wat meer ‘geavanceerd’ zijn dan die van onze koudere landstreken.
Een treffende schets (Mademoiselle) is die waarin Frapié ons vertelt van het mooie meisje van adellijken huize, Raphaële de Voilaine, dat, tengevolge van geldelijken achteruitgang van hare ouders, bij het onderwijs een onderkomen zoekt en, met de bewaarschool beginnend, dit kindervolkje uit de armeluis-buurt zoo ‘schilderachtig’ vindt. Als zij dan aan de grooten van acht tot tien jaar een opstel moet opgeven, kiest zij, zich haar eigen schooltijd herinnerend, tot onderwerp: ‘Vertel eens welke dag wel de mooiste van uw leven geweest is.’ Maar, wanneer zij dan de opstellen te lezen krijgt en ziet, hoe de eene de gelukkigste dag vond toen zij haar been had gebroken en toen in het gasthuis in een echt bed met lakens en een kussen kwam te liggen, waar zij 's nachts niet wakker werd van de kou, in het gasthuis waar zij niet werd geslagen...., en hoe een ander, die heel braaf wil doen, schrijft: ‘Le plus beau jour a été quand on a mis papa en prison, car vraiment c'était pour son bien,’ - dan krijgt zij een kijk in al de ellende van het volkje te midden waarvan het lot haar geplaatst heeft, die haar tot een ander mensch maakt. Zij voelt zich tot die kinderen aangetrokken, stelt zich met hen in telkens inniger verbinding, en wordt eindelijk de vraagbaak en de toevlucht van de moeders en kinderen uit de geheele buurt. ‘Pour tout résumer, dès qu'une maman ou un enfant est malade, on pense à Raphaële comme à une parente qu'il faut appeler. Quand elle arrive, on dit bonnement: “C'est Mademoiselle!” et l'on sourit sans presque se déranger, tellement déjà elle était là avant d'entrer.’
En hoe menschkundig is Frapié's opmerking omtrent den zedelijk en lichamelijk zieken Clément, wien in zijn leven één ding steeds had ontbroken: de gelegenheid om goed te doen! ‘Niemand had hem ooit een dienst gevraagd, hij wist niet wat het voor een indruk maakte, iemand te helpen. Hij was slecht, niet enkel “par manque d'usage de la bonté”, maar vooral omdat iedereen hem had toegeroepen dat hij slecht was. Hoeveel kinderen blijven ondeugend voornamelijk omdat men hen zonder ophouden voor kwaje rakkers uitmaakt!’
In den regel bekijkt en beschrijft Frapié de dingen van het leven ‘en leur naturel’, of zooals hij het ook noemt ‘sans littérature’, want ‘literatuur’ geeft volgens hem, maar nuttelooze complicaties. Buiten een beetje ‘literatuur’ schijnt hij toch niet altijd te kunnen. Dan wordt het sentiment sentimentaliteit. Maar dat neemt men gaarne op den koop toe, waar voor het overige in dit boek zooveel zuiver gevoel te genieten valt.
v.H.