De Gids. Jaargang 90(1926)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 346] [p. 346] De verliefden. Aan D.T. Achter haar schaduw ademen nachtzwaar de landen, Bloemen ontbloeien langs schouders, aan 't donker ontbloot; Hunkerend dalend mijn mond tot den droom van haar handen, Kussend, en kussende terugzinkend diep in haar schoot. Stormwind ontvoert ons; verre brandingen zingen; Wolkenrondingen roeren haar heenzwervend aan; Rond harer oogen verrukking in roekeloos kringen Sterren, die lachend door 't spelen der vingeren gaan. O roode mond, waarvan de avonden zongen! Oogen, waar aller verten verlokking verglijdt! Borst, door dauwzware aardegeuren omdrongen, Hemelend over uw hart, dat bonst in zijn heimelijkheid... A. den Doolaard. Vorige Volgende