van mijn bergtochten in een afgrond verdwijnen, vreemde handen de beminde en vereerde voorwerpen zullen aanvatten, waarvan zij de uiterlijke pracht misschien, maar de innerlijke macht van traditie en jeugdherinneringen nooit kunnen zien. Geloof mij, het is een ontzettende last, gehecht te zijn aan die schijn-doode voorwerpen!
Hij zag melancholisch zijnen vriend aan, als vragend om raad. Totdat deze verwonderd sprak: Maar.. maar wat wil je dan?
Alles, alles van mij weg doen! hernam hij met vermoeid gebaar. De heele santekraam naar Frederik Muller op de auctie sturen. Geen zorgen meer over het lot van al dat fraais!
Je praat als een rampzalig coelibatair, zeide zijn gast, kalm glimlachend naar hem opziende. Wil je dan in monsterachtige huurkamers gaan wonen? Of in een ton, als Diogenes?
Ik wil vrij zijn, zonder banden, was zijn antwoord. Het leven is kort, en het hechten aan de schoone kleinoodiën maakt eens het scheiden des te zwaarder. En waartoe hebben we dat alles? Hebben wij 't noodig?
Ach, noodig! zei de ander, terwijl zijn oog de vlammen volgde van het vuur. Vraag dan of het heele leven noodig is!
Het leven wel, hernam de gastheer, met rustiger overtuiging. Het leven zelf wel, maar niet de lieflijke voorwerpen en gerieflijkheden van iederen dag. Denk aan Diogenes! Hij was, naar mijn bescheiden meening, de grootste wijze der oude en nieuwe tijden, hij was grooter dan Alexander de Groote die hem den schoonen zonneschijn benam, hij was wijzer dan Socrates...
Maar de gastvriend viel den gastheer in de rede: Weet je wel, wat Socrates hem eens toeriep?
Wat dan?
Dat zijn ijdelheid door de gaten van zijn lompen loerde!
Was Diogenes ijdel?
De ijdelheid van het ijdelheidslooze! Het schijnleven van den schijn-hatenden cynicus!
Ik begrijp je niet. Mij waren zijn daden sinds lang de uitingen van een ideaal ziele-bestaan, verwant aan dat der ascetische stylieten en anachoreten uit de eerste Christelijke eeuwen. Langzamerhand minder en minder van de wereldsche dingen bezitten, al geringer behoeften voelen, eindigen met vrij langs de wegen te gaan, terwijl geen stemmen van