder oogen,
wij hebben een onbeperkt vermogen.
Wij hebben onszelf uit den dood gered
en staan met het voornemen aan uw bed,
- vertrouw op ons, onze kunst is groot -
om ook U te redden van den dood.
(muziek houdt op. Scherm op. Kamer van de prinses. Zij ligt languit op bed en verroert zich niet. De soldaat komt binnen en begint te spelen. Muziek. Zij opent de oogen. Wendt zich tot den soldaat. Gaat rechtop zitten in bed. Dansen der prinses. Muziek houdt op. De soldaat en de prinses omhelzen elkaar. Vreeselijk geschreeuw. De duivel komt binnen als Mefisto. Hij draait om den soldaat heen en smeekt en dreigt beurtelings om de viool. De soldaat pareert hem met de strijkstok. De prinses vlucht achter den soldaat, de duivel springt en steigert al sneller en sneller. Dan heeft de soldaat een inval. Hij begint te spelen. Muziek ‘danse du diable’. Stuiptrekkingen. De duivel probeert zijn beenen nog recht te houden. Vergeefs. Uitgeput zakt hij ineen op den grond. De soldaat neemt de prinses, die niet meer bang is, bij de hand. Dans van de prinses om den duivel. Dan nemen de prinses en de soldaat den duivel elk bij een been en sleepen hem van het tooneel af. De muziek houdt op. Zij komen terug en omhelzen elkaar. Petit Choral.)
(kijkt plotseling om de hoek van de deur. Chanson du diable)
| |
| |
Dat kan voor even aardig zijn,
Maar 't koninkrijk is veel te klein.
(de soldaat en de prinses zien hem een oogenblik aan en omhelzen elkaar dan weer)
En wie de grenzen over komt,
Vervalt weer in mijn macht, terstond.
(als boven)
Bij de eerste stap te ver gezet,
moet de prinses weer naar haar bed,
en wat betreft den prins-gemaal,
ik ben zeker, dat ik hem eens haal,
(als boven)
en dat hij mijn fornuis ingaat,
waar ik hem als een hoentje braad.
(als boven; Koraal-muziek terwijl het scherm zakt.)
Men moet niet meer willen hebben dan men heeft.
Het geluk is streng persoonlijk, zoolang men leeft.
Eén geluk duldt nooit naast zich een tweede geluk,
Als men niet kan kiezen, stooten ze elkander stuk.
Zoo kan men niet zijn wie men is en wie men was tegelijk.
Het hart van den mensch is maar een zeer klein rijk.
(Koraalmuziek)
‘Ik heb alles, alles!’ zei hij zacht.
Totdat zij, op een morgen, onverwacht
‘Vertel me eens,’ vroeg - ‘wat je vroeger deed?
't Is vreemd dat ik eigenlijk niets van je weet.’
(Koraalmuziek)
‘In den tijd ligt verloren alles van vroeger,
Het dorpje waar ik woonde, samen met moeder,
Ik was soldaat, daar ginder, daar ginder,
Den weg terug zal ik nooit meer vinden.’
(Koraalmuziek)
‘Wanneer wij nu toch eens gingen, een dag?’
‘Je weet wel, liefste, dat het niet mag.’ -
| |
| |
‘We zijn zóó terug, we blijven maar even,
Geen mensch, die het weet, en wat zou het geven?....’
Toen zag ze hem aan met een langen blik,
En zei: ‘Heb je evenveel zin als ik?
Ik verlang er misschien nog meer naar dan jij....’
‘Nog meer dan jij’, dat zei ze, en hij:
‘Schat van me, kom eens wat dichter bij.’
‘Eerst zeggen dat we gaan,’ zei de vrouw,
‘Goed, morgen, maar vandaag nog bij jou.’
En wat hij toen dacht, komt hierop neer:
Als moeder mij maar herkent, deze keer.
Zij kon best bij ons inwonen, zonder bezwaar,
Dan had ik al mijn geluk bij elkaar.
(op dit moment gaat de duivel voorlangs het scherm in een prachtig, rood costuum)
Ze zijn op reis, en alles gaat goed,
totdat men de grens passeeren moet.
Zij staan bij den slagboom, recht voor hen uit,
ligt het dorpje met de toren, - hij snelt vooruit, -
Maar hij gaat alleen, want zij volgt niet; zij
kan de grenzen van hun gebied niet voorbij....
(de duivel passeert weer voorlangs het scherm)
Hij keert zich om, hij roept haar, hij roept....
(Scherm op. Zelfde tooneel als in de tweede scene: dorpstoren en grensversperring. De soldaat staat midden op het tooneel te wenken. Dan loopt hij door. Hij komt aan de grenspaal, stapt aarzelend, op de paal kijkend, de grens over. Dan staat plotseling de duivel voor hem. Hij heeft zijn viool terug. Hij speelt. Muziek: triumfmarsch van den duivel. De soldaat buigt het hoofd. Gelaten gehoorzaamt hij den duivel, die hem vioolspelend voor zich uit drijft. Ze verdwijnen in de koulissen. Scherm zakt. Einde der muziek).
EINDE VAN DE GESCHIEDENIS. |
|