wel geregeerd moet worden, blijft als eenige keerdam tegen onwettigheid nog het extra-parlementaire kabinet over. Onze traag denkende politici blijken ruim twee maanden noodig te hebben gehad om tot dit inzicht te geraken.
Onze natie verlangt stilstand noch staatsgreep; zij wil bestuur. Zij weet te goed dat op den éénen dag waarop zij, in hulpeloosheid, kiezert, er veertienhonderdzestig volgen waarop haar zaken moeten worden behartigd. Het orgaan dat haar kiesverrichting geschapen heeft, kan op zijn best contrôlediensten verrichten; regeeren kan het niet; noch zelf, noch door zijn gemachtigden.
Welnu, dan moeten anderen regeeren. Brengt de kiesverrichting in hare gevolgen geen geschikte regenten voort, dan moet een ander die aanwijzen. Er bestaat in Nederland eene koningin, hoog genoeg geplaatst om verdiensten te onderkennen. Begeven ons de Staten-Generaal, Zij behoeft ons niet te begeven. Geen letter in de Grondwet noodzaakt eene autoriteit, die de ministers benoemt en ontslaat ‘naar welgevallen’, langer dan Zij zelve verkiest de prijsuitdeelster tusschen kibbelende impotenten te wezen, en de uitkomst van hun - niet eens in het openbaar - gevoerden strijd telkens gelaten af te wachten. Zij dulde niet langer dat men de Koningin der Nederlanden, en in Haar het Nederlandsche volk, misbruike. Zonder Haar verzinken deze lieden in het niet. Zij verleene hun geen opdrachten dan op termijn. Die niet binnen een Haar voegzaam voorkomend aantal dagen een kabinet vormt behoort Haar vertrouwen verbeurd te hebben.
Is dit ijdel gesnap, en moet men aannemen dat Hare Majesteit de ontstellende zekerheid verkregen heeft, òf dat buiten den kring der huidige partijpolitici bestuursbevoegdheid in Nederland niet wordt aangetroffen, òf dat de personen die in Haar aanmerking zouden kunnen komen, Haar alleen zouden laten staan? Zoo ja, dan breekt een politieke duisternis aan waaruit verwarring voort zal komen. Dan gaat wat ons nog aan regeertraditie rest onherroepelijk te loor, en is verval van krachten onvermijdelijk. Tegenover het buitenland zullen wij steeds hulpeloozer staan, in de betrekkingen tot onze naaste buren van anderen de leiding ontvangen, in den Volkenbond ons uur verzuimen, aan het Indisch staatsbeleid geen richting geven, Suriname blijven verwaarloozen, tehuis ons aan het