Matthijs twee zulke bewonderenswaardige dingen schilderde, (één in de verzameling-Mesdag) was als voorwerp van studie speciaal voor Willem gekocht.
Behalve dan van de vingerwijzingen van Jacob en Matthijs, genoot hij (alleen 's avonds) nog van het onderwijs op de teekenklas van de Haagsche Academie, terwijl hij buitendien eenigszins adviezen kreeg van den koeienschilder Pieter Stortenbeker.
Maar toen, nadat zij vóór dien al in Antwerpen gestudeerd hadden, Jacob in 1865 en Matthijs in 1869 naar Parijs trokken, dacht Willem er niet aan om hen te volgen. Het eenvoudige schoon, dat hij al zoo vroeg langs den gewonen weg gevonden had, het frissche en fijne schoon van Hollands slootkanten, scheen voor hem heel de wereld te zijn. ‘Gij zult,’ zoo had hij Samuel van Hoogstraeten kunnen nazeggen, ‘in 't vaderlant zoo veel aerdicheit, zoo veel zoeticheit, en zoo veel waerdicheit vinden, dat, als gij 't eens wel gesmaecht had, gij u leeven te kort zoud keuren, om alles wel uit te beelden.’ Het was alsof hij dadelijker en duidelijker dan zijn wijder begaafde broeders, één ding vóór zich zag, en alsof hij dat ééne ding altijd weer zou willen schilderen, altijd rijper, levender, volkomener.
Er schuilt in zulk een hardnekkig zich bepalen bij voortdurend hetzelfde probleem iets dat, meenen wij, te vaak verkeerd wordt aangekeken. Men wil er gaarne eenzijdigheid of zelfs armoede van geest in zien. Ten onrechte veelal. Degas wees een bezoeker op een teekening van een hand door Ingres. ‘Let op die nagels,’ zei hij, ‘en zie eens hoe die zijn aangegeven.’ ‘Dat is mijn opvatting van een genie,’ zoo ging hij voort: ‘een man, die een hand zoo aanbiddelijk, zoo schoon, en zoo moeielijk weer te geven vindt, dat hij gezind is zich zijn heele leven op te sluiten, niets anders doende dan nagels teekenen.’ De half paradoxale uiting heeft hare waarde tegenover de heerschende bewondering voor zulke veelomvattendheid, als somtijds saamgaat met zeker onvermogen tot dieper schouwen. En ongetwijfeld ligt er iets verheffends in, een gerijpt man, in heel den strijd om zijn kunst, trouw te zien blijven aan dat ééne, waar hij reeds als jongeling zijn liefde aan had geschonken.
Spoedig zijn weg gekozen als hij had, openbaarde zich in