Erich Wichman. Idealisten I. Uitgeversmaatschappij ‘De Hooge Brug’, Amsterdam 1923.
Wichman meende zichzelf, zijn verleden althans, met het boek Erich Wichman tot 1920 een veilige groeve te delven. Wellicht ook rust (?) hij (zijn verleden, natuurlijk) in het familiegraf der daemonische dwazen en querulanten (ruim genomen), waarin, ònder anderen, Uilenspiegel sluimert en Van Gogh. Met hetzelfde boek; Erich Wichman tot 1920, zette hij, bedoeld of niet, een gedenksteen (als een vogelverschrikker!) op de grafzerk, met het opschrift: hic jacet factotum musarum... Intusschen (we schrijven 1923) werd dit graf, blijkens deze Idealisten een teenen korf, ongemerkt, een wieg! (en Wichman-zelf, volgens andere idealisten, sindsdien lithomaan-) of... was zijn: verleden slechts schijndood begraven? en sprong, zoo noodig met eerbied gezegd, hetzelfde duveltje uit het(zelfde) doosje, ietwat verkleurd, ver-legen, uitteraard? ...
Niets is inderdaad zoo'n veilige doodkist (zeker: Sarg und Leichentuch!) als de min of meer definitieve uitgaaf van het werk eener vergane periode, en niets is tevens zoo'n bevrijdende uitvaart (ik wensch mijnen vrienden dien laatsten gang tot een wekelijksche wandeling): op deze begrafenis dient alles dronken en vroolijk te zijn, zooals op die van Walt Whitman, vertelde Cendrars. Niettemin vergaat niet alle verleden... er is een continuïteit der persoonlijkheid, er is zelfs een kern, die vaker dan andere kernen de kern is; bij Wichman is dat: de tegendraadsche. Ze was dat in de geschriften van zijn vorige boek, ze is dat nu, als de vader (of moeder) van deze litho-caricaturen, de Idealisten.
Wellicht is het strijdbare, het polemische niet de bron bij uitnemendheid voor een kunstwerk. Niet, natuurlijk, lieve aesthetici, omdat de haat minder waard zou zijn dan het andere van de haat (het beslissende ligt achter al deze noembare menschelijkheden: zie het hatelijk-grijnzende zelfportret van den ouden Rembrandt, in München), maar omdat de kans bestaat, dat een rebelsch, rusteloos-onrustig, splijtend en bijtend temperament zichzèlf bijt - en splijt. Wichman loopt deze kans; een kans, die herhaalde malen werkelijkheid wordt, en zijn werk bederft, ook in de Idealisten; maar: enkele andere keeren zijn alle tegendraadsche elementen (en dat zegt wat!) in hem niet in staat het ééne atoom van de overzij naar de (andere) overzijde te helpen, en dan ontstaat, ook onder deze Idealisten, een kunstwerk. Ik grijp even terug: herinneren deze litho's niet aan de (destijds volgens W.-zelf onverschillige) houtsnee-caricaturen: de Comediant, de Hollandsche Maeceen... en verder: aan de latere litho's (van '18 en '19, ongeveer)? zouden deze beide elementen zelfs de samenstellende factoren niet zijn geweest van de Idealisten, en de maker, van nu dus tòch hetzelfde duveltje uit hetzelfde doosje...
Onbegrijplijkerwijs ontbreekt in deze map het zelfportret van den schilder. Of is iemand, die van Holland
nicht diesen Mund voll Luft
(nur dieses Glas voll Schnaps
und diese Hand voll Geld)
wil hebben, en nochtans deze uitgave... waagt, niet de onpractische practische-Idealist bij uitnemendheid? Het zou echter voor Holland niet oneervol zijn, indien het deze cheque (deze goed-verzorgde portefeuille...)