De Gids. Jaargang 90(1926)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 178] [p. 178] Verzen. De galeislaven zingen. Goden, die wonen waar nachtwind en sterren den hemel verheugen, goden, wij dragen de dagen gelijk onze ketens, de zware; eendere riemslag van knechtschap op eendere maat van verneedring drijft ons den dood tegemoet, en de hoop op zijn kus van bevrijding. Eens verbreken de ketens en onze leeflooze lijven dalen in donkere zee, en de storm zingt een bandeloos lijklied, totdat de vloeden hen spoeden naar eeuwige Okéanos grensloos. Doch onze zielen vleugen vrijuit en landen als vogels, goden, bij U, waar nachtwind en sterren den hemel verheugen. [pagina 179] [p. 179] Metamorphosis. De tijd verging in vuur, en ik werd vlam. Wit ging ik in der sterren dans verloren, totdat de storm mij in een nachtzee nam. En ik werd schuim, en brooze schelp herboren. Toen ik op vloed en branding meedreef, kwam ik aan de kust, waar in mij de verkoren menschen-gestalte een eersten aanvang nam. En ik won schooner vorm dan ooit te voren. Maar in den storm, als licht èn duister dooven, roept mij de wind terug, de regen schreit, en angstige driften drijven in mij boven - O, vuur en schuim, o wufte vormloosheid -! Moet ik nog verder op mijn donkren voorsprong tot ik gansch afgedwaald ben van den oorsprong?.... Theun de Vries. Vorige Volgende