indruischt, weder op te vatten. De toon in Engeland is dan ook zeer gedempt; de bepalingen van het verdrag zijn niet van dien aard, dat men er met schijn van recht eenige publieke aanmerking op kan maken, en zelfs brengt de oogenblikkelijke verhouding zoowel tot Japan als tot Rusland mede, dat men de beide ‘vrienden van Engeland’ met hun onderlinge toenadering geluk moet wenschen; maar het gaat niet van harte.
Niet onwaarschijnlijk zal deze wending der Oost-Aziatische verhoudingen de banden tusschen Engeland en de Vereenigde Staten al wederom nauwer doen toehalen. Deze beide mogendheden zijn in het geval, het met de integriteit van China het ernstigst te meenen: de ‘open deur’ blijft immers vooral, hopen zij, voor hun goederen open. China merkt goed op wat er gebeurt en solliciteert naar een Amerikaansche leening om de middelen te krijgen tot een effectieve legerhervorming.
Sluit de gebeurtenis ook in dat er spoedig Balkanpolitiek aan de Newa zal worden gemaakt en wij een nieuw diplomatisch tweegevecht Aehrenthal-Iswolski te wachten hebben? Iswolski, de dupe van 1908, heeft een nederlaag te wreken.....
De rede van Asquith over de Duitsch-Engelsche vlootconcurrentie heeft in Duitschland een goeden indruk gemaakt. Nog nooit was, van zoo hooge plaats, in Engeland zoo ondubbelzinnig erkend dat Duitschland, als groote handelsmacht en als koloniale macht, het recht heeft er een eigen vlootpolitiek op na te houden en deze door te zetten, zonder dat men daarin per se eene helsche bedreiging tegen Engeland heeft te zien. De Duitschers zijn in dit opzicht door Engelsche ministers niet verwend. Iets is dus gewonnen, doch nog maar heel weinig. Immers Asquith ging voort: ook wij hebben natuurlijk onze vlootpolitiek naar eigen belang te bepalen, zonder dat Duitschland zich daarvan iets behoeft aan te trekken. Op deze wijze voortgaande, zouden beide natiën aan het bouwen kunnen blijven, onder de leus van het enkel ter beveiliging van eigen belangen te doen. Vrage, laat zich, nu de wedloop reeds zóó lang is volgehouden, geen sterkteverhouding bepalen en vastleggen die door beiden bevredigend kan worden geacht? Engeland, verzekert Asquith, heeft nogmaals deze vraag aan Duitschland gesteld, en ten antwoord bekomen dat