trekkelijkheid bezit. Er zijn tooneelen in, die naast de beste uit de dramatische wereldletterkunde gesteld kunnen worden: ik noem het tooneel van de schouderweren en van het zich daarbij aansluitend nachtelijk hoffeestje - dat, jammer genoeg, bij de vertooning van 7 Mei niet voldoende tot zijn recht kwam -, en in het laatste bedrijf, de afstraffing van Van Huisde door de Koningin, een tooneel dat de meesterlijk geschakeerde dictie van mevrouw Tartaud - Klein en haar voornaam, hoogst gedistingeerd spel tot een stukje hooge kunst maakten.
En wat zijn die tooneeltjes van de onvoltooide Aleid, al kunnen zij, door dat het slechts fragmenten zijn, niet die spanning wekken welke men van een voltooid stuk verwacht, kostelijke stukken echt blijspel. ‘Geen tooneel,’ heeft er een gezegd en hebben anderen nagepraat. En ik, die, onder het genieten van deze levendige tafereeltjes, door mevrouw Tartaud vooral, maar ook door hare medespelers, met geest en gratie vertolkt, voortdurend dacht: wat heeft Multatuli hier den echten blijspeltoon weten te treffen en wat ‘doen’ al die tooneeltjes het op de planken! Wel jammer is het dat hij dit blijspel, dat hem jaren achtereen obsedeerde, niet heeft kunnen voltooien. Maar hoe weinig ziet men het deze fragmenten aan, dat zij hem zooveel moeite hebben gekost. Een bewijs dat ze wel degelijk ‘tooneel’ zijn, is dat zeer velen, op wie Aleid, bij het lezen, geen indruk gemaakt had, verrast waren, toen dit alles op de planken kleur en leven voor hen kreeg.
Nu de Multatuli-herdenking als gedachtenisviering zoo goed is geslaagd, moge ditzelfde succes ten deel vallen aan de blijvende hulde welke men daaraan wenscht vast te knoopen: aan het Max Havelaarfonds, dat de bevordering beoogt van de stoffelijke en geestelijke verheffing van Insulinde, o.a. door het verleenen van steun aan inlanders van goeden aanleg en het ijveren voor verbeteringen op maatschappelijk gebied.
Zoo zullen wij aan het nageslacht de plaats kunnen wijzen waar Multatuli gezaaid heeft.
v.H.