De Gids. Jaargang 74(1910)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 385] [p. 385] De blinde dichter. Aan W.L. Penning Jr., op zijn zeventigsten jaardag, 10 November 1910. Altijd zal ik uw blinde beeld bewaren, Jeugdige grijsaard, die mijn oude jeugd Met uwe teng're sterkte hebt verheugd En met uw rust mijne onrust deedt bedaren. Een fijne blos verjongde uw strakke kaak, Uw maag're, roode hand koelde in de mijne; Toen, frisch als blos en vingerdruk, ging schijnen 't Licht uwer vroolijkë en vrome spraak. Wij zaten, vreemden, en alleen zaagt gij Mijn stem, die schromend tot u uit kwam breken; Maar 't gloorde een glimm'ring door 't vertrouw'lijk spreken En - o schoone ochtend! - vrienden, scheidden wij! Doch 't allerschoonst zal mij d'erinn'ring blijven, Hoe, blinde, gij mij vóórgingt naar beneên, Dë armen los neêrhangend langs u heen, Geheven 't blinde hoofd, rechtop van lijve! [pagina 386] [p. 386] Zoo schreedt gë onbezorgd de steilte omlaag, Gansch aarzelloos en zonder steun noch tasten. Zoo schrijdt uw ziel met hare zware lasten Stil door den schemer tot de laatste Vraag. Gij scheent m' een Wonder, oude, blinde Vriend, Als die het vuur doorwaadden zonder vreezen, Naar wij het in de Heil'ge Boeken lezen; Gij waart m' een Teeken: ik was blind, gij ziend! Zóó worde uw beeld een vóórbeeld den vervaarden, Die, ziende, deinzen voor huns levens graf: - De blinde Dichter, gaand de treden af Met kalm gelaat, waarlangs een zónstraal waarde... 4 Nov. 1910. Carel Scharten. Vorige Volgende