De Gids. Jaargang 90(1926)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 332] [p. 332] Gedichten. De Onvervulde. - Zij zag hem opstaan en de lamp aansteken. De warme, milde lichtkring bracht hen nader Hij zocht haar oogen, die hem snel ontweken. Toen zei hij aarz'lend, zij geleek haar vader. Zij trok den smallen doek strak om haar schouder. Hij had haar schuwe weif'ling niet gezien. Hij naderde; zij werden beiden ouder. Zóó anders had zij het gedroomd voordien - - Ver, in den duistren tuin juichte een merel. Zij hief zich op uit haar herinnering. 't Geluk scheert rakelings voorbij de wereld. Zij zag haar schralen schoot en haar verdorde Vingers spelende om den doffen ring, En vroeg zich af hoe het zóó was geworden. [pagina 333] [p. 333] Kinderspel. Een ijle schemering omringt mijn stoel, Een stilte waarin klokgetik verzandt. Alles wordt loodgrijs, en onzeker voel Ik aan het voorhoofd nog mijn verre hand. - Spelende in het warme, diepe bed Heb ik de dekens over mij gespannen: Een sultan is in de woestijn verbannen. Een vos sluipt naar zijn hol met sluwen tred - Is dit voorbij? Ben ik teruggekeerd? Wat is aan mij geschied, sinds ik verdreven Werd uit dat zorgeloos en zonnig land? De droomen houden zelden overhand. En hiervan is alleen overgebleven Een schuw herinn'ren bijna ongedeerd. Anthonie Donker. Vorige Volgende