De Gids. Jaargang 74(1910)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 375] [p. 375] Beiaard-concert. Nu lijkt het reitje een kloostertuin waar zwarte vijvers rillen, en oude linden, kruin aan kruin, zoetrokig ritseltrillen. In effen lucht hangt koud de maan, en schaarsche sterren glimmen. Dofbruin op avondpurper staan de dak- en gevelschimmen. Hoog, albeheerschend, rank schoon stomp, met kant omsluierd, donkert de zwaar-omschoorde torenromp waarin een lichtoog flonkert. Bing, bang!... Twee tonen, vol en rond, gaan door de fluisterstilte, warme ademtocht uit klokkenmond in huivrige avondkilte. Nog ronkt het uit,... daar steigert zwaar, door gaten en door spuien, een felle bortelende baar van moll'ge bronsgeluien. [pagina 376] [p. 376] En baren stuwen baren meê, 't slacht raatlen, stormen, loeien, het zwelt tot ééne klankenzee wier waatren ver vervloeien, maar 't klotst weer aan, de ruimte door, en dondert, zwalpend, deinend, een wilde hymne, een machtig koor, een klaaglied, dof en schrijnend. Nog één akkoord, met vaste vuist het speeltuig barsch ontwrongen..., nu is 't of belgerinkel ruischt, of klare vooglen zongen. En stijgend, stijgend, klinkt het uit, ter hoogste hoogte wanklend, tot hel een laatste vuurpijl spuit, zacht berstend henenspranklend. * * * Was 't droom?... Weer lijkt het reitje een tuin waar zwarte vijvers rillen, en oude linden, kruin aan kruin, zoetrokig ritseltrillen. Herman Baccaert. Vorige Volgende