De Gids. Jaargang 90(1926)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] Verzen. Hemelvaart. Daar waren Engelen gedaald Als witte wolken in hun vlucht. En hebben Jezus ingehaald In 't eindeloos geheim der lucht. Zij voerden Hem voorbij den glans, Die als metaal ligt uitgespreid En die begrenst den hemeltrans Van menschelijke zichtbaarheid - En verder nog - doorheen de baan In den bevrozen ruimtenacht Van sterren, die te branden staan Als vuren van een trouwe wacht - En verder - tot den zachten schijn Van het onnoemelijke Licht, Waar Engelen gebogen zijn, Hun vleugels vouwend voor 't gezicht. [pagina 45] [p. 45] Kerstnacht. 1. Het dorp ligt in den vroegen nacht Zoo rustig tot zichzelf gewend - De weg gaat stil er in gedacht, Als een die alle dingen kent, Langs hoeven, die hun zekerheid Van eender en altoos te staan Als glimlach hebben uitgeleid In 't licht van aarzelende maan. Maar binnen die, in ieder huis - Gij weet de stugheid in het oog, Gij proeft den wrok om ieder kruis En elk gebed, dat tot U loog - O God, wie kent als Gij de schuld Die vredig hier te slapen ligt, Terwijl Uw vlammend ongeduld Waakt, dreigend over ons gericht? [pagina 46] [p. 46] 2. De oude stal was kil van vocht En angstig in lantarenschijn - Maria, na den langen tocht, Was bleek van moeheid en van pijn. Zij rustte op het harde stroo En droeg een glimlach wonderbaar En merkte Jozefs liefde noo, Onhandig zorgend over haar. Maar aan den hemel ging een ster En dreven zangen op den wind, Want langzaam kwamen, van heel ver, Drie wijze mannen om een kind. Zoo, in de armoe onzer ziel, Zijt Gij geboren onverwacht En 't licht, dat rond Uw hoofdjen viel, Staat als een ster in onzen nacht. W.A.P. Smit. Vorige Volgende